Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w55 1/11 blz. 329-335
  • Gij kunt roddelen de kop indrukken!

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gij kunt roddelen de kop indrukken!
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • MAAK EEN EINDE AAN HET GAAN EN KOMEN VAN GERODDEL!
  • LIEFDE DOET GERODDEL TE NIET
  • HEB RESPECT VOOR DE GEEST WELKE GOD U HEEFT GEGEVEN!
  • Kletspraatjes — Wat voor kwaad schuilt erin?
    Ontwaakt! 1989
  • Wat is er zo erg aan geklets?
    Ontwaakt! 1999
  • Roddelen kan uw vernietiging betekenen!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
  • Geklets — Waarom zo aantrekkelijk?
    Ontwaakt! 1991
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
w55 1/11 blz. 329-335

Gij kunt roddelen de kop indrukken!

„Noordenwind brengt regen, een heimelijke lastertong betrokken gezichten.” — Spr. 25:23, KB.

1. Door welke illustraties toonde Jakobus de macht van de tong aan en hoe inconsequent het is de tong te gebruiken om te zegenen en te vervloeken.

DE DISCIPEL Jakobus nam het op zich over de menselijke tong te spreken. Door treffende illustraties legde hij er de nadruk op hoe moeilijk het is dit kleine lichaamslid onder controle te houden. Een bit in de bek van paarden kan hun hele lichaam keren. Een klein roer kan een groot schip doen omwenden. Evenzo snoeft de kleine tong grotelijks. Zoals een klein vonkje een bos in brand kan zetten, kan de kleine tong een vuur zijn waardoor het gehele lichaam in vlam gezet en verontreinigd kan worden. De mens kan de beesten der aarde temmen, „maar de tong kan door niemand uit de mensheid worden getemd.” Ja, „indien iemand in woorden niet struikelt, hij is een volmaakte man.” Een bron doet niet zowel het zoet als het bitter opwellen. Een vijgeboom brengt geen olijven voort noch een wijnstok vijgen. Evenmin brengt zout water zoet water voort. Toch brengt dezelfde tong zowel zegen als vervloeking voort. Dit is niet passend. Hoewel geen enkel mens volmaakt is en geen enkel mens de tong volmaakt kan beheersen, is dit nog geen vrijbrief voor geroddel of vuile woorden. Wij kunnen de schade welke door de tong wordt aangericht, tot een minimum beperken. Wij kunnen haar er van weerhouden om vol venijn te zijn en de geest van de een ten aanzien van de ander te vergiftigen. Wij kunnen haar er van weerhouden een snijdend zwaard of een doorborende pijl te worden door niet toe te laten dat ze er moordlustig op los trekt ten einde de goede naam van anderen door geroddel te vernietigen. Indien de tong druk bezig is met wateren der waarheid kan ze niet in brand staan door geroddel. Jakobus liet zien dat ze op de een of andere wijze beheerst moet worden, zeggende: „Het is niet juist, mijn broeders, dat deze dingen voortgaan aldus te geschieden.” — Jak. 3:2-12, NW.

2. Waardoor kan gedeeltelijk worden verklaard waarom personen er vlugger bij zijn te critiseren dan te prijzen?

2 Te begrijpen waarom wij roddelen, kan ons helpen er mede op te houden voordat wij beginnen. Het is een feit dat menselijke schepselen er vlugger bij zijn te critiseren dan te prijzen. Waarom vertonen wij de neiging het slechte te vertellen en over het goede te zwijgen? Nemen wij het goede als iets vanzelfsprekends aan, terwijl wij het zonder commentaar als juist aanvaarden? Kiezen wij het slechte er uit omdat wij ons er geërgerd door voelen of er zelfs rechtvaardig verontwaardigd over zijn? Dit kan in sommige gevallen zo zijn. Wordt onze aandacht in beslag genomen door een zaak waar het gaat om het geven van commentaar op uitersten? Wij zeggen iets over het goede indien het bijzonder goed is en over het kwade indien het zeer kwaad is. Roddelarij is echter vaker kleinzielig, waarbij de aandacht wordt gericht op onbeduidende aangelegenheden. Er is dus klaarblijkelijk meer bij betrokken dan uitersten die onder onze aandacht komen of overtredingen die ernstig genoeg zijn om onze rechtvaardige verontwaardiging op te wekken.

3. Door welke tegenwoordige natuurlijke toestanden kan de neiging tot roddelen worden verklaard, en welk conflict vloeit hieruit voort?

3 Mensen zijn schepselen met een sociaal gevoel, die zich van nature in gemeenschappen verenigen. Zij houden er van omgang met elkaar te hebben en er bestaat een sterke neiging om datgene wat wij juist hebben vernomen, aan anderen te vertellen. Iets te weten wat een ander niet weet en dit smakelijke hapje aan iemand anders te geven, maakt dat wij ons wijs voelen. Maar waarom zijn interessante roddelnieuwtjes de smakelijkste van alle hapjes? Welnu, dit komt omdat ’uit de overvloed des harten de mond spreekt,’ en over het hart van de gevallen mens lezen wij: „Het hart is bovenal verraderlijk, en hopeloos ziek — wie kan het begrijpen?” Of, „Van alles is het hart het meest arglistig, tot het meest verdorven in staat. Wie kan het doorgronden?” Dan wordt er gezegd dat Jehovah het hart kent en tot hem wordt het gebed gericht het hart te genezen. De gevallen mens met zijn overgeërfde zondigheid neigt tot kwaaddoen, en zijn hart, de zetel der beweegreden en toegenegenheid, is arglistig, verdorven, eigenzinnig en ziek, en uit de inhoud van dit zwakke orgaan van het gevallen vlees spreekt de mond van de mens. De zondige neiging is om zondig te spreken, maar een geest die door Jehovah’s Woord is onderwezen, streeft er naar Jehovah’s wet te volgen. Daarom vloeit hieruit een conflict voort tussen Gods wet in de geest en de wet der zonde in het vlees, met dit veelvuldig voorkomende resultaat: „Wat ik wil, bedrijf ik niet; maar wat ik haat, dàt doe ik.” Nadat wij hebben geroddeld, hebben wij berouw en wilden dat wij onze mond hadden gehouden. Wij hebben spijt van onze zwakheid, dat wij ons oor hebben geopend voor geroddel en het uit de mond hebben laten stromen. Wij moeten onze geest in Jehovah’s wet versterken en er om bidden dat hij ons hart geneest ten einde ons te helpen de wet der zonde in ons vlees de kop in te drukken en er de overwinning over te behalen. Zieke en eigenzinnige harten zijn geneigd de ziekte en eigenzinnigheid in anderen te zien, en uit deze overvloed spreekt de mond. Vele openbare nieuwsbladen zijn deze neiging ter wille door schandelijke misdaden met een vette kop aan te kondigen en roddelkolommen te doen verschijnen. — Matth. 12:34, NW; Jer. 17:9, 10, 14, AT, KB; Rom. 7:15, NW.

4. Welke beweegredenen kunnen aan geroddel ten grondslag liggen?

4 Soms wordt er opzettelijk en kwaadwillig geroddeld, met het doel de ene persoon af te kammen terwijl de roddelaar er door wordt verheven. Het kan zijn dat de lasteraar iemand anders ondermijnt ten einde zijn baan te krijgen of hem zijn vrienden te ontnemen of zijn dienstpositie in een gemeente te verkrijgen. Het kan zijn dat hij ontstemming of tegenstand tegen een persoon tracht op te bouwen omdat hij die persoon niet mag. Dikwijls ligt een geest van afgunst of jaloersheid ten grondslag aan achterklap. Het kan zijn dat de roddelaar er afgunstig op is dat zijn slachtoffer zich zo onderscheidt of zo’n goede reputatie geniet of zulke goede werken verricht, waardoor een vergelijking niet ten voordele van de roddelaar uitvalt. Waarom doodde Kaïn Abel? „Omdat zijn eigen werken goddeloos waren, maar die van zijn broer rechtvaardig.” Om dezelfde reden trachten roddelaars zichzelf omhoog te werken door anderen naar beneden te halen. Een ieder die zich aldus tracht te verheffen, zal stellig worden vernederd en verlaagd, en dit zal eveneens geschieden met hen die de oogmerken van dezulken bevorderen door hun afgunstige lasterpraatjes te verbreiden. Ook kan de intrigant om der wille van het voordeel en ten einde zich bij een zekere persoon in de gunst te dringen, over iemand roddelen die deze persoon, zoals hij weet, niet graag mag. Dit kan in vleierij veranderen, waarbij de roddelaar de persoon die luistert, gunstig doet afsteken bij de persoon over wie wordt gelasterd. Omtrent dezulken staat er naar waarheid geschreven: „Hun mond spreekt opgeblazen dingen, terwijl zij, ter wille van hun voordeel, persoonlijkheden bewonderen.” Christenen bootsen Paulus na, die zeide: „Wij zijn nooit met vleiende woorden komen aanzetten (zoals gij weet), of met een vals voorkomen waarachter zich begerigheid verschool, God is getuige!” Jehovah haat „een geest met sluwe plannen.” — 1 Joh. 3:12; Judas 16; 1 Thess. 2:5, NW; Spr. 6:18, Mo.

5. Hoe kan geroddel worden gebruikt om de aandacht van zichzelf af te leiden?

5 Het kan zijn dat een persoon roddelt om de aandacht van zichzelf af te leiden. Indien hij anderen in het zoeklicht van kritiek plaatst, wordt dit zoeklicht niet op hem gericht. Hij kan aldus zijn eigen vuiligheid trachten te verbergen door naar anderen met modder te gooien. Of, een roddelaar kan anderen critiseren met betrekking tot zonden die hij zelf begaat. Hij wil niet alleen staan, want dan kan afkeuring zich niet op hem alleen concentreren maar verbreidt zich over een groep. Indien hij wordt beschuldigd, kan hij op anderen wijzen die hetzelfde doen, denkend dat hij zich daardoor rechtvaardigt of verontschuldigt. Terloops zij opgemerkt, dat roddelaars er vaak het eerst bij zijn anderen van roddelen te beschuldigen. Wetend dat zij zelf schuldig zijn, oordelen zij anderen naar zichzelf, maar veel hardvochtiger dan zichzelf. Altijd begint iemand anders er mee. Het komt dus uit zoals de Bijbel zegt: „Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij u zelf; aangezien gij die oordeelt, dezelfde dingen bedrijft.” — Rom. 2:1, NW.

6. Hoe verheffen sommigen zich op geraffineerde wijze, en met welk resultaat?

6 Vele malen roddelen personen over anderen om zichzelf te verheffen. Het kan zijn dat zij dit niet beseffen, maar het is een geraffineerde beweegreden welke achter het gepraat schuilt. Door anderen te critiseren, verheft iemand zichzelf in werkelijkheid. Aangezien gij zulk een fout afkeurt, wordt er vanzelfsprekend de conclusie getrokken dat gij u er niet aan schuldig zou maken. Dit soort van geroddel kan een vorm van snoeven over u zelf zijn. Gij wijst met een vinger van schuld naar een ander en gij voelt u superieur. Gij voelt u er een beetje zelfvoldaan over. Gij zijt bijna precies gelijk de Farizeeër die in gebed tot God over anderen roddelde en God dankte dat hij niet gelijk hen was, niet „zoals de overigen der mensen, afpersers, onrechtvaardig, overspelers, of zelfs zoals deze belastinggaarder.” Maar toen de belastinggaarder bad, „bleef hij zich op de borst slaan, zeggende: ’O God, wees mij zondaar genadig.’” Hij voelde zich niet op zelfvoldane wijze superieur aan anderen, maar nederig beklaagde hij zijn onwaardigheid. Toen werd de goddelijke regel te kennen gegeven: „Een ieder die zichzelf verheft, zal vernederd worden, maar hij die zich vernedert, zal verheven worden.” U zelf op geraffineerde wijze verheffen door geroddel, leidt tot vernedering. Neem, ten einde door Jehovah verheven te worden, op nederige wijze uw eigen fouten in aanmerking, niet die van anderen. — Luk. 18:9-14, NW.

7. Welke andere factoren kunnen tot roddelen bijdragen, doch, wat zien wij dat roddelen is wanneer alle camouflage is verwijderd?

7 Een aantal andere factoren kunnen tot roddelen bijdragen. Indien iemand te belemmerd is om bepaalde dingen te doen, ze om de een of andere reden niet in staat is te doen, kan hij dit goedmaken door hen die deze dingen doen, te critiseren, waardoor hij maakt dat zulk een handelwijze verkeerd schijnt te zijn. Iemand kan zich onzeker voelen, daarom maakt hij aanmerkingen op anderen ten einde zich gerust te stellen. Indien iemand op een bepaald punt sterk is, kan hij zeer critisch zijn ten aanzien van hen die in dat opzicht zwak zijn, terwijl hij geen barmhartigheid toont en op egoïstische wijze denkt dat hij de standaard is waarnaar anderen zich moeten afmeten. Door kritiek te leveren op deze zwakheid in anderen, vestigt hij op geraffineerde wijze de aandacht op zijn superioriteit op dat punt. In vele gevallen roddelen personen om de aandacht te verkrijgen, om een luisterend oor te verkrijgen. Het vleit hen iets te weten wat anderen willen horen, het doet hen zich wijs voelen. In werkelijkheid zijn zij oppervlakkig, te oppervlakkig of te lui om diep na te denken en de aandacht te verkrijgen door verstandelijk te spreken. Het is gemakkelijk om te roddelen, te critiseren, zich geringschattend uit te laten en te overdrijven, en daarom doen zij dit om oren te strelen die jeuken van verlangen om gekruide verhaaltjes te horen. De roddelaar telt twee en twee op en krijgt als uitkomst vijf, en door herhaling loopt de som op tot zes of zeven. Ongetwijfeld zijn er vele redenen en combinaties van redenen waarom mensen roddelen. Maar wanneer alle camouflage wordt verwijderd en wij geroddel zien zoals het is — liefdeloos, onbillijk, nadelig, hatelijk, oppervlakkig, lasterlijk, kwaadaardig en moorddadig — begrijpen wij waarom Jehovah het verafschuwt en waarom christenen het dienen te mijden.

MAAK EEN EINDE AAN HET GAAN EN KOMEN VAN GERODDEL!

8. Wat maakt roddelen lafhartig, en welke gedachte zal een persoon helpen zijn mond te houden?

8 Geroddel te zien zoals het is, helpt ons er een einde aan te maken zodat het niet meer uit onze mond komt. Het is lafhartige praat en een groot percentage er van is leugenachtige praat. Wie houdt van een lafaard en een leugenaar? Jehovah niet. In zijn Woord staat: „Wat de lafhartigen aangaat . . . en alle leugenaars, hun deel zal zijn in de poel die brandt met vuur en zwavel. Dit betekent de tweede dood.” Het is laf om achter iemands rug om te zeggen wat men bang is in het gezicht van die persoon te zeggen. Wij dienen anderen niet met woorden in de rug te schieten. Hebt gij er bezwaar tegen dat de beschuldigde persoon de beschuldiging hoort? Zijt gij niet bereid hem een kans te geven zichzelf te verdedigen, zodat hij zijn zijde kan vertellen en de aangelegenheden kan verduidelijken ten einde een gerucht de kop in te drukken of een leugen te weerleggen? Hoe kan hij dit wanneer gij het hem niet in zijn gezicht zegt? Zijt gij billijk en eerlijk ten aanzien van uw broeder? Wanneer gij iets over een ander gaat vertellen, vraag u zelf dan af: Zou ik dit in zijn gezicht willen zeggen? Wanneer het geroddel is, zal uw antwoord waarschijnlijk Neen zijn, en indien gij een roddelaar zijt, zult gij het waarschijnlijk toch zeggen. Gij kunt de persoon aan wie gij iets vertelt, bezweren dat hij het geheim houdt. Doch er is een spreuk die er de nadruk op legt dat zulk gepraat toch terugkomt bij degene over wie de laster werd geuit: „Vervloek zelfs in uw gedachten den koning niet, en vervloek in uw slaapkamer den rijke niet, want de vogelen des hemels zouden het geluid overbrengen en het gevogelte zou te kennen geven wat gij gezegd hebt.” En kunt gij terecht klagen? Gij kondt het geheim niet voor u houden. Waarom het dan van een ander te verwachten? Waarom van een ander meer te verwachten dan van u zelf? Het voor u te houden, kostte u te veel inspanning. Waarom van een ander te verwachten dat de inspanning voor hem niet te groot was, terwijl die voor u wel te groot was? Bovendien mag hij de persoon misschien graag over wie gij lastert en wil die persoon wellicht een kans geven zich te verdedigen. Dat is alleen maar billijk. Wanneer gij daarom begint te roddelen, denk dan hoe gij u zult voelen wanneer uw slachtoffer het hoort, waarschijnlijk in een overdreven vorm. Laat deze gedachte u helpen uw mond te houden. — Openb. 21:8, NW; Pred. 10:20, NBG.

9. Welke betere reden is er waarom wij een einde dienen te maken aan geroddel, en op welke verscheidene manieren kunnen wij trachten met de gewoonte te breken?

9 Onze beweegreden voor het op elkaar klemmen van onze lippen zodat wij niet roddelen, dient echter een betere beweegreden te zijn dan vrees voor de reactie welke zal volgen wanneer ons slachtoffer ons er op betrapt. Roddelen is Satan welbehagelijk, het mishaagt Jehovah. Wie willen wij behagen? Wie willen wij dienen? Gij dient degene die gij gehoorzaamt. Satan wil dat gij roddelt. Jehovah wil dat gij het de kop indrukt. Roddelen wordt een gewoonte. Hoe meer gij het doet, des te meer krijgt de gewoonte vaste voet. Met de gewoonte te breken, vereist een bewuste, standvastige, vastbesloten en energieke krachtsinspanning. Gij kunt niet te veel toegeven aan u zelf. Tracht niet er geleidelijk aan mee op te houden. Houd er nu mee op! Voer een onverflauwde strijd! Elke keer dat gij de drang weerstaat, verliest de gewoonte grond, en wordt de greep waarmede ze u omklemt, verzwakt; maar elke keer dat gij er voor zwicht, versterkt gij de greep waarmede de gewoonte u omklemt. Strijd er tegen totdat ze te niet is gedaan, strijd zonder op te geven, zonder toe te geven en zonder terug te wijken. Strijd er tegen in de kiem, dood de oorzaak er van, welke zich in de geest en het hart bevindt. Doe meer dan geroddel uit uw geest te verwijderen; stel er goede gedachten voor in de plaats. Jezus toonde aan dat wanneer een onreine geest uit een mens werd geworpen, deze geest met zeven andere zou terugkeren indien de persoon niet met Jehovah’s geest werd vervuld (Matth. 12:43-45). Verdring het kwade geroddel daarom met goede gedachten. Bid om Jehovah’s hulp: ’Jehovah, stel een wacht voor mijn mond, waak over de deuren van mijn lippen.’ Roddelaars kijken naar het slechte in mensen. Vorm de gewoonte om naar het goede in hen te kijken. Kijk niet naar slechte mensen, maar zie in plaats daarvan „op hen die wandelen op een wijze welke overeenkomt met het voorbeeld dat gij in ons hebt,” zegt Paulus. — Ps. 141:3, NBG; Fil. 3:17, NW.

10. Welke gedachten zullen ons helpen niet te roddelen, ook al worden wij er zelf het mikpunt van?

10 Maar hoe staat het er mee wanneer iemand over ons roddelt? Kunnen wij niet terugstrijden ten einde ons zelf te verdedigen? Met de waarheid, ja, maar niet met geroddel. Waarom zouden wij ons er door anderen toe laten brengen te zondigen, zoals Mozes eens deed: „Zij verbitterden zijn geest, zodat hij wat onbedachtelijk voortbracht met zijn lippen”? Waarom zoudt gij toelaten dat een roddelaar u tot een roddelaar maakt en u naar zijn kwade beeld vormt door u er toe te krijgen terug te roddelen? Bewijs sterker te zijn dan deze zwakkeling door ’geen onrecht met onrecht te vergelden of smaad met smaad.’ „Vergeldt niemand kwaad met kwaad.” Weiger meer brandstof op de vuren van geroddel te stapelen en blijf koel en kalm van geest in plaats dat gij verhit geraakt door opwindend gepraat: „Die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid.” David besefte het gevaar van heftige antwoorden: „Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is. Ik was verstomd door stilzwijgen, ik zweeg van het goede; maar mijn smart werd verzwaard. Mijn hart werd heet in mijn binnenste, een vuur ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong.” Terwijl hij dacht, kookte hij van binnen, maar toen hij sprak, uitte hij zich niet in heftige laster ten aanzien van de tegenstanders, maar in een verzoek dat onder gebed tot Jehovah wordt gericht. — Ps. 106:33; 1 Petr. 3:9; Rom. 12:17, NW; Spr. 14:29; Ps. 39:1-3.

11. Waarom is het verkeerd naar geroddel te luisteren?

11 Wanneer gij roddelt, helpt gij ten hoogste niemand en gij benadeelt ten minste drie personen: degene over wie gij spreekt, degene tot wie gij spreekt en u zelf. Hetzelfde is waar wanneer gij naar geroddel luistert. Gij benadeelt dezelfde drie personen. Weet gij een probaat middel waarmee gij roddelen de kop kunt indrukken? Weiger er naar te luisteren. De roddelaar wil dat gij luistert. Leen hem geen horend oor. Hij zal uw oren alleen maar met vuiligheid vullen. En gij kunt er toe worden verleid de vuiligheid aan andere oren door te geven. Help hem en bescherm u zelf door niet te luisteren. Wanneer gij gehoor geeft aan roddelen, zijt gij geen onschuldige toeschouwer. Gij dient aan zowel het uitgaan als het binnenkomen van geroddel een einde te maken. Indien gij het uitzendt, zondigt uw tong; indien gij het tot u neemt, zondigen uw oren. Indien gij naar geroddel luistert en het gelooft, antwoordt gij in werkelijkheid op een zaak voordat gij die hebt gehoord, want voordat gij beide zijden hoort, hebt gij de zaak niet volledig gehoord. Volgens de Bijbel zijt gij derhalve onbillijk en begaat gij een dwaasheid: „Die antwoord geeft, eer hij zal gehoord hebben, dat is hem dwaasheid en schande.” Houdt u daarom doof voor geroddel. Pauzeer een ogenblik en denk na: indien gij door een roddelaar werdt gelasterd, zoudt gij dan niet graag willen dat de luisteraar hem de mond snoerde? Doe daarom zoals gij behandeld zoudt willen worden, evenals Jezus zeide: „Alles wat gij derhalve wilt dat u de mensen doen, moet ook gij hun desgelijks doen.” — Spr. 18:13; Matth. 7:12, NW.

12. Wat dienen wij in gedachten te houden in verband met roddelaars, en hoe kunnen wij trachten hen te helpen?

12 Houd het volgende altijd in gedachten: een roddelaar is geen ware vriend. Indien hij tegen u roddelt, zal hij over u roddelen. Door te roddelen, kan hij u er toe bewegen te roddelen en u daardoor uithoren, en „gaat hij uit naar buiten, hij spreekt er van.” Dit is geslepen huichelachtigheid. Maar een roddelaar heeft geen twee hoofden nodig om twee aangezichten te hebben of dubbelhartig te zijn. Hij zal roddelen tegen iedereen met wie hij is, omdat het een vastgewortelde gewoonte is die hem beheerst. Indien gij door te weigeren te luisteren, een halt kunt toeroepen aan de tong die hij niet kan stopzetten, helpt gij hem en wellicht waardeert hij dit later: „Wie een ander vermaant, zal later meer dank oogsten dan wie vleit met gladde tong.” Maar of hij het nu later al dan niet waardeert, gij moet als een volgeling van Jehovah door uw gelaatsuitdrukking blijk geven van afkeuring en zijn geroddel tegemoetkomen met een blik van misnoegen: „Noordenwind brengt regen, een heimelijke lastertong betrokken gezichten.” Indien hij zich niet verbetert en zijn dwaze woorden niet vervangt door woorden van wijsheid en kennis, doe dan zoals de Bijbel zegt: „Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken.” Alleen degenen die gelijk hem zijn, zullen naar hem luisteren: „Een booswicht schenkt aandacht aan een bedrieglijke lip; valsheid [een leugenaar] leent het oor aan de verderfelijke tong.” Voor onze bescherming moeten wij de omgang met de chronische roddelaar verbreken: „Wordt niet misleid. Slechte omgang verderft nuttige gewoonten.” — Ps. 41:7; Spr. 28:23, NBG; 25:23, KB; 14:7; 17:4, NBG; 1 Kor. 15:33, NW.

LIEFDE DOET GERODDEL TE NIET

13. Hoe doet liefde geroddel te niet?

13 Zwakheden en fouten zijn de voedingsbodem voor geroddel en hierop gedijt het, maar liefde berooft het geroddel van zijn voedsel doordat ze deze tekortkomingen verbergt: „Liefde bedekt een menigte zonden.” Liefde laat geroddel zonder stof tot spreken en schrapt het uit onze gesprekken, en derhalve wordt christenen op het hart gedrukt liefde te hebben welke de kracht bezit om tekortkomingen te bedekken: „Hebt bovenal intense liefde voor elkander.” Gij hebt u zelf lief. Die liefde geeft blijk van vernuftigheid doordat ze verontschuldigingen vindt voor uw fouten of verzachtende omstandigheden ten einde uw vergissingen te bedekken. Ze maakt u bevooroordeeld ten gunste van u zelf en ten gevolge daarvan is het voor u moeilijk uw eigen fouten te zien. Welnu, „gij moet uw naaste liefhebben als u zelf.” Laat dezelfde liefde die uw tekortkomingen bedekt, werkzaam zijn ten einde de gebreken van uw broeders en zusters te bedekken. Laat ze u net zo begrijpelijk, net zo barmhartig en net zo vergevensgezind jegens hem maken als dat ze dit jegens u zelf doet zijn. Jehovah „weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig, dat wij stof zijn.” Zijt gij blij dat hij hieraan denkt en niet te veel verwacht? Weest gij dan gedachtig dat het maaksel van uw broeder eveneens stof is en verwacht niet te veel. Gij moet vergeven ten einde te worden vergeven. Overeenkomstig Jezus’ modelgebed vraagt gij Jehovah om u te vergeven zoals gij anderen vergeeft. Indien gij niet vergeeft, vraagt gij niet met succes om vergeving. Wanneer gij overtredingen vergeeft, vergeet ze dan. Indien gij ze later herhaalt en er over roddelt, was uw vergiffenis van bedrieglijke lippen afkomstig en niet uit een oprecht hart. Gij mist de liefde die een menigte zonden bedekt. — 1 Petr. 4:8; Matth. 19:19, NW; Ps. 103:14, NBG.

14. Welke goede raad wordt in Spreuken 16:2 gegeven, en wat zal roddelen de kop indrukken indien ons hart er van vervuld is?

14 In Spreuken 16:2 (NBG) lezen wij: ’Al iemands wegen zijn rein in zijn ogen, maar Jehovah toetst [weegt] de geesten.’ Jehovah’s weegschaal is een zuivere balans, ze helt niet over wegens begunstiging of partijdigheid of vooroordeel, en op deze weegschaal weegt hij de geest, de geestesgesteldheid, de aandrijvende kracht die een persoon er toe aanzet te denken of te spreken of te handelen. De liefde van een persoon voor zichzelf, maakt hem partijdig ten aanzien van zichzelf en in zijn ogen schijnen zijn wegen rein, maar Jehovah’s onpartijdige weegschaal toetst de oprechtheid van de beweegredenen welke achter zijn gedachte of achter zijn woorden of daden schuilen. Wees daarom voorzichtig en wees niet te overtuigd dat gij rein zijt terwijl gij anderen als vuil beschouwt. Wanneer Jehovah de stand op zijn weegschaal afleest, is zijn oog op onpartijdige wijze barmhartig voor allen. Tracht gij eveneens op onpartijdige wijze barmhartig te zijn wanneer gij naar u zelf en naar anderen kijkt, terwijl gij niet partijdig zijt ten aanzien van u zelf en veeleisend tegenover anderen. „Liefde bedekt alle overtredingen.” Jehovah verschaft in zijn liefde het rantsoenoffer van Christus ten einde alle overtredingen van gehoorzame personen te bedekken. Wij dienen de soort van liefde aan te kweken die vergevensgezind is en de overtredingen welke onze broeders en zusters jegens ons begaan, zal bedekken. Hier volgt een beschrijving van die soort van liefde: „De liefde is lankmoedig en welwillend. De liefde is niet afgunstig, ze snoeft niet, wordt niet opgeblazen, gedraagt zich niet onbetamelijk, is niet op eigenbelang uit, wordt niet geërgerd. Ze rekent het onrecht niet toe. Ze verheugt zich niet over ongerechtigheid, maar verheugt zich met de waarheid. Ze verdraagt alles, gelooft alles, hoopt alles, verduurt alles.” Indien wij spreken uit een hart dat met deze soort van liefde is vervuld, zullen wij nooit roddelen! — Spr. 10:12, NBG; 1 Kor. 13:4-7, NW.

15. Welke schuld zullen wij altijd hebben, en welke fout dienen wij te mijden?

15 Wij kunnen het net zo goed onder de ogen zien. Wij zullen nimmer uit de schuld komen, ongeacht hoe lang wij leven, ook al zouden wij tot in eeuwigheid leven. Wij zullen altijd iets schuldig zijn. Wat is dat? In Romeinen 13:8 (NW) wordt het antwoord gegeven: „Zijt niemand ook maar iets schuldig, dan elkander lief te hebben.” Wij zullen elkaar altijd liefde verschuldigd zijn. Wij dienen er thans mee te beginnen die schuld te betalen en nooit met betalen op te houden. Eén manier waarop wij hiermee kunnen beginnen, is een einde te maken aan alle geroddel. En indien gij denkt dat uw gesprek over iemand rein is, bedenk dan dat Jehovah uw geest weegt, en indien er enig tintje aan uw gesprek is, zal dit op zijn weegschaal worden getoond. En denk hierover na voordat gij uw tong op iemand loslaat. Houd in gedachten dat in Jezus’ illustratie van de schapen en de bokken, de bokken verbaasd waren toen hun werd verteld over hun onverschilligheid en nalatigheid met betrekking tot Christus; toen vernamen zij dat hetgeen zij al dan niet jegens zijn broeders hadden gedaan, werd gerekend alsof zij het jegens hem hadden gedaan. Welnu, zoudt gij over Christus roddelen, aanmerkingen maken op hem en uit de school klappen over hem? Indien gij hem deze dingen niet zoudt aandoen, doe ze dan ook uw broeders en zusters niet aan. Bega niet de fout van de bokken. De wijze waarop gij uw broeders en zusters behandelt, is de wijze waarop gij Christus behandelt. In werkelijkheid staat er in de Bijbel dat gij, wanneer gij zegt dat gij Jehovah liefhebt maar uw broeder haat, een leugenaar zijt, „want hij die zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben.” Begin er daarom nu mee en houd er nooit mee op de schuld van liefde te betalen, welke gij aan uw broeders en zusters verschuldigd zijt. — 1 Joh. 4:20, NW.

HEB RESPECT VOOR DE GEEST WELKE GOD U HEEFT GEGEVEN!

16, 17. Door welke illustraties wordt aangetoond hoe dwaas het is de geest voor roddelen te gebruiken, en welke aanhaling toont aan wat een wonderbaarlijk instrument de geest is?

16 Indien gij de mooiste auto hadt die ooit was gemaakt, die wat het mechanisme betrof, van het meest nauwgezette werk getuigde, en een heldere, nieuwe, blinkende, stijlvolle carrosserie bezat, zoudt gij die dan gebruiken om een ploeg voort te trekken of een mestverspreider te slepen? Indien gij een prachtig huis hadt dat volgens moderne maatstaven was ontworpen, met grote ramen waardoor een heel panorama te zien was en waarlangs kleurrijke draperieën waren aangebracht, dat op artistieke wijze was gedecoreerd en smaakvol was ingericht met luxueuze meubelen in alle kamers, blinkende parketvloeren in sommige kamers en dikke, zachte vaste tapijten in andere kamers, zoudt gij dan varkens de vrije loop laten in dat huis? Gij zoudt zulk een prachtige auto en zulk een prachtig huis nooit zo misbruiken, niet waar? Ze zijn voor een hoger doel gemaakt en verdienen een betere behandeling.

17 Zo is het ook met de menselijke geest. Deze verdient een veel verhevener gebruik dan vervuld te zijn van geroddel en vol te zijn van laster en vuiligheid, en de geest van de mens is niet gemaakt om deze vuiligheid door middel van de tong als werktuig tot anderen te verbreiden. Het brein is een wonderbaarlijke gave van Jehovah en het is zo ingewikkeld en gecompliceerd, dat de wijste mannen op lange na niet volledig kunnen doorgronden hoe het werkt. Eén onderzoeker heeft gezegd dat het brein genoeg bergcapaciteit heeft om vijftigmaal zoveel inlichtingen te onthouden als staan vervat in de Congresbibliotheek der Verenigde Staten. Een artikel in The Readers Digest, van juli 1954, vermeldt het volgende: „Wilt gij een flauw idee krijgen van wat er voortdurend in het brein en de ruggemerg omgaat, denk dan aan 1000 telefoonschakelborden, waarvan elk schakelbord groot genoeg is voor een stad zoals New York, en die op volle toeren werken terwijl ze verzoeken, vragen en bevelen ontvangen en doorgeven. . . . Door het ongelofelijke vermogen dat het brein heeft om duizenden reflectieve banen in een fractie van een seconde met elkaar te verbinden — elke baan vertegenwoordigt een herinnering of een idee — kan het de gegevens welke nodig zijn om te denken en beslissingen te nemen, in één grote baan samenbrengen. Vele geleerden geloven dat elke ervaring van ons leven door deze electrische banen wordt vastgelegd en bewaard, met inbegrip van millioenen ervaringen die wij volledig schijnen te zijn vergeten. Psychiaters hebben ontdekt dat een patiënt, wanneer hij dag in dag uit oefent, zich begraven voorvallen uit zijn kindsheid te binnen kan brengen, ook al begint hij onveranderlijk met de woorden: ’Ik herinner mij niets meer.’” Het artikel besluit met te zeggen dat zelfs de meest talentvolle mens ’in een mensenleven niet meer gebruikt dan een heel klein deel van het vermogen van zijn brein.’

18. Zijn wij „lekke vaten,” zoals sommigen hebben gezegd?

18 Neem nota van de opvatting dat ’elke ervaring van ons leven wordt vastgelegd en bewaard.’ Hoe strookt dit met de bewering welke door sommigen wordt geuit, dat wij „lekke vaten” zijn, welke bewering zij op een Bijbeltekst baseren? Volgens de marge in de King James Version luidt Hebreeën 2:1: „Daarom dienen wij des te ernstiger aandacht te schenken aan datgene wat wij hebben gehoord, opdat wij niet te eniger tijd zouden leeglopen als lekke vaten.” De New World Translation geeft duidelijk de juiste gedachte: „Daarom moeten wij meer dan gewone aandacht schenken aan hetgeen wij horen, opdat wij nooit zullen afdrijven.” Niet de waarheden die wij horen, lopen weg alsof wij lekke vaten waren, maar wij zelf verkeren in gevaar dat wij wegglijden of afdrijven wanneer wij geen nauwgezette, ongewone aandacht schenken aan datgene wat wij leren. Onze geest is dus geen lek vat, en punten die worden geleerd, worden vastgelegd en onthouden, maar het kan zijn dat de inlichtingen worden begraven en voor ons verloren gaan wat betreft het herinneren er van ten einde ze te gebruiken, indien wij niet „meer dan gewone aandacht” hebben geschonken aan die dingen toen wij ze leerden. Het zal moeilijk zijn ze uit te graven en het zal een energieke geestelijke krachtsinspanning vereisen door het geheugen naarstig te onderzoeken. Wanneer iemand nalaat deze inlichtingen uit te graven, is dit nog geen bewijs dat ze zich niet in zijn geest bevinden. De wonderen van de geest onderstrepen ten zeerste de dankbare woorden van David: „Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben.” — Ps. 139:14.

19. Waarmee dienen wij onze geest te vullen?

19 Looft en dankt gij Jehovah voor uw geest, die op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk is gemaakt? Hoe doet gij dit? Door uw geest te vullen met geroddel en hem te gebruiken om geroddel uit te braken? Krijgt hij die dank van u? Indien dit het geval is met u, is het tijd dat gij uw wegen van geroddel en gedachten van laster de rug toekeert en toont dat gij respect en waardering hebt voor de geest die God u heeft gegeven door uw geest te vullen met goede wegen en hoge gedachten, met goddelijke wegen en Jehovah’s gedachten: ’De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot Jehovah, dan zal Hij Zich over hem ontfermen — en tot onzen God, want Hij vergeeft veelvuldig. Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord van Jehovah. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten.’ Zijn wegen en gedachten worden in de Bijbel tot uitdrukking gebracht en door middel van de Bijbel spreekt hij tot ons. En waarover spreekt hij? Met wie Mattheüs gisterenavond is uit geweest? Of het laatste roddelnieuwtje over Priscilla? Stellig niet! Hij doet onze geest niet ontaarden noch bevredigt hij de zondige neigingen van het gevallen vlees; in plaats daarvan tracht hij op te bouwen en te sterken in rechtvaardigheid. In zijn Woord wordt onthuld op wat voor hoog peil onze denkwijze dient te staan: „Alles wat waar is [geen geruchten of lasterpraatjes], alles wat van ernstig belang is [geen onbeduidende zaken of kleinzieligheden], alles wat rechtvaardig is [niet onrechtvaardig of goddeloos], alles wat eerbaar is [geen boze vermoedens of vuile roddelpraat], alles wat liefelijk is [niet kleinerend of hatelijk], alles waarover gunstig wordt gesproken [niet afbrekend of met kwade bedoelingen], welke deugd [geen slechtheid] er ook is en alles wat loffelijk [niet veroordeeld] is, gaat voort deze dingen te bedenken.” — Jes. 55:7-9, NBG; Fil. 4:8, NW.

20. Welke laatste samenvatting van deze studie wordt hier gegeven?

20 Houd daarom in gedachten dat roddelen bij Satan begon. Behoedt u er voor. Geroddel berokkent schade. Jehovah verbiedt het. Onderscheid de kwade beweegredenen welke er achter schuilen. Laat het noch uw tong noch uw oor besmetten. Laat niet toe dat gij tot een slaaf er van wordt gemaakt enkel en alleen omdat iemand u tot het slachtoffer er van maakt. Blijf waarlijk vriendelijk en liefderijk en bedenk dat een roddelaar geen van beide is. En behandel uw geest, die op een vreselijke wijze wonderbaarlijk is gemaakt, op de juiste manier. Vul uw geest met het goede. De melk en het vlees van Jehovah’s Woord voeden en sterken de menselijke geest. Verruim en verdiep uw geest zodat deze tot rijpheid komt en waardering heeft voor het rijke voedsel. De roddelende geest is de oppervlakkige geest, en een lege brein en een klappende tong gaan samen. Het is beter meer in uw geest te hebben en minder op uw tong dan een lege geest en veel op uw tong. Wij zijn stellig niet onwetend van het kwaad van geroddel en van manieren waarop wij er tegen kunnen strijden, en wij weten hoe wij onze tong op de juiste wijze kunnen gebruiken. De discipel Jakobus zeide: „Indien iemand derhalve weet hoe het juiste te doen en het toch niet doet, is het hem een zonde” (Jak. 4:17, NW). Wanneer wij Jehovah’s wet in onze geest hebben, kunnen wij deze zonde in ons vlees op verstandelijke wijze bestrijden. Wij moeten geroddel in ons leven te niet doen voordat geroddel er de oorzaak van is dat God het leven in ons te niet doet!

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen