PROCONSUL.
In 27 v.G.T. nam keizer Augustus van Rome het bestuur van alle provincies die de aanwezigheid van een krijgsmacht nodig hadden over en maakte hij tien andere tot senaatsprovincies. De laatstgenoemde werden door proconsuls bestuurd (Hand. 13:7, 12; 18:12). Er waren twee klassen van proconsuls: oud-consuls (zij die reeds de consulaire rang hadden bereikt), die naar de provincies Asia en Afrika (waar een legioen gestationeerd was) werden gezonden, en oud-pretoren, die naar de andere senaatsprovincies werden gezonden.
De proconsul had de verantwoordelijkheid de civiele aangelegenheden van de provincie te behartigen, rechterlijke beslissingen te nemen en wet en orde te handhaven. Hij was de hoogste instantie voor de rechtspraak in de provincie, hoewel de Romeinse senaat zich de controle van zijn ambtshandelingen voorbehield. Het innen van de belastingen was de taak van een quaestor. De proconsul droeg geen militaire kleding en geen zwaard.