RABSAKE
(Ra̱bsake) [grote schenker of opperschenker].
De titel van een hoge Assyrische beambte (2 Kon. 18:17). Evenals de titels „Rabmag” en „Rabsaris” is ook „Rabsake” een samengesteld woord. Sommigen geloven dat de titel „Rabsake” is afgeleid van de twee Assyrische woorden rab en saqoe, welke in combinatie de betekenis hebben van „opperschenker”, „opperhoofdman”, d.w.z. een generaal of een hoge staatsbeambte. Een door de Assyrische koning Tiglatpileser III (Tiglath-Pileser) aangebracht opschrift op een gebouw luidt: „Ik zond een van mijn beambten, de rabsaq, naar Tyrus.” Een inscriptie van koning Assoerbanipal op een tablet in het British Museum luidt: „Ik gaf de opdracht de rabsaq -beambte aan mijn vorige strijdkrachten (in Egypte) toe te voegen.” Terloops zij opgemerkt dat de algemeen gebruikte titel „Rabbi”, wat letterlijk „mijn grote” betekent, een verder bewijs is dat het Hebreeuwse woord rav als deel van een titel wordt gebruikt.
Terwijl Sanherib, de koning van Assyrië, de Judese vesting Lachis belegerde, zond hij onder aanvoering van de Tartan, de opperbevelhebber, vergezeld van twee andere hoge beambten, de Rabsaris en de Rabsake, een zware krijgsmacht naar Jeruzalem (2 Kon. 18:17; het hele verslag staat ook in Jesaja hoofdstuk 36 en 37). Bij een poging koning Hizkia tot overgave te dwingen, was Rabsake de belangrijkste woordvoerder van deze drie hoge Assyrische beambten (2 Kon. 18:19-25). De drie stonden bij de waterleiding van de bovenvijver. Deze Rabsake, wiens persoonlijke naam niet wordt onthuld, sprak zowel vloeiend Hebreeuws als Syrisch. Hij riep in het Hebreeuws naar koning Hizkia, maar drie van Hizkia’s beambten kwamen hem buiten tegemoet. De beambten van koning Hizkia vroegen Rabsake om in het Syrisch tot hen te spreken en niet in de taal der joden, omdat het volk op de muur luisterde (2 Kon. 18:26, 27). Maar de situatie kwam Rabsake, die propagandistische doeleinden nastreefde, gelegen. Hij wilde dat het volk zou horen, teneinde hen te kunnen demoraliseren. Hij ging zelfs nog luider in het Hebreeuws spreken, waarbij hij door intimidatie, valse beloften en leugens, alsook door spot en door smaad aan het adres van Jehovah, het volk redenen verschafte om hen ertoe te brengen koning Hizkia te verraden en zich aan het Assyrische leger over te geven (2 Kon. 18:28-35). Desondanks bleven de inwoners van Jeruzalem loyaal aan Hizkia. — 2 Kon. 18:36.
Hizkia legde de honende woorden van Rabsake in gebed aan Jehovah voor en zond een delegatie naar de profeet Jesaja om Jehovah’s antwoord te vernemen (2 Kon. 18:37; 19:1-7). In de tussentijd werd Rabsake plotseling weggeroepen toen hij hoorde dat de koning van Assyrië uit Lachis weggetrokken was en tegen Libna streed. Sanherib, die zijn propagandaveldtocht tegen Hizkia vanaf een afstand voortzette, zond boden naar Jeruzalem met brieven die verdere hoon en harde bedreigingen inhielden, teneinde Hizkia tot overgave te bewegen. — 2 Kon. 19:8-13.