HEN
[Grieks: orʹnis].
In de Hebreeuwse Geschriften wordt de tamme hen of kip niet genoemd, maar in de christelijke Griekse Geschriften wordt gewag gemaakt van hanegekraai (Matth. 26:34), en Jezus Christus zei dat hij de onontvankelijke inwoners van Jeruzalem wilde vergaderen zoals een hen haar kuikens onder haar beschermende vleugels vergadert (Matth. 23:37; Luk. 13:34). Het in dit geval gebruikte Griekse woord (orʹnis) is een soortnaam en kan dus op elke vogel, in het wild levend of tam, betrekking hebben. Maar in het Attische Grieks werd er gewoonlijk een hen mee bedoeld, want kippen waren het meest voorkomende en nuttigste pluimvee. Jezus’ verwijzing naar een zoon die zijn vader om een ei vraagt (Luk. 11:11, 12), geeft te kennen dat de kip destijds in Palestina algemeen bekend was.