De moderne geschiedenis van Jehovah’s getuigen
Deel 23: Uitbreiding ten gevolge van de opleiding in de bediening
WANNEER wij in grote lijnen de geschiedenis nagaan hoe Jehovah’s getuigen voor de evangeliebediening zijn opgeleid, kunnen wij de onderwijzende taak van hun werk in de velddienst niet over het hoofd zien. Dit onderwijzende element heeft gigantische afmetingen aangenomen doordat het er toe heeft geleid dat er een volledige ommekeer is gekomen in de denkwijze van talloze jegens Jehovah God van goede wil zijnde mensen. In 1936 werd voor de eerste maal de gedachte geopperd belangstellende personen nogmaals te bezoeken ten einde hen te helpen kennis op te doen.a Daarop werd op het congres te Columbus (Ohio) in 1937 het eerste modelstudieboekje uitgegeven, waarin de verkondigers werden aangemoedigd nabezoeken te brengen bij belangstellende personen en een studie met hen te beginnen aan de hand van de brochure Blootgelegd, tezamen met de grammofoonplatenserie „Het bedrog ontmaskerd,” waarop fundamentele bijbelse leerstellingen werden behandeld.b In Nederland werd deze brochure tijdens de tweede Wereldoorlog uitgegeven, doch de grammofoonplatenserie was hier niet voorhanden, zodat het modelstudieboekje slechts aan de hand van de brochure Blootgelegd of louter zelfstandig gebruikt moest worden. Pas in 1938 vroeg het Genootschap de verkondigers de nabezoeken te rapporteren welke zij brachten wanneer zij de mensen thuis gratis in de bijbel onderwezen. Ten slotte werd de verkondigers in 1942 voor de eerste maal gevraagd behalve de nabezoeken nog te rapporteren hoeveel bijbelstudies zij maandelijks gemiddeld leidden. In de loop der jaren verschenen er nog meer publikaties met studievragen. Het belangrijkste leerboek dat door het Genootschap voor het gebruik in de velddienst werd gepubliceerd, was echter het boek „God zij waarachtig”, dat in 1946 in het Engels en later in 1953 in het Nederlands verscheen. In ruim 30 talen zijn er thans meer dan 12.000.000 exemplaren van gedrukt. Duizenden zijn door een huisbijbelstudie aan de hand van dit boek getuigen van Jehovah geworden.
Merk in de onderstaande tabel van de wereldomvattende krachtsinspanningen van Jehovah’s getuigen op welk een vooruitgang zij hebben gemaakt in hun dienst om eerlijke mensen thuis over bijbelse aangelegenheden in te lichten.
Wereldtotaal Wereldgemiddelde
Jaar nabezoeken bijbelstudies
1938c 298.489 nog geen berichten
1942d 6.707.204 5.593
1945e 8.443.050 104.142
1949f 15.897.544 167.571
1953g 22.990.305 281.219
1955h 27.143.319 337.456
Deze geweldige vloedgolf van bijbels onderwijs en bijbelse kennis overstroomt de aarde evenals de wateren de zeebodem bedekken (Jes. 11:9). De op de in 1943 begonnen „school der theocratische bediening” verkregen opleiding maakte hen bekwaam om in deze tijd van het einde der wereld hun toonaangevende positie als bijbelopvoeders der mensen van goede wil te handhaven.
De levende God Jehovah is degene die alles in een grootse eenheid samenbrengt. Hij is de geweldige magneet die, tezamen met zijn intieme metgezel, Christus Jezus, de eenmakende kracht is waardoor alle recht denkende mensen in een georganiseerde verhouding tot hem worden getrokken (Joh. 6:44). Bijna vierduizend jaar geleden, in de dagen van Abraham, openbaarde Jehovah wat zijn eenmakingsstrategie en bevel was: ’Ik zal u [Abraham] stellig zegenen en ik zal uw zaad [het geestelijke Israël der 144.001 gezalfden — Gal. 3:29; 6:16, NW] stellig vermenigvuldigen gelijk de sterren der hemelen en gelijk de korreltjes zand aan de zeekust [tot 96 n. Chr. is het aantal onbekend gebleven, toen werd dit onthuld in Openbaring 7:4 (NW)], en uw zaad [voornamelijk Christus Jezus, het hoofd van de zaad-organisatie der 144.000] zal de poort van zijn vijanden in bezit nemen [in Armageddon]. En door bemiddeling van uw zaad [de Koninkrijksorganisatie der 144.001] zullen alle natiën der aarde [de grote schare uit vele natiën afkomstig en beschreven in Openbaring 7:9 (NW)] zich stellig zegenen omdat gij naar mijn stem hebt geluisterd’ (Gen. 22:17, 18, NW). Op de bestemde tijd en in de juiste volgorde werd eerst het Zaad, de Koning Christus Jezus van 29 tot 33 n. Chr. als Jehovah’s voornaamste getuige voortgebracht. Vervolgens werd over een periode van 1900 jaar, van Pinksteren 33 n. Chr. af tot aan 1931, de „kleine kudde” van 144.000 gezalfden uit de wereld geroepen, verenigd en als Jehovah’s getuigen in een georganiseerde verhouding tot Hem gebracht (Luk. 12:32; Joh. 17:21). Na 1931 tot aan Armageddon worden als laatsten de „andere schapen” tot Gods beschermende organisatie geroepen, opdat zij ook getuigen van Jehovah mogen worden die op deze aarde leven zullen verkrijgen, en opdat allen verenigd mogen worden als ’één kudde onder één herder.’ — Joh. 10:16 en Ef. 1:10, 11.
Na 1931 begonnen de gezalfde getuigen op aarde in te zien dat er zich reeds een aardse groep met hen had verbonden, en zij begonnen hen „Jonadabs” te noemen. Pas op het congres te Washington (V.S.), op 31 mei 1935, begrepen zij ten volle dat de in Openbaring 7:9 (NW) genoemde „grote schare” een aardse klasse was welke overeenkwam met de „geslachten der aarde” die op grond van het Abrahamitische verbond met eeuwig leven op aarde gezegend zouden worden. Dit alles bracht een gigantische verandering in de denkwijze, organisatie en predikingsactiviteit met zich. Negentienhonderd jaar lang had de gemeente der gezalfden zich voornamelijk met haar eigen redding beziggehouden, om de prijs der „hogere roeping” te verwerven. Men was de gedachte toegedaan dat hun organisatie slechts van tijdelijke aard was om hen bijeen te houden totdat de tijd voor hun verandering aangebroken zou zijn, om naar de hemel te gaan waar zij met Christus Jezus in zijn koninkrijk zouden regeren. De krachtsinspanningen in verband met hun prediking waren slechts beperkt tot het bekendmaken van de hogere roeping aan de „kleine kudde,” behalve dat sedert februari 1918 de boodschap werd gehoord dat ’Millioenen nu levende menschen nimmer zullen sterven.’
Het zou de rijpe, 1900-jaar-oude gezalfde gemeente tijd kosten zich er op voor te bereiden de „andere schapen,” mogelijk ’miljoenen die thans leven en nimmer zullen sterven,’ en masse bijeen te vergaderen. Uit de feiten blijkt dat het tien jaar heeft geduurd, van 1935 tot 1945, om de juiste regelingen te treffen. In deze periode breidde de boodschap bij monde van het tijdschrift De Wachttoren haar geestelijke roep uit door herhaaldelijk over de profetieën betreffende de bijeenvergadering der „grote schare,” te spreken. Door deze bijbelstudies werd het denken van de gezalfden, die zich er over verheugden gebruikt te worden als instrumenten om de nieuwe aardse klasse van getuigen een helpende hand te bieden, gestadig verruimd. De organisatie moest rein worden om deze „vluchtelingen” als permanente bewoners in het „Beulah”-land te kunnen ontvangen. Bovendien was er een ommekeer in de organisatie tot het theocratische bestuursstelsel noodzakelijk, hetgeen in 1938 werd verwezenlijkt. Het werd duidelijk dat de organisatie nu een permanent karakter had gekregen. Ja, geleidelijk aan werd het getuigeniswerk in het veld veranderd. De mensen moesten nu nabezocht worden en er moesten huisbijbelstudies worden geleid, openbare vergaderingen worden gehouden, scholen der theocratische bediening worden ingesteld en op straat worden gewerkt om de aandacht van het talrijke publiek te trekken. Al deze veranderingen waren tegen 1945 voltooid.
In het begin van de jaren ’80 vond het werk van Jehovah’s getuigen zijn weg naar Europa, in de jaren rond de eeuwwisseling naar Afrika, Australië en delen van Zuid-Amerika en ten slotte na 1910 naar Azië. Na het herstel van de ware aanbidding in 1919 werden er krachtsinspanningen gedaan het werk in zoveel mogelijk maagdelijke gebieden te verbreiden. De lectuur van het Genootschap werd in 78 talen gepubliceerd. Er werden in landen waar het getuigeniswerk vaste voet begon te krijgen, bijkantoren geopend. Tegen 1934 bezat het Genootschap over de vijf continenten verspreid, 49 bijkantoren.i In 1942 werden er vanuit vierenvijftig natiën berichten ontvangen over de activiteit van getuigen. Meer dan vijftigduizend van de 115.240 bedienaren van het evangelie die hun berichten inleverden, werkten in gebieden buiten de Verenigde Staten.j In de meeste delen der aarde worden enkele verspreide leden van het overblijfsel aangetroffen. Dit getuigt er van dat Jehovah sedert 1919 „zijn uitverkorenen uit de vier windstreken” heeft bijeenvergaderd. — Matth. 24:31, NW.
Deze gehele ontwikkeling in maagdelijke gebieden was slechts de basis voor de grote oogst welke er door toedoen van zijn in 1919 bevrijde overblijfsel uit alle natiën binnengehaald zou worden. Had de profeet Jesaja deze wereldomvattende expansie immers niet voorzegd? „Uit hen, die het ontkomen zullen zijn [het overblijfsel na 1919], zal Ik zenden tot de heidenen [de natiën, AS], naar Tarsis [in Europa], Pul, en Lud [in Afrika], de boogschutters, naar Tubal [in Azië] en Javan [in Europa], tot de ver gelegen eilanden, die Mijn gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenen [natiën, AS] verkondigen. En zij zullen al uw broeders uit alle heidenen [natiën, AS] . . . brengen . . . naar Mijn heiligen berg toe, naar Jeruzalem [Gods organisatie], zegt de HERE [Jehovah].” — Jes. 66:19, 20.
Jezus wees zijn getuigen het gebied toe, toen hij zeide: „De akker is de wereld” (Matth. 13:38, NW). Sinds 1945 is dit letterlijker dan ooit tevoren verwezenlijkt. In deze ’akker der wereld’ moeten de christelijke getuigen geen strijd voeren tegen vlees en bloed, maar tegen de geest der mensen (2 Kor. 10:4, 5). Satan is duizenden jaren bezig geweest om verschillende geestesgesteldheden in de mensen aan te kweken, wier denken alle tegen Jehovah en zijn nieuwe wereld is gericht. De hedendaagse denkwijze van wereldse mensen is in de grond het produkt van heidendom, leugenachtige overleveringen, begeerten van het vlees, leerstellingen van demonen en elke wind van theorie van het moderne materialisme. Jehovah’s getuigen zijn dagelijks tegen deze machtige krachten van goed verschanste denkwijzen ten strijde getrokken door met miljoenen mensen met wie zij in contact komen en tot wie zij prediken, te redeneren. Zij zijn voorstanders van de christelijke denkwijze der Nieuwe Wereld, de denkwijze van Jezus Christus, die negentienhonderd jaar geleden verscheen als de voorvechter van de geest, de wil en het voornemen van de Grote Soeverein van het universum, Jehovah God (1 Kor. 2:16). Er moet een verzoening met God bewerkstelligd worden waarvoor de mensen hun denkwijze moeten veranderen om deze te laten overeenstemmen met de juiste en heerlijke denkwijze van hun Maker, Jehovah God. Door zulk een hervorming van hun denkwijze worden zij met de Almachtige God en zijn op een gezin gelijkende organisatie verenigd. — Rom. 12:2.
Dit heeft eveneens geleid tot een wereldomvattende strijd om het hart en de geest van de mensen van goede wil. De verschillende plaatselijke denkwijzen op de vijf continenten zijn alle gezwicht voor de macht van het Woord Gods, de bijbel, en hebben daardoor vrucht afgeworpen, namelijk, de bevrijding van duizenden uit de Babylonisch religieuze denkwijze tot het zonlicht der waarheid en christelijke vrijheid. Nog iets opvallends is, dat de gehele wereld met al zijn verschillende religiën in de laatste dagen aan dezelfde wereldomvattende crisis het hoofd moet bieden. Daarom is de gehele wereld met haar vele natiën en volken terzelfder tijd rijp geworden voor de wereldomvattende geestelijke oogst. Deze wereldomvattende oogst der „andere schapen” neemt in deze laatste dagen voor de universele strijd van Armageddon snel toe.
(Wordt vervolgd)
[Voetnoten]
a Informant van december 1936.
b Informant van oktober 1937.
c Yearbook van 1939, blz. 59.
d Yearbook van 1943, blz. 222; Yearbook van 1944, blz. 57.
e Yearbook van 1946, blz. 217.
f Yearbook van 1950, blz. 25.
g Yearbook van 1954, blz. 37.
h Yearbook van 1956, blz. 37.
i Yearbook van 1935, blz. 53.
j Yearbook van 1954, blz. 273.