MENSTRUATIE.
De periodiek optredende, met een bloeding gepaard gaande afstoting van het slijmvlies dat de baarmoederholte bekleedt. Het stamwoord is het Latijnse woord menses, het meervoud van mensis, wat „maand” betekent. De menstruatie van de vrouw is gewoonlijk een maandelijks gebeuren, dat ongeveer elke vier weken plaatsvindt. Bij meisjes treedt de eerste menstruatie gedurende de puberteit op, en normaal gesproken houdt de menstruele cyclus aan tot de menopauze. De maandelijkse bloeding houdt gewoonlijk zo’n drie tot vijf dagen aan.
De Schrift brengt de menstruatie met onreinheid in verband (Lev. 12:2; Ezech. 22:10; 36:17). Een vorm van een verwant Hebreeuws woord (nid·dahʹ) wordt soms met „menstruale onreinheid” weergegeven (Lev. 15:25, 26). Een vorm van een ander Hebreeuws begrip, da·wehʹ, dat de gedachte van een ziekte kan overbrengen (Klaagl. 5:17), wordt in de uitdrukking „menstruerende vrouw” gebruikt (Lev. 15:33; Jes. 30:22). Met de zinsnede „wat voor vrouwen gewoon is”, wordt ook op de menstruatie gedoeld. — Gen. 31:35; zie REIN, REINHEID.