Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 882-883
  • Kedar

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Kedar
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Kedar
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Gesem
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Nebajoth
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • De vervulling van Gods Woord is zeker
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 882-883

KEDAR

(Ke̱dar) [misschien: machtig, zwartachtig of in zwarte tenten wonend].

Een Arabische stam die van Ismaëls zoon Kedar afstamde en tot „de zonen van het Oosten” werd gerekend. Hun land heet eveneens Kedar (Jer. 2:10; 49:28, 29). De Kedarieten, een nomadisch herdersvolk met kudden schapen, geiten en kamelen (Jes. 60:7; Jer. 49:28, 29), woonden klaarblijkelijk in de Syrisch-Arabische woestijn ten O. van Palestina, in het noordwestelijke deel van het Arabische schiereiland. De vermelding van „de nederzettingen die Kedar bewoont” (Jes. 42:11), kan betrekking hebben op tijdelijke kampementen, maar kan er ook op duiden dat een deel van hen zich min of meer blijvend had gevestigd. Misschien vanwege de belangrijke plaats die zij onder de Arabische stammen innamen, is men de naam Kedar in later tijden voor woestijnstammen in het algemeen gaan gebruiken. In de targoems en in rabbijnse literatuur wordt Arabië zelf soms „Kedar” genoemd.

Het Sulammitische meisje uit het Hooglied vergeleek haar zwartachtige uiterlijk met de „tenten van Kedar” (Hoogl. 1:5, 6; vergelijk Psalm 120:5), die waarschijnlijk van zwart geitehaar waren gemaakt, zoals dat ook nu nog het geval is met de tenten van veel bedoeïenen. Ezechiëls profetie noemt de „oversten van Kedar” samen met de Arabieren als kooplieden in mannetjeslammeren, rammen en bokken voor de handelsstad Tyrus. — Ezech. 27:21.

Ten tijde van de Assyrische overheersing in het Midden-Oosten voorzei de profeet Jesaja dat Kedars heerlijkheid plotseling zou vergaan en er van zijn sterke boogschutters slechts weinigen zouden overblijven (Jes. 21:16, 17). De Kedarieten zijn kennelijk de Qidri of Qadri die in Assyrische verslagen van krijgstochten worden vermeld. De Assyrische koning Assoerbanipal noemt hen in een beschrijving van een veldtocht in één adem met de Aribi (Arabieren) en de Nebajoth (vergelijk Jesaja 60:7) en pocht over de ezels, kamelen en schapen die hij op hen heeft buitgemaakt.

Later werd Kedar door Nebukadnezar, de koning van Babylon, verslagen (Jer. 49:28, 29). Op de verovering van Noord-Arabië door deze vorst duidt de Babylonische geschiedschrijver Berossus, die door Josephus wordt aangehaald. — Tegen Apion, I, 19.

Een zilveren schaal (naar men aanneemt uit de 5de eeuw v.G.T.) die te Tell el-Maskhuta in Egypte is gevonden, draagt de Aramese inscriptie: „Qaynu, de zoon van Gesem, koning van Kedar”. De Gesem die in dit geval bedoeld wordt, zou „de Arabier Gesem” kunnen zijn die in de dagen van Nehemia het werk aan de herbouw van de muur van Jeruzalem tegenstond. — Neh. 2:19; 6:1, 2, 6.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen