Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1685
  • Wind

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wind
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • FIGUURLIJK GEBRUIK
  • Wind
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Het dienstbaar maken van de kracht van de wind
    Ontwaakt! 1995
  • Macht over de wind en de golven
    Naar de Grote Onderwijzer luisteren
  • Geest
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1685

WIND.

Het Hebreeuwse woord roeʹach, dat dikwijls wordt weergegeven met „geest”, kan ook lucht in beweging, wind aanduiden (Pred. 1:6). Andere Hebreeuwse woorden en uitdrukkingen kunnen worden vertaald met „stormwind” (Hos. 8:7), „storm” (2 Kon. 2:11; Jer. 25:32), „wervelstorm” (Jer. 23:19) en „stormachtige wind” (Ps. 148:8). Hoewel pneuʹma (dat over het algemeen met „geest” wordt vertaald) in Johannes 3:8 „wind” betekent, wordt het Griekse woord aʹne·mos vaker voor wind gebruikt (Matth. 7:25, 27; 11:7; Joh. 6:18). „Het winderige gedeelte [Hebreeuws: roeʹach] van de dag” had naar het schijnt betrekking op de avonduren vlak voor zonsondergang, want dan steekt in het gebied waar naar men veronderstelt de hof van Eden heeft gelegen, gewoonlijk een verkwikkend koel briesje op. — Gen. 3:8; zie GEEST.

Jehovah God is de Schepper van de wind (Amos 4:13). Hoewel God er niet letterlijk in aanwezig is (1 Kon. 19:11; vergelijk Job 38:1; 40:6; Psalm 104:3), kan hij de wind beheersen en voor zijn doeleinden gebruiken, zoals toen hij een wind liet opsteken om de wateren van de Vloed te doen afnemen (Gen. 8:1; Ex. 14:21; Num. 11:31; Ps. 78:26; 107:25, 29; 135:7; 147:18; Jer. 10:13; Jona 1:4). Toen zijn Zoon op aarde was, bleek ook hij macht over de winden te hebben en ze tot bedaren te kunnen brengen (Matth. 8:23, 27; 14:24-32; Mark. 4:36-41; 6:48, 51; Luk. 8:22-25). Naar het schijnt kon Satan alleen met toestemming van Jehovah een „hevige wind” laten opsteken om Jobs kinderen te doden. — Job 1:11, 12, 18, 19.

Gewoonlijk werden winden genoemd naar de richting waaruit ze kwamen, zodat bijvoorbeeld de „oostenwind” vanuit het O. in westelijke richting woei (Ex. 10:13, 19; Ps. 78:26; Hoogl. 4:16). Alle vier de windrichtingen, N., Z., O. en W., worden bedoeld wanneer er gesproken wordt over de „vier winden” of de „vier windstreken” van de hemel of van de aarde (Jer. 49:36; Ezech. 37:9; Dan. 8:8; Matth. 24:31). In Openbaring 7:1 worden „vier engelen” afgebeeld die „aan de vier hoeken van de aarde” stonden en „die de vier winden van de aarde stevig vasthielden”. Doordat de „engelen” aan de „hoeken” stonden, konden zij de winden zo loslaten dat ze diagonaal over de aarde zouden waaien, zodat geen enkel deel van de aarde werd gespaard voor de verwoestende uitwerking van de winden.

De noordenwind was koud en bracht stortregens mee (Job 37:9; Spr. 25:23). De zuidenwind kwam via hete woestijngebieden Palestina binnen en kon zo een hittegolf aanvoeren (Luk. 12:55); in het Z. konden ook stormwinden opsteken (Jes. 21:1; Zach. 9:14). In het droge seizoen trok de oostenwind op weg naar Egypte en Palestina over uitgestrekte woestijngebieden en was daardoor heet en droog, zodat de plantengroei verzengde of verdorde (Gen. 41:6, 23, 27; Ezech. 17:7-10; vergelijk Hosea 13:15; Jona 4:8). Gedurende het regenseizoen voerden westenwinden vanuit de Middellandse Zee vochtige lucht naar Palestina en brachten regen voor het land (1 Kon. 18:42-45). Wanneer waarnemers ter plaatse een wolk in het W. zagen opkomen, konden zij een stortbui verwachten (Luk. 12:54). De bries die dagelijks vanuit de Middellandse Zee opstak, maakte de droge zomerhitte wat draaglijker. — Zie EURAQUILO.

FIGUURLIJK GEBRUIK

Winden kunnen snel opsteken en even snel weer gaan liggen, zodat ze een toepasselijke afbeelding van de vluchtigheid van het leven van de mens vormen (Job 7:7; Ps. 103:15, 16). Daar de wind geen vaste substantie heeft, leent hij zich goed als symbool van nutteloze kennis, vergeefse moeite, lege woorden en onvervulde hoop (Job 15:1, 2; 16:3; Pred. 5:16; Hos. 12:1), en tevens van nietigheid (Jes. 26:18; 41:29; Jer. 5:13). Aangezien ijdele werken tot niets leiden, is het verrichten daarvan als het „najagen van wind” (Pred. 1:14; 2:11). En de man die de banvloek over zijn huis brengt, neemt „wind in bezit”. Hij bereikt niets wat de moeite waard is of werkelijk inhoud heeft. — Spr. 11:29.

Winden kunnen voorwerpen verstrooien en door de lucht laten vliegen, en daarom betekent ’naar elke wind verstrooid’ of ’naar de vier windstreken verdeeld’ volledige verstrooiing of verdeeldheid (Jer. 49:36; Ezech. 5:10; 12:14; 17:21; Dan. 11:4). Als een vaartuig zonder vaste koers, dat heen en weer geslingerd wordt door de winden, zo worden mensen die te kort schieten in christelijke rijpheid „her- en derwaarts gevoerd door elke wind van leer door middel van de bedriegerij van mensen, door middel van listigheid in het beramen van dwaling”. — Ef. 4:13, 14.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen