Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 650
  • Horiet

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Horiet
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • CHOERRIETEN
  • Horiet
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Hevieten
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Hevieten
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Seïr
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 650

HORIET

(Hori̱e̱t).

Een volk dat in de tijd van de patriarchen in het gebergte van Seïr woonde. De Horieten worden in de bijbel „de zonen van Seïr, de Horiet” genoemd (Gen. 36:20, 21, 29, 30). De Edomieten „hebben hen voorts uit hun bezit verdreven en hen van voor hun aangezicht verdelgd en zijn toen in hun plaats gaan wonen”. — Deut. 2:12, 22.

In Genesis 36:2 wordt de grootvader van een van Esau’s vrouwen, in de masoretische tekst „de Heviet Zibeon” genoemd. In de verzen 20 en 24 wordt hij echter als een nakomeling van Seïr, de Horiet, aangeduid. Er zijn twee mogelijkheden om deze schijnbare tegenstrijdigheid op te lossen. Eén mogelijkheid is dat de aanduiding „Horiet” is afgeleid van het Hebreeuwse woord hōr, „grot” of „hol”, en eenvoudig „holbewoner” betekent. Dan zou Zibeon een Heviet zijn geweest. Het zou ook zo kunnen zijn dat een afschrijver de Hebreeuwse letters rēsj (ר) en waw (ו), die erg veel op elkaar lijken, heeft verwisseld. Dit zou verklaren waarom er in Genesis 36:2 „Heviet” in plaats van „Horiet” staat. De laatste verklaring lijkt aannemelijker, want de Horieten, die oorspronkelijk in het land Seïr woonden, schijnen een ander volk geweest te zijn dan de Hevieten, die volgens de bijbel voornamelijk in het Libanongebergte woonden, terwijl één groep, de Gibeonieten, steden in de nabijheid van Jeruzalem bewoonde. — 2 Sam. 24:7; Joz. 9:17.

CHOERRIETEN

Veel hedendaagse geleerden zijn thans van mening dat de Horieten in werkelijkheid een volk zijn dat zij de „Choerrieten” noemen. Deze opvatting berust voornamelijk op taalwetenschappelijke overeenkomsten, vooral overeenkomsten in eigennamen, op tabletten die men onlangs heeft gevonden in een uitgestrekt gebied dat gedeelten van het huidige Turkije, Syrië en Palestina omvat. Daarom gelooft men dat de „Choerrieten” mettertijd Horieten werden genoemd. Gelieve echter het commentaar te beschouwen van E. A. Speiser in The World History of the Jewish People. Allereerst brengt hij het volgende argument naar voren:

„Bovendien bleken ook de bijbelse Jebusieten verkapte Choerrieten te zijn. Zij waren buitenlanders (Recht. 19:12), een omschrijving die door de Jebusitische persoonsnaam Awarnah (II Sam. 24:16, Kethib) wordt bevestigd. In de 14de eeuw regeerde in Jeruzalem (Jebus) een heerser wiens naam het als Choerritisch gestaafde element Hepa bevatte. Derhalve waren zowel de Jebusieten als de Hevieten — twee van de uitdrukkelijk genoemde pre-Israëlitische volken — slechts onderafdelingen van de wijdverbreide Choerritische groep. . . . ” Maar dan voegt hij eraan toe:

„De bovenstaande conclusie moet echter thans in één belangrijk aspect gewijzigd worden. De vereiste wijziging doet in het geheel geen afbreuk aan de positie van de plaatselijke Choerrieten in vroege bijbelse tijden; ze heeft echter wel invloed op de automatische vereenzelviging van de Choerrieten met de Horieten. . . . er bestaat geen enkele archeologische aanwijzing voor een Choerritische nederzetting in Edom of Transjordanië. Daaruit volgt dat de bijbelse uitdrukking Hōrî — ongeveer net zoals ’Kusch’ — eens gebruikt moet zijn in twee afzonderlijke betekenissen, die niet met elkaar in verband stonden.” — Blz. 159.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen