Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w58 15/2 blz. 101-104
  • De Sadduceeën uit Jezus’ tijd

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De Sadduceeën uit Jezus’ tijd
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • SADDUCEEËN CONTRA FARIZEEËN
  • VERANTWOORDELIJKHEID
  • Sadduceeën
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Sadduceeën
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • „Wacht u voor het zuurdeeg van de Farizeeën en Sadduceeën”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1995
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
w58 15/2 blz. 101-104

De Sadduceeën uit Jezus’ tijd

DE DRIE voornaamste joodse sekten tijdens de aardse omwandeling van Jezus Christus waren de Farizeeën, de Sadduceeën en de Essenen. De Farizeeën worden in de Christelijke Griekse Geschriften, het „Nieuwe Testament,” ongeveer honderd maal met name genoemd, terwijl de Sadduceeën slechts veertien maal en de Essenen in het geheel niet genoemd worden. Laten wij, daar wij reeds eerder een beschouwing hebben gewijd aan de Farizeeëna, thans eens kennis nemen van wat de bijbel en andere historische werken over de Sadduceeën hebben te zeggen.

De Sadduceeën waren de priesterlijke aristocraten. Zo lezen wij in Handelingen 5:17: „Doch de hogepriester en allen die bij hem waren de destijds bestaande sekte der Sadduceeën.” De Sadduceese hogepriesters of overpriesters Annas en Kajafas (Luk. 3:2) zonden tezamen met de Farizeeën dienaren uit om Christus Jezus te arresteren. — Joh. 7:32; 11:47, 57; 18:3.

Een verdere bevestiging hiervoor geeft de oorsprong van hun naam ons. „Sadduceeër” is het Grieks voor „Zadokiet.” Daar „Zadok” moreel rein of rechtvaardig betekent, hebben sommigen gedacht dat de Sadduceeën zich aldus betitelden, omdat zij zichzelf rechtvaardig vonden en zich nauwgezet aan de Mozaïsche wet hielden. In het algemeen blijkt echter dat hun naam afkomstig is van de leviet Zadok, de hogepriester onder David en Salomo (1 Kon. 1:32-45; 2:35; 2 Kron. 31:10). Deze priesterklasse bleef deze naam dragen, ook al ging de geslachtslijn der hogepriesters in de dagen der Makkabeeën op een ander huis, dat der Hasmoneeën, over.

In de Schrift wordt een der groepen der Sadduceeën, de Boethusiërs, aangeduid als de „partijvolgelingen van Herodes” of „Herodianen” (Mark. 3:6). Zij spanden met de Farizeeën samen in hun pogingen Christus in diskrediet te brengen, zoals wij in Markus 3:6 lezen, waar staat: ’De Farizeeën gingen naar buiten en hielden onmiddellijk raad met de partijvolgelingen van Herodes’ om Jezus te verdelgen. Christus Jezus waarschuwde zowel voor de leer der Sadduceeën als die der Farizeeën, zeggende: „Houdt uw ogen open, wacht u voor het zuurdeeg der Farizeeën en dat van Herodes” (Mark. 8:15). Aangezien deze twee teksten in Markus overeenstemmen met die in Mattheüs 16:1, 6, is het zeer waarschijnlijk dat Mattheüs hen eenvoudig Sadduceeën noemt, terwijl Markus hen verder onderscheidt of identificeert als de „partijvolgelingen van Herodes.” Zowel de hogepriesters of overpriesters als de „partijvolgelingen van Herodes” schenen daarom tot de Sadduceeën te behoren.

SADDUCEEËN CONTRA FARIZEEËN

Politiek georiënteerd, geloofden de Sadduceeën dat er in de omgang met andere natiën staatkunde aangewend moest worden. Zij zouden de redding der joodse natie bewerkstelligen en wilden niet wachten totdat de Messias hen zou bevrijden; een opvallend voorbeeld hiervan zijn de zonen van Mattathias, de Makkabeeën die van 166-63 v. Chr. een belangrijke rol speelden. De Sadduceeën waren rijk en begunstigden de rijke klasse. Wegens hun begunstigde positie en leer hadden zij weinig invloed bij het volk. In treffende tegenstelling hiermee zagen hun mededingers, de Farizeeën, uit naar de komst van de Messias om hen van hun nationale moeilijkheden te bevrijden en genoten grote populariteit onder het gewone volk, alhoewel zij er zelf op neerzagen. — Joh. 7:49.

De Schrift licht ons in over enkele der voornaamste verschillen tussen de leer der Sadduceeën en die der Farizeeën: „De Sadduceeën zeggen dat er geen opstanding, engel of geest is, doch de Farizeeën maken ze alle in het openbaar bekend” (Hand. 23:8). Het is algemeen bekend dat zij niet in de opstanding geloofden, want zij trachtten Jezus vast te zetten in verband met de aangelegenheid van de vrouw die zeven echtgenoten had gehad. — Matth. 22:23-32.

Een derde groot verschil, volgens de joodse geschiedschrijver Josephus, was dat de Sadduceeën de mening waren toegedaan dat de mens een volledig vrije wil bezaten het geheel aan hem zelf lag of hij voorspoed had; de Farizeeën daarentegen neigden meer tot het fatalisme en geloofden in een vorm van predestinatie. De Farizeeën waren van oordeel dat de mens een onsterfelijke ziel heeft (wederom volgens Josephus; andere schrijvers beweren dat alleen enkelen der Farizeeën hierin geloofden) en dat men, wanneer men goed had gedaan, na de dood met gelukzaligheid werd beloond of als men een kwaad leven had geleid, in Haʹdes werd gestraft. De Sadduceeën ontkenden dit allemaal.

Wat de Schrift betreft, de Sadduceeën aanvaardden alleen de Pentateuch, de vijf boeken van Mozes, en verwierpen niet alleen de inspiratie van het overige gedeelte der Hebreeuwse Geschriften maar ook de mondelinge wet of overlevering, die volgens de Farizeeën uit Mozes’ tijd stamde. Om dit laatste werden zij door sommigen „Aanhangers van de Schrift” en „Bijbelvolgelingen” genoemd.

Alhoewel de Sadduceeën beweren de mondelinge overlevering te verwerpen, schijnt het, indien de verslagen over discussies in de Farizeese Misjna hun zienswijzen juist weergeven, dat zij hoofdzakelijk bezwaar maakten tegen de latere herzieningen. Wat het ’uitzuigen van de mug en het doorzwelgen van de kameel’ betreft, gaven beide partijen elkaar niet veel toe. — Matth. 23:24.

Volgens de Sadduceeën gold de wet van het leviraatshuwelijk alleen verloofde maagden, terwijl de Farizeeën deze ook van toepassing brachten op weduwen. In het licht van dit onderscheid begrijpen wij de Sadduceese vraag over wie van de zeven echtgenoten de vrouw in de opstanding zou hebben, veel beter; want volgens hen had zij slechts de vrouw van de zevende kunnen worden. Door deze vraag vielen de Sadduceeën zowel de Farizeese leer der opstanding als die van het leviraatshuwelijk aan. De Sadduceeën eisten dat de versmade vrouw de onwillige zwager in het gezicht zou spugen, terwijl de Farizeeën leerden dat zij slechts vóór diens gezicht behoefde te spugen. — Deut. 25:5-9.

Met betrekking tot de wet der wedervergelding welke inhield dat wie een vals getuigenis had afgelegd over zijn naaste, met dezelfde straf gestraft moest worden welke hij de ander toewenste, eisten de Sadduceeën dat de wet ’oog om oog, hand om hand’ letterlijk uitgevoerd zou worden, maar de Farizeeën namen genoegen met geld als vervanging voor de werkelijke vereisten. Daarentegen vonden de Sadduceeën dat de letterlijke straf slechts toegepast diende te worden wanneer het valse getuigenis tot gevolg had dat iemand er door werd geschaad, terwijl de Farizeeën het doel om iemand te benadelen op zich reeds voldoende achtten om tot bestraffing over te gaan. In Gods Woord lezen wij hierover: „Dan moet gij hem precies hetzelfde aandoen, wat hij zijn broeder had beraamd aan te doen.” — Deut. 19:16-21.

Over het algemeen kan er worden gezegd dat de Sadduceeën conservatiever waren in hun wetsuitleg en strenger de hand hielden aan de wettelijk vastgestelde straffen, terwijl de Farizeeën het volk trachtten te behagen door, wanneer zij dit door een schoonschijnende redenatie konden, de straffen te verzachten. Zo letterlijk waren de Sadduceeën in hun wetsuitleg, dat zij de nakoming van de huwelijksplichten veertig dagen lang na de geboorte van een manlijk en tachtig na die van een vrouwelijk kind verboden, omdat een vrouw volgens de wet zo lang onrein was. Zij gingen zelfs zo ver dat zij dit op de sabbat verboden, omdat er zoveel inspanning bij betrokken was. — Lev. 12:2-8.

VERANTWOORDELIJKHEID

De Sadduceeën en de Farizeeën waren beide schuldig aan Jezus’ dood. De eersten vonden zichzelf bijzonder rechtvaardig en Christus waarschuwde zijn volgelingen zowel voor hun leer of „zuurdeeg,” als die der Farizeeën (Matth. 16:6, 11, 12). En alhoewel zijn vernietigende oordeel, in Mattheüs 23, de schriftgeleerden en Farizeeën gold, moeten wij niet denken dat de Sadduceeën minder te laken waren. Zij kwamen alleen, omdat zij zich op een afstand van het volk hielden, minder vaak in aanraking met Jezus.

De meest politiek georiënteerde groep der Sadduceeën, de Boethusiërs of partijvolgelingen van Herodes, trachtte Jezus in de val te lokken in verband met het betalen van schatting. Christus liet zich niet misleiden door hun voorgewende oprechtheid en hun gevlei, maar rukte hun het masker af met de vraag, „Waarom stelt gij mij op de proef?” en omzeilde hun val door zijn verzoek om een muntstuk voor de dag te halen met cesars beeltenis er op en hun vervolgens te antwoorden: „Betaalt cesar terug wat van cesar, maar God wat van God is.” — Mark. 12:13-17.

Het schijnt dat vooral de Sadduceeën de aanstichters waren van de vervolging der apostelen vlak na Pinksteren, „geërgerd omdat zij het volk leerden en duidelijk de opstanding uit de doden in het geval van Jezus bekendmaakten,” en omdat de apostelen met hun prediking ’vast besloten schenen te zijn het bloed van Jezus over hun hoofd te brengen’ (Hand. 4:1, 2, 19; 5:17, 28, 29). Met de vernietiging van Jeruzalem in 70 n. Chr. verdwenen de Sadduceeën snel van het joodse toneel.

Veertig jaar daarvoor had Johannes de Doper zowel hen als de Farizeeën voor die ophanden zijnde vernietiging gewaarschuwd. „Toen hij velen der Farizeeën en Sadduceeën tot de doop zag komen, zei hij tot hen: ’Gij adderengebroed, wie heeft u getoond hoe gij de komende gramschap moet ontvlieden? Brengt dan vrucht voort die bij berouw past; en verstout u niet tot u zelf te zeggen: „Wij hebben Abraham tot vader.” Want ik zeg u dat God Abraham uit deze stenen kinderen kan verwekken. De bijl ligt reeds aan de wortel der bomen; elke boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, zal omgehakt en in het vuur geworpen worden.’” — Matth. 3:7-10.

In vele opzichten vinden de Sadduceeën hun tegenhanger in de modernistische geestelijken der christenheid, die blijk geven van zeer weinig geloof in Gods Woord, uit wier doen en laten blijkt dat zij zich nogal rechtvaardig vinden, die naar wereldse regeringen opzien in plaats van naar Gods Koning en zijn koninkrijk, en de dienstknechten van Jehovah, die deze hoop tot de mensen brengen, tegenstaan. Met Armageddon zullen zij van het toneel verdwijnen evenals de Sadduceeën bij de vernietiging van Jeruzalem.

[Voetnoten]

a Zie De Wachttoren van 1 februari 1958.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen