Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1053-1054
  • Mens der wetteloosheid

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Mens der wetteloosheid
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • EEN RELIGIEUZE OPSTAND
  • Een samengestelde „mens”
  • Verraad tegenover God
  • Een belemmering
  • Aan het werk in de dagen der apostelen
  • Geopenbaard
  • Vernietigd
  • Mens der wetteloosheid
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • De vernietiging van de „mens der wetteloosheid”
    Gods duizendjarige koninkrijk is nabij gekomen
  • Waarom zoveel „christelijke” sekten?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
  • Opstand tegen God komt aan het licht
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1053-1054

MENS DER WETTELOOSHEID.

Een uitdrukking die de apostel Paulus in 2 Thessalonicenzen 2:3 gebruikt als hij waarschuwt voor de grote antichristelijke afval die vóór de „dag van Jehovah” zou komen. In het hier gebruikte Griekse woord voor „afval”, a·po·staʹsi·a, ligt meer opgesloten dan slechts een onverschillig terugglijden. Het betekent ontrouw, rebellie, geplande en opzettelijke opstand. In oude papyrusdocumenten werd a·po·staʹsi·a in politieke zin op opstandelingen toegepast.

EEN RELIGIEUZE OPSTAND

De Heer Jezus Christus zelf waarschuwde voor de komst van de afval. In zijn illustratie van de tarwe en het onkruid (Matth. hfdst. 13) zei Jezus dat de Duivel „onkruid”, namaakchristenen, „zonen van de goddeloze”, tussen de „tarwe”, de „zonen van het koninkrijk”, zou zaaien. Dit onkruid zou tot het besluit van het samenstel van dingen blijven bestaan en dan geïdentificeerd en ’verbrand’ worden.

Paulus waarschuwde de christelijke opzieners van Efeze dat er na zijn heengaan „onderdrukkende wolven” bij de ware christenen zouden binnendringen, die de kudde niet teder zouden behandelen maar zouden trachten „de discipelen” achter zich aan te trekken. Zij zouden niet slechts eigen discipelen maken, maar trachten de discipelen, Christus’ discipelen, achter zich te krijgen (Hand. 20:29, 30). Hij schreef in 1 Timotheüs 4:1-3: „De geïnspireerde uitspraak zegt echter uitdrukkelijk dat in latere tijdsperiodes sommigen zullen afvallen van het geloof, omdat zij aandacht schenken aan misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen, door de huichelarij van mensen die leugens spreken, die in hun geweten gebrandmerkt zijn [gevoelloos en afgestompt, zodat zij, hoewel zij huichelachtig leugens spreken, helemaal geen gewetenswroeging hebben], die verbieden te trouwen en gebieden zich te onthouden van spijzen die God heeft geschapen om met dankzegging te worden gebruikt.”

Later schreef Paulus aan Timotheüs: „Er zal een tijdsperiode komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar zich overeenkomstig hun eigen begeerten tal van leraren zullen bijeenbrengen om hun oren te laten kittelen; en zij zullen hun oren van de waarheid afwenden” (2 Tim. 4:3, 4). De apostel Petrus trok een parallel tussen de afval van het christendom en de afval die in het natuurlijke huis van Israël plaatsvond en wees er vervolgens op dat valse leraren de gemeente zouden uitbuiten, maar dat ’hun vernietiging niet sluimerde’. — 2 Petr. 2:1-3.

Een samengestelde „mens”

Deze „mens” uit 2 Thessalonicenzen 2:1-12 is dan ook geen afzonderlijke persoon maar een samengestelde „mens”, een klasse of groep, zoals uit de voorgaande schriftplaatsen blijkt, en deze „mens” zou na de dood van de apostelen en tot in de tijd van de tegenwoordigheid des Heren blijven bestaan.

Verraad tegenover God

De „wetteloosheid” die deze samengestelde afvallige „mens” bedrijft, is wetteloosheid tegenover Jehovah God, de Universele Soeverein. Hij is schuldig aan verraad. Hij wordt de „zoon der vernietiging” genoemd, net als Judas Iskariot, de verrader die de Heer Jezus Christus verried en ertoe bijdroeg dat hij ter dood werd gebracht. Hij zal net als Judas verdelgd worden en voor eeuwig van de aardbodem verdwijnen. Deze „mens” is niet „Babylon de Grote”, die eveneens tegen God strijdt, want dat is een vrouw, een hoer. Daar hij echter in religieus opzicht tegen God opstaat, is hij kennelijk een onderdeel van het mystieke Babylon. — Joh. 17:12; Openb. 17:3, 5.

De „mens der wetteloosheid” verzet zich tegen God en is daarom een tegenstander of een „satan”, welk woord tegenstander betekent. En inderdaad, zijn „tegenwoordigheid . . . is overeenkomstig de werking van Satan” (2 Thess. 2:9). De aard van deze afval is een „mysterie” of heilig geheim, niet vanwege God, maar vanwege de Duivel, die hem graag verborgen zou houden; het is een religieus mysterie (2 Thess. 2:7). Door zijn leugenachtige leringen, welke in strijd zijn met Gods wet of die als het ware opzij schuiven, verheft de „mens der wetteloosheid” zich boven Jehovah God en andere ’goden’, machtigen der aarde, en ook tegen Gods heiligen, de ware geestelijke broeders van Jezus Christus. (Vergelijk 2 Petrus 2:10-13.) Daar hij een huichelaar is, een valse leraar die voorgeeft een christen te zijn, ’gaat hij in de tempel van De God zitten’, alsof hij tot de geestelijke tempel behoort. — 2 Thess. 2:4.

Een belemmering

Paulus spreekt over dat „wat als een belemmering werkt”. Hij had de opzieners van Efeze verteld dat er ’na zijn heengaan’ met wolven te vergelijken mannen zouden binnendringen (Hand. 20:29). Blijkbaar vormden de apostelen dus deze belemmering. Paulus waarschuwde herhaaldelijk voor deze afval, niet alleen hier in Twee Thessalonicenzen, maar ook in zijn brieven aan Timotheüs. En hij gaf Timotheüs de raad om de dingen die hij van Paulus gehoord had, aan getrouwe mensen toe te vertrouwen die bekwaam zouden zijn om anderen te onderwijzen. Hij sprak over de gemeente van de levende God als „een pilaar en ondersteuning van de waarheid”. Hij wilde dat ze zo goed mogelijk opgebouwd en gesterkt werd voordat de grote afval zich zou manifesteren. — 2 Tim. 2:2; 1 Tim. 3:15.

Veel later moest de apostel Johannes in opdracht van Christus schrijven om te waarschuwen voor sekten; hij maakte speciaal melding van de sekte van Nikolaüs en sprak over valse profeten zoals Bileam en over de vrouw Izebel, die zich een profetes noemde. — Openb. 2:6, 14, 15, 20.

Aan het werk in de dagen der apostelen

De apostel Paulus zei dat het mysterie „reeds aan het werk” was (2 Thess. 2:7). Er waren personen die probeerden een valse leer te verbreiden; sommigen van hen stichtten zelfs onrust in de gemeente te Thessalonika, wat er voor hem onder meer aanleiding toe was zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen te schrijven. Toen Johannes zijn brieven schreef, waren er antichristen, en ongetwijfeld ook al eerder. Johannes sprak van het „laatste uur” van de apostolische periode. — 1 Joh. 2:18, 19.

Geopenbaard

Na de dood van de apostelen trad de „mens der wetteloosheid” met zijn religieuze huichelarij en valse leerstellingen in de openbaarheid. Volgens Paulus’ woorden zou deze „mens” onder Satans leiding grote macht verwerven en „elk krachtig werk en leugenachtige tekenen en wonderen” verrichten. Degenen die als de „mens der wetteloosheid” functioneren, degenen die met elkaar deze samengestelde „mens” vormen, zullen vergaan [letterlijk: „zichzelf vernietigen”] „als een vergelding omdat zij de liefde voor de waarheid niet hebben aanvaard, opdat zij gered zouden worden”. De apostel maakt duidelijk dat zij „geloof gaan hechten aan de leugen” en dat zij allen „geoordeeld worden omdat zij de waarheid niet hebben geloofd maar behagen hebben geschept in onrechtvaardigheid” (2 Thess. 2:9-12; zie Kingdom Interlinear Translation). Het oordeel is dan ook een veroordeling en beduidt voor hen de ondergang.

Vernietigd

Deze samengestelde, huichelachtige „mens der wetteloosheid” zal door de Heer Jezus worden weggedaan „door de geest van zijn mond” en worden tenietgedaan „door de manifestatie van zijn tegenwoordigheid”. De verdelging van deze goddeloze tegenstander van God zal een zichtbaar, concreet bewijs zijn dat de Heer Jezus Christus als Rechter optreedt. Hij zal niet richten naar zijn eigen maatstaven, want de vernietiging „door de geest van zijn mond” betekent kennelijk dat Jehovah’s oordeel over deze goddeloze klasse van personen uitgesproken wordt. — 2 Thess. 2:8; vergelijk Openbaring 19:21, waar gewag wordt gemaakt van „het lange zwaard dat uit de mond te voorschijn kwam van degene die op het paard zat”.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen