SEALTHIËL
(Sealthiël) [ik heb van God gevraagd].
Een nakomeling van koning David en een voorvader van Jezus uit de stam Juda. Sealthiël wordt zowel de zoon van Jojachin (Jechonja) als van Neri genoemd. Zowel Sealthiël als zijn broer Pedaja worden als de vader van de na-exilische stadhouder Zerubbabel aangeduid.
Wat Sealthiëls vader betreft: van de zonen die Jojachin tijdens zijn ballingschap werden geboren, wordt Sealthiël als eerste genoemd (1 Kron. 3:17; Matth. 1:12). Indien Sealthiël gehuwd was met een niet met name genoemde dochter van Neri, via wie Lukas de geslachtslijn van Jezus terugvoert, werd hij door Lukas waarschijnlijk de „zoon van Neri” genoemd, waarbij met de uitdrukking „zoon” in dit geval de schoonzoon wordt bedoeld, zoals ook Jozef, die met Eli’s dochter Maria gehuwd was, door Lukas eenvoudig de „zoon van Eli” werd genoemd. — Luk. 3:23, 27.
Wat Zerubbabels vader betreft: Pedaja wordt op één plaats als de vader van Zerubbabel aangeduid (1 Kron. 3:19), maar op alle andere plaatsen wordt Pedaja’s broer Sealthiël (1 Kron. 3:17, 18) als zodanig aangeduid (Ezra 3:2, 8; 5:2; Neh. 12:1; Hag. 1:1, 12, 14; 2:2, 23; Matth. 1:12; Luk. 3:27). Indien Pedaja stierf toen zijn zoon Zerubbabel nog een jongen was, kan Pedaja’s oudere broer Sealthiël Zerubbabel als zijn eigen zoon hebben opgevoed. Of indien Sealthiël kinderloos stierf en Pedaja ten behoeve van Sealthiël het zwagerhuwelijk aanging, zou Pedaja’s zoon bij Sealthiëls vrouw de wettige erfgenaam van Sealthiël zijn geweest.