De moderne geschiedenis van Jehovah’s getuigen
Deel 16: Verkondigend onder een nieuwe, theocratische naam
NADAT rechter Rutherford op 2 oktober 1938 uit Brittannië in de stad New York was teruggekeerd, sprak hij voor een gehoor van 7000 mensen een scherpe, actuele lezing uit over het onderwerp „Fascisme of Vrijheid.” Deze verscheen spoedig in brochurevorm en werd bij miljoenen verspreid om de mensen de ogen te openen voor het op handen zijnde bloedbad dat de fascisten door een oorlog zouden aanrichten. De volgende zomer, van 23-25 juni 1939, werd er wederom met succes in vele steden tegelijkertijd een congres gehouden, waarbij in dit geval de hoofdvergadering in de Madison Square Garden in de stad New York was. Bij elkaar hoorde een internationaal publiek van 75.000 personen op de achtentwintig congressen — verscheidene in Australië, tien in Engeland, waaronder een te Londen en diverse in de Verenigde Staten — naar, de door de president van het Wachttorengenootschap uitgesproken openbare lezing „Heerschappij en Vrede,” welke het hoogtepunt van dit congres vormde. Ongeveer halverwege deze krachtige lezing brak er op de hoofdvergadering te New York een relletje uit, dat op touw was gezet door speciaal door het „Christelijk front” WMCA (een radiostation) uitgezonden ordeverstoorders, welke door het Vaticaan geïnspireerde beweging werd geleid door „vader” Coughlin. Na vijftien minuten waren de zaalwachters van de Madison Square Garden (allen getuigen van Jehovah) de situatie meester en hadden zij de 500 fascistische ordeverstoorders overmand en uit de zaal verwijderd.
Het begon allemaal met gejouw, gefluit en geschreeuw van „Heil Hitler” en „Viva Franco,” e.d. Duizenden personen in vele andere plaatsen der aarde hoorden het kabaal van het opstootje via de draad of draadloze communicatie. De spreker, Rutherford, werd door applaus na applaus van de zijde van het publiek krachtig gesteund, toen hij meesterlijk door de microfoon bleef spreken om de storm te overstemmen.a De gerechtelijke actie welke het Genootschap had ingesteld tegen de leiders van deze katholieke rel, liep op niets uit. In de herfst van het jaar 1939 sprak echter het uit drie rechters bestaande bijzondere gerechtshof van de stad New York (samengesteld uit twee rooms-katholieken en een jood) drie zaalwachters (getuigen van Jehovah) niet alleen vrij, doch prees hen omdat zij met overleg met de nodige kracht tegen de onruststokers waren opgetreden toen de stadspolitie volledig in gebreke bleef de orde te handhaven toen de grote openbare vergadering in de Madison Square Garden er plotseling mee werd bedreigd uiteengescheurd te worden. Verscheidene katholieke ordeverstoorders die met geweld door de zaalwachters uit de Madison Square Garden waren verwijderd, hadden een valse aanklacht tegen die drie zaalwachters ingediend, op grond waarvan dezen werden gearresteerd en gerechtelijk vervolgd.b
Nog een opmerkenswaardig voorval was het volgende: De I.R.A., het Ierse Republikeinse Leger, een katholieke terroristenbeweging, die al maandenlang in geheel Engeland een campagne met bomaanslagen voerde, dreigde op zaterdag, 24 juni 1939, via de telefoon het bureau van het Genootschap te Londen, dat zij met geweld zouden optreden wanneer de aansluiting van Londen met Belfast voor de door Rutherford op 25 juni in de Madison Square Garden te New York uit te spreken lezing niet werd verbroken. De politie van Scotland Yard werd hiervan terstond in kennis gesteld en deze trok ter bescherming een kordon op rond de vergaderzalen van het Genootschap. In de omgeving van de Kingsway Hall, waar op zaterdag het congres te Londen werd gehouden, ontplofte een bom, maar geen der getuigen liep hierdoor letsel op, alhoewel er verscheidene voetgangers werden gedood.c Aan beide zijden der Atlantische Oceaan namen katholieke elementen hun toevlucht tot gewelddaden om de getuigen door vrees er toe te brengen geen gebruik te maken van hun vrijheid van aanbidding.
Hadden er zich in deze spannende tijden van 1929 tot 1939, toen er een kolossale activiteit aan de dag werd gelegd, nog enige belangrijke organisatorische ontwikkelingen voorgedaan? Ja, dat was stellig het geval. Op het in 1931 te Columbus (Ohio, V.S.) gehouden congres (van 24 tot 30 juli) namen ongeveer 15.000 aanwezigen de resolutie aan over de nieuwe naam, JEHOVAH’S GETUIGENd — waarlijk een veelbetekenende naam die was gebaseerd op de door Jesaja opgetekende woorden van Jehovah (43:10-12). Met welk een vreugde werd deze nieuwe naam over de gehele wereld ontvangen! In de daarop volgende weken werd deze opmerkenswaardige nieuwe naam op de vijftig vervolgcongressen in alle delen der aarde vol vreugde door Jehovah’s volk aangenomen. Hoe kenmerkend is die naam niet! Hij brengt grote verantwoordelijkheid met zich. Sinds 1931 is de naam over de gehele wereld ingeburgerd. Dit getuigt er des te meer van dat ze goed past bij hen die zo gezegend zijn die naam te dragen. IJverig staan zij in voor de naam JEHOVAH, en herstellen die tot de deze naam toekomende allerhoogste plaats in universele aangelegenheden, want is Jehovah niet de glorierijke Soeverein van zijn gehele universum? — Ps. 83:19, Pa; Hand. 3:19-23; 4:24-30; 1 Kor. 15:28; Openb. 11:15; Dan. 7:13, 14; Jes. 9:5, 6.
De bovenstaande resolutie over „de nieuwe naam” en de tekst van Rutherfords congreslezing werden in de brochure The Kingdom the Hope of the World (Het Koninkrijk de Hoop der Wereld) gepubliceerd en kort nadien in vele talen gedrukt. Gedurende de maand oktober daarop werd er een veldtocht gevoerd om aan alle vooraanstaande figuren persoonlijk een exemplaar van deze brochure te overhandigen. Alleen al in de Verenigde Staten en Canada werd de brochure aan 132.066 mensen aangeboden, onder wie 88.009 geestelijken, 19.103 politici, 22.869 bankiers en 2085 militaire leiders waren.e In de daaropvolgende maanden bereikte deze brochure de huizen van vijf miljoen andere mensen in alle delen der aarde.f De nieuwe naam was blijvend gevestigd.
In een vroeger gedeelte van deze geschiedenis vernamen wij hoe het bestuur over de gemeenten na een geleidelijk proces, van twintig jaar ten slotte in 1938 zover was gekomen dat het volledig overeenkwam met het in de Schrift bewaard gebleven theocratische voorbeeld en het Genootschap alle dienaren rechtstreeks aanstelde. Hierdoor kon tot de volgende stap worden overgegaan bij de theocratische integratie of het bijeenbrengen in een hechtere, verenigde maatschappij. Met de afdelingsveldtochten (welke van 1933 tot 1935 werden gehouden), waarbij gemeenten in een bepaalde streek zich aaneensloten om gezamenlijk te gaan prediken ten einde het hoofd te bieden aan vervolging en oppositie, had men de ervaring opgedaan dat er aldus ongewone eenheid en kracht werden gemanifesteerd en dat die werden verdiept. In oktober 1938 werd dus de volgende stap gedaan bij het theocratisch organiseren van de bewoners van het „Beulah”-land door de zonedienst in te stellen. Ongeveer twintig gemeenten in een bepaald gebied werden ondergebracht in een „zone.” Het Genootschap stelde een „zonedienaar” aan die een week in elke gemeente bleef om deze beter te organiseren en te helpen bij het getuigeniswerk in het veld. Op geregelde tijden zou er een „zonevergadering” worden gehouden, waarbij de twintig of meer gemeenten welke deel uitmaakten van die zone, voor wederzijds contact bijeenkwamen, waardoor zij verder werden opgebouwd. Het hoofdbureau van het Genootschap zond speciale dienaren uit om deze vergaderingen te bedienen. Er werden nieuwe organisatie-instructies uitgegeven, die van 1 oktober 1938 af van kracht werden voor geheel Jehovah’s volk.g
Deze nieuwe regeling bleek een grote stuwkracht te zijn om de nationale en internationale organisatie in één geheel samen te binden. Nagenoeg onmiddellijk viel er een verdere toename in het aantal verkondigers en in de algemene activiteit in het veld waar te nemen. In 1942 werd deze regeling enigszins herzien en werd de vertegenwoordiger van het Genootschap „broederdienaar” genoemd.h Na 15 oktober 1946 kwamen de door een broederdienaar bediende gemeenten jaarlijks tweemaal bijeen op een plaatselijk congres.i Later, in 1948, werden verschillende zones samengebundeld tot een grotere eenheid welke als een „district” kwam bekend te staan en welke eens per jaar bijeenkwam op een grote vergadering.j De „districtsdienaar” had de leiding over een district en de naam „broederdienaar” werd in de Nederlands sprekende gemeenten na 1 mei 1949 weer teruggebracht op „zonedienaar,” welke naam na de districtsvergaderingen in 1956 wederom werd herdoopt tot „kringdienaar.”
Nog een opmerkenswaardige ontwikkeling was die welke het gevolg was van het in 1935 gebrachte bezoek van de president van het Genootschap aan de Hawaii-eilanden. Er werd toen een bijkantoor in Honoloeloe opgericht en er werden regelingen getroffen om naast dit nog te bouwen bijkantoor een vergaderzaal op te trekken.k Bij de inwijding van deze zaal kreeg ze de toepasselijke naam „Koninkrijkszaal,” hetgeen het begin was van het over de gehele wereld door Jehovah’s getuigen gevolgde voorbeeld om hun gemeentelijke vergadercentrums met de naam Koninkrijkszaal aan te duiden. In de herfst van het jaar 1937 werd de nieuw ingerichte „London Tabernacle” herdoopt tot „Koninkrijkszaal.”l
In januari 1938 verscheen het eerste nummer van de Nederlandse uitgave van het tijdschrift Vertroosting, hetgeen thans Ontwaakt! heet, maar dat toentertijd in de plaats kwam van het door het Genootschap uitgegeven blad Het gouden tijdperk, welks Engelse uitgave sedert oktober 1919 geregeld om de veertien dagen was verschenen.a
Australië viel in de lente van 1938 het voorrecht ten deel voor het eerst door een president van het Genootschap bezocht te worden. Jehovah’s getuigen aldaar ontvingen rechter Rutherford met groot enthousiasme. 25.000 personen luisterden gretig in de Sports Ground te Sydney naar Rutherfords beroemde lezing „Waarschuwing.” Deze lezing vormde het hoogtepunt van het congres te Sydney, waarheen getuigen waren gekomen van alle delen rond en in het zuidelijk deel der Stille Oceaan — Malakka, Java, Frans Indochina, Sjanghai, Nieuw-Zeeland en alle staten van de Commonwealth of Australia.b
In februari 1940 stelde het Genootschap het staan met de tijdschriften De Wachttoren en Vertroosting op de hoeken der straten in.c Speciaal ontworpen tijdschriftentassen, elk hangend over de schouders van een van Jehovah’s getuigen — zij het jong of oud — werden in de beginjaren van dit doeltreffende publiciteitswerk voor de voorbijgangers in dorpen en steden een iedere week weerkerend schouwspel. Sinds 1940 hebben honderden miljoenen mensen in nagenoeg elk land der aarde deze getuigen elke week op de hoeken der straten zien staan en zij hebben gehoord hoe zij dringend aandacht vroegen voor de aankondiging der theocratische regering. Ook dit werk is een krachtig door God gebruikt middel geweest om de geest der mensen te oordelen, en bovendien zijn mannen, vrouwen en vele kinderen hierdoor getraind zelfs nog doeltreffender een groot aandeel te hebben aan het werk met de tijdschriften van thans en in de toekomst. — Matth. 25:31-46; Spr. 1:20-23.
Nevenstaande tabel geeft, wanneer men de getallen met elkaar vergelijkt, een afgerond geheel van de gigantische verspreiding gedurende deze periode. Bij nadere beschouwing zal de nadenkende lezer het volgende bemerken: In de op de tabel aangegeven vier opeenvolgende perioden, gezamenlijk 65 jaar omvattend, is het voorbereidende en laatste ’aankondigingswerk van Jehovah’s koninkrijk’ geleidelijk aan over de gehele wereld bekend geworden.
„HET AANKONDIGEN VAN JEHOVAH’S KONINKRIJK”
Vier perioden in Verspreide boeken Hoogste aantal
een tijdperk van en brochures (uit- actieve verbondenen
vijfenzestig jaar gezonderd de over de gehele wereld
tijdschriften en
miljoenen gratis
traktaten)
1893 tot 1918 9.737.224f 21.274g
1919 tot 1930 93.500.000h 23.988i
1931 tot 1939 215.984.991j 61.589k
Het is onloochenbaar dat Jehovah’s getuigen in het tiental jaren dat in 1939 eindigde, als niet tegen te houden „sprinkhanen” ’ijverig waren in het werk’ van hun Vader en Zijn onoverwinnelijke Koning (Spr. 22:29, KJ; Luk. 2:49). Organisatorisch was hun veel overkomen, en terzelfder tijd deden zij door de nimmer aflatende weerstand die zij aan afvallige tegenstanders boden, hun optreden op het wereldtoneel als voorvechters der vrijheid van meningsuiting en van aanbidding. De laatste lovende opmerkingen uit een niet-theocratische bron mogen hier vermeld worden:
„Jehovah’s getuigen hebben de aarde letterlijk met hun getuigeniswerk overstroomd. . . . In de huidige tijd maken geen andere christenen een veelvuldiger gebruik van schriftuurplaatsen, of kennen zij er meer uit hun hoofd dan de Getuigen. Om met succes met hen te kunnen redeneren op schriftuurlijk gebied, moet men zelfs zijn bijbel beter kennen dan de meeste leden der fundamentalistische kerken van thans. . . . Zij bieden aan elke soort van oppositie het hoofd. Met elk wettig middel strijden zij voor hun burgerrechten, het recht van openbaar vergaderen — hetwelk hun soms wordt geweigerd — het recht hun lectuur te verspreiden, het recht van het geweten God boven elke andere loyaliteit te plaatsen. Zij hebben de democratie een belangrijke dienst bewezen door hun strijd voor de ophouding van hun burgerrechten, want in hun strijd hebben zij veel gedaan om voor elke minderheidsgroep in Amerika die rechten veilig te stellen. Wanneer er inbreuk wordt gemaakt op de burgerrechten van welke groep maar ook, zijn de rechten van geen andere groep meer veilig. Dientengevolge hebben zij een aanzienlijke bijdrage geleverd tot het hooghouden van sommige uitermate kostbare dingen in onze democratie.”l
(Wordt vervolgd)
[Voetnoten]
a Yearbook van 1940, de bladzijden 42-44; Kingdom News van juli 1939.
b Consolation van 29 nov. 1939, de bladzijden 20-24.
c Yearbook van 1940, blz. 81.
d Yearbook van 1932, de bladzijden 20-24.
e Bulletin (Eng.), van 1 jan. 1932.
f Yearbook van 1932, blz. 36.
g Informant van september 1938.
h Organization Instructions [Organisatie-Instructies] van 1942, blz. 23.
i Informateur van maart 1947; Informant van februari 1948.
j Informant van april 1948; augustus 1948.
k Yearbook van 1936, de bladzijden 144-146.
l Consolation van 6 april 1938, blz. 26.
a Vertroosting van januari 1938, blz. 3.
b Yearbook van 1939, de bladzijden 103-105.
c Informant van januari 1940.
d These Also Believe, door C.S. Braden (1950), de bladzijden 370, 380, 382.
e Harvest Siftings, de bladzijden 97, 114; Watch Tower van 1892, blz. 10, W 1893, blz. 380.
f W 1892, blz. 114.
g Yearbook van 1936, blz. 66; W 1893, blz. 380.
h W 1917, blz. 157.
i Yearbook van 1932, blz. 36.
j Yearbook van 1950, blz. 24 (gemiddelde aantal verkondigers voor 1928).
k Yearbook van 1940, blz. 38.
l Gemiddelde aantal verkondigers, te vergelijken met de Informant van februari 1940.