LEVER.
In de Hebreeuwse Geschriften komt het woord het veelvuldigst voor in verband met de levers van dieren die door de Israëlieten voor het brengen van offers werden bereid (Ex. 29:13, 22; Lev. 3:4, 10, 15; 4:9). Het was „het aanhangsel aan de lever” dat men op het altaar in rook deed opgaan. Het werk Commentaries on the Old Tes-tament, door Keil en Delitzsch, „Pentateuch”, Deel II, blz. 300, beschrijft dit deel van de lever als „het levernet of maagnet, . . . dat bij de scheiding tussen de rechter- en de linkerleverkwab begint en zich enerzijds over de maag en anderzijds tot de nierstreek uitstrekt. . . . Dit kleinere net is teer, hoewel niet zo vetrijk als het grotere net; toch wordt het tot de vette stukken gerekend.” Het wordt in Pentateuch with Rashi’s Commentary, „Leviticus”, blz. 9, als „de beschermende wand (membraan) om de lever” gedefinieerd.
Koning Salomo’s verslag van de onervaren jongeling die bezwijkt voor de verlokkingen van de immorele vrouw, besluit met de woorden: „Plotseling gaat hij haar achterna, . . . totdat een pijl zijn lever openklieft, . . . en hij heeft niet geweten dat zijn eigen ziel ermee gemoeid is” (Spr. 7:21-23). Dit is een zeer passende beschrijving, want artsen hebben ontdekt dat de nietige, kurketrekkerachtige organismen die in verband worden gebracht met de fnuikende, dikwijls dodelijke geslachtsziekte genaamd syfilis, herhaaldelijk in grote aantallen in de levercellen te vinden zijn (hoewel ook in andere weefsels). Dit geldt vooral voor de gevorderde stadia van de ziekte. Evenzo nestelt het organisme (gonokok) dat verantwoordelijk is voor gonorroe (druiper), een andere geslachtsziekte, zich in het membraan dat de lever bekleedt. Hoe uitermate belangrijk de lever voor het leven is, wordt erkend doordat dit levensorgaan zinnebeeldig wordt gebruikt ter afschildering van diepe smart. — Klaagl. 2:11.
Toen koning Nebukadnezar van Babylon leiding zocht in verband met zijn militaire operaties, heeft hij als een vorm van waarzeggerij „de lever bezien”. — Ezech. 21:21; zie WAARZEGGERIJ.