Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1457-1458
  • Ster

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ster
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HET AANTAL STERREN
  • DOOR WETTEN GEORDEND
  • STERRENAANBIDDING
  • FIGUURLIJK GEBRUIK
  • 7„DAGSTER”
  • ’STERREN STREDEN TEGEN SISERA’
  • Ster
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • De sterren en de mens — Is er enig verband?
    Ontwaakt! 1994
  • Wordt ons leven bepaald door de sterren?
    Ontwaakt! 2012
  • De sterren hebben wel degelijk een boodschap voor u!
    Ontwaakt! 1994
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1457-1458

STER

[Hebreeuws: kō·khavʹ; Grieks: asʹter, asʹtron].

Deze Hebreeuwse en Griekse woorden worden in algemene zin op elk lichtgevend lichaam in de ruimte toegepast, met uitzondering van de zon en de maan, waarvoor andere aanduidingen worden gebruikt.

HET AANTAL STERREN

In tot de mens gerichte uitspraken gebruikte God herhaaldelijk de sterren ter aanduiding van een ontelbaar aantal, vergelijkbaar met het aantal zandkorrels aan de zeeoevers (Gen. 22:17; 15:5; Ex. 32:13; vergelijk Nehemia 9:23; Nahum 3:15, 16; Hebreeën 11:12). Aangezien er met het blote oog slechts een paar duizend sterren duidelijk waarneembaar zijn, bezagen velen dit in het verleden als een onevenwichtige vergelijking. Maar tegenwoordig zijn er aanwijzingen dat het aantal sterren zich inderdaad met het aantal van alle zandkorrels op de gehele aarde laat vergelijken.

Het is van belang op te merken dat hoewel Mozes zei dat de Abrahamitische belofte een bepaalde vervulling had beleefd in Israël, de tellingen van de bevolking, zoals die in de bijbel opgetekend staan, nooit het exacte aantal van degenen die tot de natie behoorden, hebben omvat (Deut. 1:10; 10:22; 28:62). Over David wordt later gezegd dat hij met opzet naliet het aantal te tellen van degenen „die twintig jaar oud waren en daaronder . . ., want Jehovah had beloofd Israël zo talrijk te maken als de sterren aan de hemel” (1 Kron. 27:23). Zo’n opvatting omtrent de ontelbaarheid van deze hemellichamen maakt de geschriften van de bijbel uniek in vergelijking met de denkwijzen van de oude volken uit die tijd.

DOOR WETTEN GEORDEND

Bovendien komt de ordelijke wijze waarop deze hemellichamen zijn gerangschikt tot uitdrukking in verscheidene teksten, waar gesproken wordt over „inzettingen”, „voorschriften” en „banen” („loopbanen”, Lu) (Jer. 31:35-37; Recht. 5:20; vergelijk Judas 13). Hoe ontzagwekkend de krachten zijn waardoor bepaalde sterrenbeelden volgens natuurwetten bijeen worden gehouden, blijkt uit de vragen die God aan Job stelde: „Kunt gij de banden van het sterrenbeeld Kimah vastbinden, of kunt gij de koorden zelf van het sterrenbeeld Kesil losmaken? Kunt gij het sterrenbeeld Mazzaroth op zijn bestemde tijd te voorschijn brengen? . . . Zijt gij de inzettingen van de hemel te weten gekomen, of zoudt gij het gezag ervan op de aarde kunnen doen gelden?” (Job 38:31-33; zie ASJ, STERRENBEELD; KESIL, STERRENBEELD; KIMAH, STERRENBEELD; MAZZAROTH, STERRENBEELD) Bijgevolg zegt The New Bible Dictionary, onder redactie van Douglas (blz. 1215), dat „de bijbel steeds uitgaat van een universum dat volledig rationeel is en onmetelijk groot, in tegenstelling tot het wereldbeeld uit die tijd, waarin het universum irrationeel was en niet groter dan wat feitelijk met het blote oog kon worden waargenomen”.

De uitspraak van de apostel Paulus over de onderlinge verschillen tussen afzonderlijke sterren kan nog beter begrepen worden in het licht van de moderne astronomie, die aantoont dat de sterren in kleur, grootte, lichtsterkte, temperatuur en zelfs in relatieve dichtheid verschillen. — 1 Kor. 15:40, 41.

STERRENAANBIDDING

Hoewel sterrenaanbidding in de oudheid onder de natiën van het Midden-Oosten algemeen voorkwam, hielden Gods getrouwe dienstknechten er de schriftuurlijke zienswijze op na dat de sterren slechts stoffelijke lichamen waren die aan goddelijke wetten en leiding gehoorzaamden, en niet over mensen heersten, maar als lichtgevers en tijdsindicators dienden (Gen. 1:14-18; Ps. 136:3, 7-9; 148:3). Toen Mozes Israël waarschuwde voor het maken van enige afbeelding van de ware God Jehovah, gebood hij hun zich niet te laten verleiden tot de aanbidding van de zon, de maan en de sterren, „die Jehovah, uw God, aan alle volken onder de ganse hemel heeft toebedeeld” (Deut. 4:15-20; vergelijk 2 Koningen 17:16; 21:5; 23:5; Zefanja 1:4, 5). Heidense natiën vereenzelvigden hun specifieke goden met bepaalde sterren en brachten deze hemellichamen aldus in hun geest in verband met hun eigen natie. Men is van mening dat Sakkuth en Kewan, die in Amos 5:26 worden vermeld als goden die door het afvallige Israël werden aanbeden, Babylonische aanduidingen waren voor de planeet Saturnus, die door Stefanus, toen hij deze tekst aanhaalde, Refan werd genoemd (Hand. 7:42, 43). Sterrenaanbidding nam vooral in Babylon een voorname plaats in, maar bleek van geen enkel nut te zijn toen de stad werd vernietigd. — Jes. 47:12-15; zie ASTROLOGEN.

FIGUURLIJK GEBRUIK

In de bijbel worden sterren in figuurlijke zin en in metaforen of vergelijkingen gebruikt om personen af te beelden, zoals in Jozefs droom waarin zijn ouders door de zon en de maan werden afgebeeld en zijn 11 broers door 11 sterren (Gen. 37:9, 10). In Job 38:7 worden „de morgensterren” die bij de grondvesting van de aarde een vreugdegeroep aanhieven, vereenzelvigd met de als „zonen Gods” aangeduide engelen. De opgestane en verheerlijkte Jezus noemde zichzelf „de heldere morgenster” en beloofde dat hij aan zijn volgelingen die overwinnen, „de morgenster” zou geven — blijkbaar een aanduiding dat zij met hem in zijn hemelse positie en heerlijkheid zouden delen (Openb. 22:16; 2:26, 28; vergelijk 2 Timotheüs 2:12; Openbaring 20:6). De zeven „engelen” van de gemeenten, aan wie schriftelijke boodschappen worden overgebracht, worden gesymboliseerd door zeven sterren in de rechterhand van Christus (Openb. 1:16, 20; 2:1; 3:1). Ook de „engel van de afgrond”, Abaddon genoemd, wordt door een ster afgebeeld. — Openb. 9:1, 11; zie ABADDON.

In de spreukachtige rede die in Jesaja hoofdstuk 14 is vervat, wordt over de trotse en ambitieuze koning van Babylon, die de „schijnende” (Hebreeuws: hē·lelʹ; „Lucifer”, Leuvense bijbel van Nicolaas van Winghe, AV) wordt genoemd, gezegd dat hij ernaar zou streven zijn troon „boven de sterren Gods” te verheffen (Jes. 14:4, 12, 13). De Davidische koningen van Juda waren profetisch met een „ster” vergeleken (Num. 24:17), en de bijbelse geschiedenis laat zien dat de Babylonische dynastie door de verovering van Jeruzalem inderdaad een tijdlang boven de Judese koningen uitsteeg. Een soortgelijke profetie in Daniël hoofdstuk 8 beschrijft hoe de kleine „horen” van een latere macht enige sterren van het „heerleger van de hemel” vertrapt en tegen de Vorst van het heerleger en zijn heiligdom optreedt (Dan. 8:9-13); anderzijds wordt in Daniël hoofdstuk 12 over degenen die „inzicht hebben” en anderen tot rechtvaardigheid brengen, bij wijze van vergelijking gezegd dat zij in de „tijd van het einde” zouden stralen „als de sterren” (Dan. 12:3, 9, 10). In tegenstelling hiermee worden immorele personen die van de waarheid zijn afgeweken, vergeleken met „sterren zonder vaste baan”. — Jud. 13.

De verduistering van de sterren, samen met de zon en de maan, is een vaak gebruikt beeld in profetische waarschuwingen voor rampspoed tengevolge van Gods oordeel (Jes. 13:10; Ezech. 32:7; Openb. 6:12, 13; 8:12; vergelijk Job 9:6, 7). Het duister worden van deze hemellichten wordt ook gebruikt in de beschrijving van de laatste levensjaren van de bejaarde mens, zoals wij die in Prediker 12:1, 2 kunnen lezen. Op andere plaatsen wordt over sterren gesproken die ter aarde vallen of naar de aarde worden geslingerd (Matth. 24:29; Openb. 8:10; 9:1; 12:4). „Tekenen” in zon, maan en sterren zijn als kenmerk van de tijd van het einde voorzegd. — Luk. 21:25.

7„DAGSTER”

De uitdrukking „dagster” (Grieks: fosʹfo·ros) komt één keer voor, in 2 Petrus 1:19, en heeft een soortgelijke betekenis als „morgenster”. Zulke sterren zijn in bepaalde tijden van het jaar de laatste sterren die aan de oostelijke horizon verschijnen voordat de zon opkomt en kondigen derhalve het aanbreken van een nieuwe dag aan. Dat Petrus vlak daarvoor het visioen van de met grote heerlijkheid gepaard gaande transfiguratie van Jezus ter sprake brengt, wijst erop dat de „dagster” verband houdt met Jezus’ aanvaarding van koningsmacht als de „wortel en de nakomeling van David, en de heldere morgenster [„-ster” = asʹter]”. — Openb. 22:16; 2:26-28; zie UITSPANSEL; HEMEL.

’STERREN STREDEN TEGEN SISERA’

Over het verslag in Rechters 5:20 is druk gediscussieerd. Daar staat: „Van de hemel uit streden de sterren, van hun banen uit streden ze tegen Sisera.” Sommigen beschouwen deze zinsnede als louter een poëtische zinspeling op goddelijke hulp. (Vergelijk Rechters 4:15; Psalm 18:9.) Andere opvattingen zijn o.a. dat er een regen van meteorieten neerviel, of dat Sisera zich op astrologische voorspellingen verliet, die onjuist bleken te zijn. In Clarke’s Commentary (Deel II, blz. 121) staat: „Misschien is er niet meer onder te verstaan dan dit: dat de tijd, die naar de hemellichamen werd gemeten en erdoor werd beheerst, er alleen maar scheen te zijn om de Kanaänieten te vernietigen.” Aangezien het bijbelse verslag niet nauwkeurig beschrijft op welke wijze de sterren „streden”, is het blijkbaar voldoende de vermelding te bezien als een aanduiding voor een goddelijke daad van bovennatuurlijke aard ten gunste van Israëls leger. — Gen. 18:14.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen