ZIKLAG
(Ziklag).
Volgens de oorspronkelijke toedeling was dit een Simeonitische enclavestad in het Z. van Juda (Joz. 15:21, 31; 19:1, 2, 5; 1 Kron. 4:24-30). Later stond Ziklag onder Filistijnse heerschappij. Toen David voortvluchtig was, gaf Achis, de koning van Gath, hem Ziklag als woonplaats (en daarna behoorde de stad aan de koningen van Juda) (1 Sam. 27:6). De Amalekieten deden een inval in Ziklag, plunderden de stad, staken haar in brand en namen gevangenen mee, onder wie Davids vrouwen Ahinoam en Abigaïl. Na de rovers te hebben verslagen en de gevangenen en de buit te hebben heroverd, stuurde David vanuit Ziklag een deel van de krijgsbuit naar zijn vrienden, de oudere mannen van Juda in verschillende steden (1 Sam. hfdst. 30). Veel gewapende sterke mannen sloten zich bij David in Ziklag aan, en daar bereikte hem het nieuws dat koning Saul dood was (2 Sam. 1:1, 2; 4:10; 1 Kron. 12:1, 2, 20-22). Na de Babylonische ballingschap vestigden sommige van de zonen van Juda zich in deze stad (Neh. 11:25, 28). Hoewel de precieze ligging onzeker is, wordt Ziklag over het algemeen geïdentificeerd met Tell el-Khuweilifeh, ongeveer 8 km ten Z.W. van de veronderstelde ligging van Debir.