Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 303-304
  • Dij

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Dij
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Dij
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Pees
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Pees
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Houdingen en gebaren
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 303-304

DIJ

[Hebreeuws: ja·rekhʹ; Grieks: meʹros].

Dat deel van het been dat zich van de heup tot de knie uitstrekt. Aangezien iemands dij zich aan de zijkant van het lichaam bevindt, kan het Hebreeuwse woord ook betrekking hebben op de zijkant van iets, zoals de „zijde” of „kant” van de tabernakel, of van een altaar. — Ex. 40:24; 2 Kon. 16:14.

Het zwaard werd aan de zijde, aan de dij, gedragen (Ex. 32:27; Recht. 3:16, 21; Hoogl. 3:8; Ps. 45:3). In Openbaring 19:11-21 wordt Christus Jezus afgebeeld als rijdend op een wit oorlogspaard terwijl hij ten strijde trekt tegen het „wilde beest” en de koningen der aarde met hun legers. Zijn titel „Koning der koningen en Heer der heren” wordt duidelijk bekendgemaakt, want die staat geschreven op zijn bovenkleed, ja, op zijn dij, waar gewoonlijk het zwaard van autoriteit wordt gedragen.

De broeken die de priesters in Israël droegen, reikten van de heupen tot aan de dijen, d.w.z. tot waar de dijen eindigden, zodat hun naaktheid goed bedekt was wanneer zij dienst deden in het heiligdom en bij Jehovah’s altaar. Anders zouden zij sterven. — Ex. 28:42, 43.

Bij het zweren van een eed was het nu en dan gebruikelijk dat degene die de eed aflegde, zijn hand onder de dij legde van degene tegenover wie hij zwoer (Gen. 24:2-4, 9; 47:29-31). Zie voor de betekenis hiervan het artikel HOUDINGEN EN GEBAREN (Zweren). Als teken van smart, droefheid of wroeging sloeg men zich op de dij. — Jer. 31:19; Ezech. 21:12.

Aangezien de voortplantingsorganen zich in de streek van de dij bevinden, wordt er gezegd dat nakomelingen ’uit de opperdij voortkomen’ (Gen. 46:26; Ex. 1:5; Recht. 8:30). In het geval van het verhoor dat werd afgenomen aan een vrouw die er door haar man van werd verdacht in het geheim overspel te hebben gepleegd, wordt het woord als eufemisme voor de voortplantingsorganen gebruikt. — Num. 5:21-27.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen