POMPOEN.
Het met „wilde pompoenen” vertaalde Hebreeuwse woord paq·qoe·‛othʹ komt in de bijbel slechts eenmaal voor, en wel in verband met een voorval dat zich in de dagen van Elisa tijdens een hongersnood voordeed. Deze pompoenen kunnen de giftige vruchten van de kolokwint (Citrullus colocynthis) geweest zijn. — 2 Kon. 4:38-41.
De pompoenvormige ornamenten (Hebreeuws: peqa·‛imʹ) die de gegoten zee en de cederhouten lambrizering in Salomo’s tempel versierden, waren misschien rond zoals de vrucht van de kolokwint. — 1 Kon. 6:18; 7:24; 2 Kron. 4:3.