Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1346-1347
  • Sadduceeën

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Sadduceeën
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Sadduceeën
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • De Sadduceeën uit Jezus’ tijd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • „Wacht u voor het zuurdeeg van de Farizeeën en Sadduceeën”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1995
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1346-1347

SADDUCEEËN

(Sadduceeën).

Een vooraanstaande religieuze sekte van het judaïsme waar veel priesters deel van uitmaakten (Hand. 5:17). Wanneer precies de Sadduceeën als religieuze sekte ontstonden, is niet bekend. De eerste historische vermelding van hen bij naam komt voor in de geschriften van Josephus, waarin te kennen wordt gegeven dat zij in de tweede helft van de 2de eeuw v.G.T. tegen de Farizeeën in verzet kwamen (De joodse geschiedenis, XIII, X, 6). Josephus verschaft ook inlichtingen over hun leerstellingen. Het is echter de vraag of zijn voorstelling van zaken volledig in overeenstemming is met de feiten. In tegenstelling tot de Farizeeën, zo zegt Josephus, loochenden de Sadduceeën de invloed van het noodlot en beweerden zij dat iemand zelf verantwoordelijk was voor wat hem op grond van zijn eigen daden overkwam (De joodse geschiedenis, XIII, V, 9). Zij verwierpen de vele mondelinge overleveringen waaraan de Farizeeën zich hielden en ook het geloof van de Farizeeën in de onsterfelijkheid van de ziel en in toekomstige straffen of beloningen in Hades. In hun onderlinge betrekkingen waren de Sadduceeën wat lomp. Zij zouden ook twistziek geweest zijn. Volgens Josephus vonden hun leerstellingen weerklank bij „de rijken”. — De joodse geschiedenis, XIII, X, 6; XVIII, I, 4; De joodse oorlog, II, VIII, 14.

Johannes de Doper wees erop dat de Sadduceeën vruchten moesten voortbrengen die bij berouw pasten. De reden hiervoor was dat zij, net als de Farizeeën, verzuimd hadden zich aan Gods wet te houden (Matth. 3:7, 8). Christus Jezus zelf vergeleek hun verderfelijke leer met zuurdeeg. — Matth. 16:6, 11, 12.

Met betrekking tot hun geloofsovertuigingen zegt Handelingen 23:8: „De Sadduceeën zeggen dat er geen opstanding is, noch engel, noch geest, maar de Farizeeën maken die alle in het openbaar bekend.” Een groep Sadduceeën probeerde Christus Jezus in verband met de opstanding en het zwagerhuwelijk in het nauw te brengen, maar hij snoerde hun de mond. Door naar de Wet te verwijzen, die de Sadduceeën voorgaven te aanvaarden, weerlegde Jezus hun bewering dat er geen opstanding is (Matth. 22:23-34; Mark. 12:18-27; Luk. 20:27-40). Toen de apostel Paulus later voor het Sanhedrin stond, zaaide hij tweedracht in dat hoogste joodse rechtscollege door de Farizeeën tegen de Sadduceeën uit te spelen. Dit was mogelijk vanwege hun uiteenlopende religieuze zienswijzen. — Hand. 23:6-10.

Hoewel de Sadduceeën het in religieus opzicht niet eens waren met de Farizeeën, sloten zij zich bij hen aan in hun poging Jezus te verzoeken door hem om een teken te vragen (Matth. 16:1), en de twee groepen waren verenigd in hun verzet tegen hem. Uit de bijbel blijkt dat de Sadduceeën een toonaangevende rol speelden in het komplot tegen Jezus’ leven. Enkele Sadduceeën waren leden van het Sanhedrin, dat een komplot tegen Jezus smeedde en hem later ter dood veroordeelde. Tot het rechterlijk college behoorden de Sadduceeër en hogepriester Kajafas en kennelijk ook andere vooraanstaande priesters (Matth. 26:59-66; Joh. 11:47-53; Hand. 5:17, 21). Daarom waren er blijkbaar iedere keer dat er in de christelijke Griekse Geschriften sprake is van een bepaalde actie die door de overpriesters werd ondernomen, Sadduceeën bij betrokken (Matth. 21:45, 46; 26:3, 4, 62-64; 28:11, 12; Joh. 7:32). De Sadduceeën schijnen de leiding te hebben genomen in de pogingen die na Jezus’ dood en opstanding werden gedaan om de verbreiding van het christendom een halt toe te roepen. — Hand. 4:1-23; 5:17-42; 9:14.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen