Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 711
  • Jafeth

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jafeth
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Jafeth
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Sem
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Sem
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Tiras
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 711

JAFETH

(Ja̱feth) [hij make wijd].

Een zoon van Noach en de broer van Sem en Cham. Hoewel Jafeth gewoonlijk het laatst wordt genoemd, schijnt hij de oudste van de drie zonen te zijn geweest, aangezien de Hebreeuwse tekst van Genesis 10:21 naar Jafeth als de oudste verwijst (NW). Volgens sommige vertalers zou de Hebreeuwse tekst hier evenwel naar Sem verwijzen als de oudste broer van Jafeth (WV; LV; GNB). Beschouwt men Jafeth als Noachs oudste zoon, dan viel de tijd van zijn geboorte rond het jaar 2470 v.G.T. — Gen. 5:32.

Jafeth en zijn vrouw behoorden tot de acht personen die in de ark de Vloed overleefden (Gen. 7:13; 1 Petr. 3:20). Zij bleven tot na de Vloed kinderloos en brachten daarna zeven zonen voort: Gomer, Magog, Madai, Javan, Tubal, Mesech en Tiras (Gen. 10:1, 2; 1 Kron. 1:5). Deze zonen en ook enige kleinzonen zijn degenen uit wie „de bevolking van de eilanden der natiën [kustlanden der volken, PC] zich in hun landen [heeft] verspreid, elk naar zijn taal, naar hun families, volgens hun natiën” (Gen. 10:3-5; 1 Kron. 1:6, 7). Historisch gezien was Jafeth de stamvader van de Arische of Indo-europese (Indogermaanse) tak van de menselijke familie. De namen van zijn zonen en kleinzonen worden in oude historische teksten aangetroffen en hebben dan betrekking op volken en stammen die hoofdzakelijk ten N. en W. van de Vruchtbare Halvemaan woonden. Naar het schijnt, verspreidden zij zich vanaf de Kaukasus in oostelijke richting naar Centraal-Azië en westwaarts via Klein-Azië naar de eilanden en kustlanden van Europa, wellicht zelfs naar Spanje. In Arabische overleveringen wordt beweerd dat een van de zonen van Jafeth tevens de stamvader van de Chinese volken was.

Als gevolg van het respectvolle optreden van Jafeth samen met zijn broer Sem toen hun vader dronken was, ontving Jafeth zijn vaders zegen (Gen. 9:20-27). Hierin deed Noach het verzoek: „Moge God overvloedig ruimte [Hebreeuws: jaft] schenken aan Jafeth.” Deze Hebreeuwse uitdrukking is klaarblijkelijk van hetzelfde grondwoord afgeleid als de naam Jafeth (Hebreeuws: Jeʹfeth) en schijnt aan te duiden dat de betekenis van de naam Jafeth letterlijk in vervulling zou gaan en dat Jafeths nakomelingen zich over een wijd gebied zouden verspreiden. De uitdrukking „moge hij verblijven in de tenten van Sem” zou er volgens sommigen op wijzen dat er vreedzame betrekkingen zouden bestaan tussen de Jafethieten en de Semieten. Aangezien de geschiedenis niet speciaal op zulke vreedzame kameraadschappelijke omgang wijst, is het veeleer aannemelijk dat deze uitdrukking in profetische relatie staat tot Gods latere belofte aan Sems nakomelingen Abraham, Isaäk en Jakob, dat in hun „zaad” alle families der aarde (ook die van Jafeth afstammen) gezegend zouden worden (Gen. 22:15-18; 26:3, 4; 28:10, 13, 14; vergelijk Handelingen 10:34-36; Galaten 3:28, 29). Dat Kanaän ook de Jafethieten ’tot slaaf zou worden’, vindt zijn vervulling in de overheersing van het land Kanaän (Palestina) door het Medo-Perzische Rijk (een Jafethitische macht) en in de latere veroveringen door de Grieken en Romeinen, die ook de versterkte Kanaänitische steden Tyrus en Sidon innamen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen