PEKAH
(Pe̱kah) [(God) heeft (de ogen) geopend, ziet].
Koning van Israël die 20 jaar lang (778–758 v.G.T.) regeerde, tijdgenoot van de Judese koningen Azarja (Uzzia), Jotham en Achaz. Voordien had Pekah als adjudant van de Israëlitische koning Pekahia gediend. Maar in het 52ste jaar van Uzzia’s regering vermoordde Pekah, de zoon van Remalia, met de steun van 50 man uit Gilead Pekahia en maakte zich meester van het koningschap over Israël in Samaria (2 Kon. 15:25, 27). Gedurende de regering van Pekah werd de afgodische kalveraanbidding voortgezet (2 Kon. 15:28). Bovendien ging deze regeerder een bondgenootschap met Rezin, de koning van Syrië, aan. Tegen het einde van de regering van de Judese koning Jotham (die in het tweede jaar van Pekah begon) brachten Pekah en Rezin moeilijkheden over Juda. — 2 Kon. 15:32, 37, 38.
Nadat Jothams zoon Achaz in het 17de jaar van Pekah was gaan regeren, vielen Rezin en Pekah Juda binnen, met het doel de monarch te onttronen en een zekere zoon van Tabeël als koning te installeren. Het lukte hun niet Jeruzalem in te nemen (2 Kon. 16:1, 5; Jes. 7:1-7), maar desondanks leed Juda zware verliezen. Op één dag doodde Pekah 120.000 dappere mannen uit Juda. Bovendien nam het Israëlitische leger 200.000 Judeeërs gevangen. Op aanraden van de profeet Oded, gesteund door een aantal leidinggevende mannen uit Efraïm, werden deze gevangenen echter naar Juda teruggebracht. — 2 Kron. 28:6, 8-15.
Hoewel de profeet Jesaja de verzekering gaf dat het Syro-Israëlitische bondgenootschap er niet in zou slagen Achaz te onttronen (Jes. 7:6, 7), zond de trouweloze Achaz de Assyrische koning Tiglath-Pileser (Tiglatpileser III) een omkoopgeschenk, opdat deze hem te hulp zou komen. Daarop nam de Assyrische monarch Damaskus in en bracht Rezin ter dood (2 Kon. 16:7-9). Tegen deze tijd veroverde Tiglath-Pileser waarschijnlijk ook de streken Gilead, Galilea, Naftali en een aantal steden in het N. van Israël (2 Kon. 15:29). Daarna doodde Hosea, de zoon van Ela, Pekah en werd de volgende koning van Israël. — 2 Kon. 15:30.
In een fragmentarische historische tekst van Tiglath-Pileser wordt over zijn veldtocht tegen Israël bericht: „Al zijn inwoners (en) hun bezittingen voerde ik naar Assyrië. Zij brachten hun koning Pekah (Pa-qa-ha) ten val en ik stelde Hosea (A-u-si) als koning over hen aan.” — Ancient Near Eastern Texts, blz. 284.