Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 621-622
  • Hevieten

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hevieten
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HEVIETEN EN HORIETEN
  • Hevieten
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Horiet
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Horiet
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Kanaän, Kanaäniet
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 621-622

HEVIETEN

(Hevi̱e̱ten).

Een volk dat van Kanaän, de zoon van Cham, afstamde (Gen. 10:6, 15, 17; 1 Kron. 1:13, 15). In de dagen van de patriarch Jakob bewoonden de Hevieten de stad Sichem. Onder aanvoering van Simeon en Levi doodden de zonen van Jakob alle mannelijke inwoners en plunderden de stad, omdat Sichem, de zoon van de overste Hemor, hun zuster Dina had onteerd. — Gen. 34:1-29.

Toen Israël het Beloofde Land binnentrok, behoorden de Hevieten tot de zeven Kanaänitische natiën die God — zoals hij beloofd had — van voor hun aangezicht zou verdrijven (Ex. 3:8, 17; 13:5; 23:23, 28; 33:2; 34:11). Over deze natiën werd gezegd dat ze volkrijker en machtiger waren dan Israël. Mozes gebood de Israëlieten ze vanwege hun verfoeilijke praktijken en hun heidense goden aan de vernietiging prijs te geven en na de inneming van hun steden niemand in leven te laten. Anders zouden de Kanaänieten tot een valstrik worden, zodat Israël zich Gods misnoegen op de hals zou halen. — Lev. 18:27, 28; Deut. 18:9-13; 20:15-18.

De bijbel bericht dat Jozua de steden van die natiën volledig verwoestte (Joz. hfdst. 10, 11). Onder de stammen die aan het verzoek van Jabin, de koning van Hazor, gehoor gaven en zich bij de Kanaänitische koningen in hun strijd tegen Jozua aansloten, bevonden zich Hevieten die „aan de voet van de Hermon in het land Mizpa” woonden (Joz. 11:1-3). De Hevieten worden onder de stammen genoemd die tegen Israël streden en de nederlaag leden (Joz. 9:1, 2; 12:7, 8; 24:11). Er was echter één groep Hevieten die gespaard werd (Joz. 9:3, 7). Dit waren de Gibeonieten, die klaarblijkelijk nog drie andere Hevitische steden vertegenwoordigden. Zij waren de enigen die Jehovah vreesden en erkenden dat hij voor Israël streed. Door een list gelukte het hun een verbond met de leiders van Israël te sluiten en daarom doodden de Israëlieten hen niet, maar maakten zij hen tot hun knechten (Joz. 9:1-15, 24-27). Dit is één voorbeeld van de wijze waarop de vloek die Noach over Kanaän uitsprak, in vervulling ging, want ofschoon de Gibeonieten en hun metgezellen niet werden vernietigd, werden zij wel slaven van de Semieten. — Gen. 9:25-27.

Na Jozua’s dood bleven de Israëlieten in gebreke de Kanaänitische natiën volledig te verdrijven, zoals God geboden had; ja, zij gingen zelfs echtverbintenissen met hen aan. Daarom zegt het bijbelse verslag: „Dit nu zijn de natiën die Jehovah liet blijven, om door hen Israël op de proef te stellen, . . . De vijf asvorsten der Filistijnen, en alle Kanaänieten, ook de Sidoniërs en de Hevieten die het gebergte Libanon bewonen van de berg Baäl-Hermon af tot aan de toegang van Hamath. . . . en zij [de Israëlieten] gingen hun goden dienen.” — Recht. 3:1-6.

Zoals uit deze passage blijkt, bewoonden de Hevieten het Libanongebergte helemaal tot aan de noordgrens van het Beloofde Land (Num. 34:8; Joz. 11:1, 3). Toen Joab en zijn mannen op bevel van koning David een volkstelling hielden, „kwamen zij aan de vesting Tyrus en alle steden van de Hevieten” (2 Sam. 24:7). Tyrus lag blijkbaar net onder de zuidgrens van het gebied der Hevieten.

In het verloop van zijn nationale bouwprogramma maakte Salomo Kanaänieten, met inbegrip van Hevieten, tot dwangarbeiders en stelde Israëlitische opzichters over hen aan. Dit vormde een verdere vervulling van de profetische vloek die Noach over Kanaän had uitgesproken. — 1 Kon. 9:20-23; 2 Kron. 8:7-10.

HEVIETEN EN HORIETEN

In Genesis 36:2 wordt Zibeon, de grootvader van een van Esau’s vrouwen, een Heviet genoemd. Maar de verzen 20 en 24 vermelden hem als een nakomeling van Seïr, de Horiet. Het is mogelijk dat een afschrijver de Hebreeuwse letters resj (ר) en waw (ו), die veel op elkaar lijken, in Genesis 36:2 heeft verwisseld. Daarom moet men in vers 2 misschien „de Horiet Zibeon” lezen.

Anderzijds kan de benaming „Horiet” afgeleid zijn van het Hebreeuwse woord hōr, („grot” of „hol”) en eenvoudig „holbewoner” betekenen. In dat geval zou er geen enkele tegenstrijdigheid tussen de tekst in Genesis 36:2 en de verzen 20 en 24 bestaan. Toch schijnt het aannemelijker dat de Horieten een afzonderlijke natie waren. — Zie HORIET.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen