KOPER
(brons).
Een zacht, pletbaar metaal dat zich gemakkelijk tot vele vormen laat bewerken. Er is geen bewijs voor dat men in de oudheid een geheime methode voor het harden van zuiver koper door tempering had, maar wel was bekend dat men de snede van werktuigen eenvoudig door koudhameren kon harden. Wanneer koper met andere metalen wordt gelegeerd, neemt zijn hardheid enorm toe. Eén zo’n legering is brons, tinhoudend koper (vondsten uit de oudheid bevatten 2 tot 18 procent tin). Met koper wordt meestal een koperlegering bedoeld. — 1 Kor. 13:1.
Gedegen koper kwam slechts zelden voor; metaalhoudende ertsen, die uit oxiden, carbonaten of sulfiden bestonden, moesten gesmolten worden om het metallische koper te kunnen verkrijgen. Kopermijnen zijn gevonden in de Wadi el-Araba, dat dorre deel van de Jordaanslenk dat zich uitstrekt vanaf het Z. van de Dode Zee tot de Golf van Akaba, aan het oostelijke einde van de Rode Zee (Job 28:2-4). Salomo exploiteerde de koperafzettingen bij Sukkoth in het eigenlijke Palestina, waarvan Mozes in zijn beschrijving van het Beloofde Land melding maakte (Deut. 8:9). Daar werd in grote stijl allerlei koperen gerei in lemen vormen gegoten (1 Kon. 7:14-46; 2 Kron. 4:1-18). Koper werd in overvloed aangetroffen op Cyprus. De bijbel noemt ook Javan, Tubal en Mesach als vindplaatsen van koper. — Ezech. 27:13.
Koper en koperlegeringen konden op veel verschillende en praktische manieren worden gebruikt. Als een van de oudst bekende metalen werd koper door Tubal-Kaïn vóór de vloed van Noachs dagen gebruikt om er werktuigen van te smeden (Gen. 4:22). Tot de huishoudelijke voorwerpen en het gerei van het heiligdom behoorden potten, bekkens, pannen, schoppen en vorken (Ex. 38:3; Lev. 6:28; Jer. 52:18). Koper werd gebruikt voor de vervaardiging van deuren, poorten, zuilen en muziekinstrumenten (2 Kon. 25:13; 1 Kron. 15:19; Ps. 107:16; Jes. 45:2); maliënkolders, helmen, schilden, wapens en boeien (1 Sam. 17:5, 6, 38; 2 Sam. 22:35; 2 Kon. 25:7; 2 Kron. 12:10). Het metaal werd ook gebruikt voor de vervaardiging van afgoden (Openb. 9:20). In de dagen van Jezus waren koperen munten in omloop (Matth. 10:9). In de Schrift wordt koper ook in figuurlijke of symbolische zin gebruikt. — Lev. 26:19; Job 6:12; Jes. 48:4; 60:17; Jer. 1:18; Ezech. 1:7; Dan. 2:32; Openb. 1:15; 2:18.