Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w73 1/4 blz. 223-224
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1973
  • Vergelijkbare artikelen
  • Menstruatie
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Menstruatie
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • „Onthoudt het elkaar niet”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1973
w73 1/4 blz. 223-224

Vragen van lezers

● In hoeverre is de joodse wet waarin huwelijksbetrekkingen gedurende de menstruatie van een vrouw worden verboden, op christenen van toepassing? — V.S.

De wet betreffende geslachtsgemeenschap gedurende de menstruatie van een vrouw luidt: „Wanneer een man bij een vrouw ligt gedurende haar menstruatie en hij werkelijk haar naaktheid ontbloot, heeft hij haar bron blootgelegd, en zij heeft de bron van haar bloed ontbloot. Daarom moeten beiden uit het midden van hun volk worden afgesneden” (Lev. 20:18; 18:19, 20). De joodse wet nam ook de mogelijkheid in aanmerking dat een vrouw gedurende de gemeenschap met haar man zou beginnen te menstrueren. De bepaling betreffende deze omstandigheid wordt in Leviticus 15:24 aangetroffen: „Indien een man toch bij haar ligt en haar menstruale onreinheid op hem komt, dan moet hij zeven dagen onrein zijn, en elk bed waarop hij zou gaan liggen, zal onrein zijn.” Dus alleen op voorbedachtelijke gemeenschap gedurende de menstruatie van een vrouw stond de straf dat men werd „afgesneden”, ofte wel werd gedood.

Het verbod op geslachtsgemeenschap gedurende de menstruatie van een vrouw was een zinvolle beperking. Hierdoor werd een man ertegen beschermd in religieus opzicht onrein te worden door contact met het bloed van een menstruerende vrouw. En ook werd hierdoor rekening gehouden met de fysieke en biologische beperkingen van de vrouw. Gehoorzaamheid aan deze wet droeg klaarblijkelijk tot de gezondheid van Israëlitische vrouwen bij. Dr. J. B. Glenn zegt in zijn boek The Bible and Modern Medicine: „Het vrouwelijke genitaalkanaal is vooral gedurende periodes van verlaagde weerstand (menstruatie) bijzonder kwetsbaar voor irritatie en prikkeling; vandaar de strikte wet onder het joodse volk waarin geslachtsgemeenschap gedurende deze periode werd verboden.”

Christenen staan niet onder de Mozaïsche wet (Rom. 6:14). Maar zij schenken terecht gepaste aandacht aan de daarin uiteengezette beginselen en streven ernaar in overeenstemming met deze beginselen te leven. Dat op voorbedachtelijke gemeenschap gedurende de menstruatie van een vrouw de doodstraf stond, onthult de ernst waarmee Jehovah God deze kwestie bezag.

Hoewel een christen onder geen enkele wet staat op grond waarvan hij in ceremonieel of religieus opzicht „onrein” genoemd zou kunnen worden, tracht hij een goed geweten voor het aangezicht van God te behouden. Christelijke vrouwen worden er bijvoorbeeld toe aangespoord op het gebied van het dragen van een hoofdbedekking en kleding te doen wat „passend” is. De apostel Paulus beschrijft ook enkele gebruiken die „niet welvoeglijk” zijn en Gods dienstknechten „niet betamen”. (Vergelijk Efeziërs 5:3, 4; Romeinen 1:28; 1 Korinthiërs 11:13; 1 Timótheüs 2:9, 10.) Het is waar dat huwelijksbetrekkingen geen openbare maar een persoonlijke aangelegenheid zijn. Toch kan een christen zich terecht afvragen: Vind ik het „passend” en „welvoeglijk” geslachtsgemeenschap met mijn vrouw te hebben als haar lichaam bloed en afvalstoffen uitscheidt? Is het ’natuurlijk’ dit te doen? Zoals wij ons misschien herinneren, maakt het feit dat iets gedaan kan worden, het nog niet noodzakelijkerwijs ’natuurlijk’ van schriftuurlijk standpunt uit bezien. (Vergelijk Romeinen 1:26, 27.) Christenen dienen derhalve te beschouwen wat natuurlijk, passend en welvoeglijk is wanneer zij beslissen wat zij persoonlijk op grond van een goed geweten kunnen doen.

Christelijke gehuwde mannen staan bovendien onder het gebod ’bij hun vrouw te blijven wonen overeenkomstig kennis, haar eer toekennend als aan een zwakker vat, het vrouwelijke’ (1 Petr. 3:7). In het licht van de Mozaïsche wet bezien, zou overeenkomstig kennis bij een vrouw blijven wonen, kunnen omvatten dat de man zijn vrouw gedurende haar menstruatie met consideratie bejegent. Indien een man de bevrediging van zijn hartstochten boven de beste belangen van zijn vrouw stelt, is het duidelijk dat hij haar geen ’eer toekent’. Indien hij in gebreke zou blijven de cyclussen en wisselvalligheden van zijn vrouw in aanmerking te nemen, zou hij niet ’overeenkomstig kennis bij haar wonen’. Door zich niet te beheersen wanneer het welzijn van zijn huwelijkspartner op het spel zou kunnen staan, zou hij het bijbelse gebod veronachtzamen: „Een ieder van u [dient te weten] hoe in heiliging en eer in het bezit te komen van zijn eigen vat.” — 1 Thess. 4:4.

De ouderlingen die het rechterlijke comité van een christelijke gemeente vormen, zullen vanzelfsprekend geen onderzoek instellen naar de intimiteiten van een echtpaar. Indien men hun in verband met zulke aangelegenheden evenwel om raad vraagt, kunnen deze ouderlingen passende raad geven, maar daarmee houdt hun autoriteit ook op. Evenals alle andere christenen, zullen gehuwde personen zich geestelijk moeten versterken door acht te slaan op hun innerlijke gevoel van wat passend is. Ook zullen zij zich bewust zijn van Jehovah Gods belangstelling voor de wijze waarop zij zich in verband met hun huwelijksaangelegenheden gedragen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen