Wat u eeuwig gelukkig zal maken
„Wijsheid is ter verdediging [evenals] geld; kennis heeft echter voor dat wijsheid haar bezitters in het leven behoudt.” — Pred. 7:12.
1. Waaruit blijkt dat rijkdommen geen duurzaam geluk kunnen schenken?
BEZIT u thans het voor geluk onontbeerlijke? Zo ja, zult u het dan lang bezitten? Ook onder de beste omstandigheden is het leven toch maar kort. Evenals gras dat verdort en de bloem die verwelkt en de schaduw welke wegvliedt, is de mens een schepsel van slechts weinig dagen die tot het stof terugkeert. Wanneer het leven voorbij is, behoort het geluk ook tot het verleden. Rijkdom kan het leven niet bestendigen. Jezus zei: „Ook wanneer iemand overvloed heeft, spruit toch zijn leven niet voort uit wat hij bezit.” De psalmist brengt dit aldus onder woorden: „Geen hunner kan ook maar enigszins een broeder loskopen, noch God zijn rantsoen geven; (en de loskoopprijs voor hun ziel is zo kostbaar, dat ze voor onbepaalde tijd achterwege is gebleven) dat hij nog voor eeuwig zou leven [en] de kuil niet zou zien. Vrees niet omdat iemand rijkdom verwerft, de heerlijkheid van zijn huis toeneemt, want bij zijn dood kan hij niet het minste meenemen; zijn heerlijkheid zal niet met hem neerdalen. Want bij zijn leven bleef hij zijn ziel zegenen; (en de mensen zullen u prijzen omdat gij uzelf goeddoet) geleidelijk aan komt hij slechts tot het geslacht van zijn voorvaders. Zij zullen het licht nimmermeer zien. De aardse mens die, alhoewel hij in ere wordt gehouden, geen inzicht heeft, is beslist te vergelijken met de beesten die zijn verdelgd.” — Luk. 12:15; Ps. 49:7-9, 16-20, vss. 8-10, 17-21, SV.
GEEN EEUWIG GELUK DOOR EEN ONSTERFELIJKE ZIEL
2. Welke leerstelling heeft de mensen er toe gebracht de dood niet onder ogen te willen zien, maar wat wordt door de bijbel aangetoond?
2 Omdat de mensen niet in vergetelheid willen geraken, verhullen hun religiën het stervensfeit door de nadruk te leggen op het verdichtsel der onsterfelijkheid van de menselijke ziel. Wanneer dan hun tijd is gekomen, zullen zij dus niet volledig tot stof vergaan. Wanneer jaar na jaar aan hen voorbijtrekt, zullen zij toch niet geheel in vergetelheid raken. De ziel zal nadat het lichaam in het graf tot ontbinding overgaat, voortleven en bewustzijn bezitten. Dit leest men echter niet in de bijbel: „Zijn geest [of, adem, voetnoot] gaat uit, hij keert terug tot zijn aarde, op die dag vergaan zijn gedachten.” Zij denken dat zij zullen weten wat er gebeurt, maar de bijbel is het niet met hen eens: „Want de levenden zijn zich er van bewust dat zij zullen sterven, maar de dóden, die zijn zich in het geheel nergens van bewust, . . . want er is geen werk, plan, kennis noch wijsheid in Sheol, de plaats waarheen gij gaat.” Zij leren dat de mensen van de dieren worden onderscheiden doordat zij een onsterfelijke ziel bezitten. De bijbel leert daarentegen: „Want hetzelfde overkomt de mensenzonen en hetzelfde de beesten, en één en hetzelfde overkomt hen. Zoals de een sterft, sterft de ander en zij allen hebben slechts één geest [adem, voetnoot], zodat de mens niet superieur aan de beesten is, want alles is ijdelheid. Allen gaan naar één plaats. Zij zijn allen uit het stof ontstaan, en zij keren allen tot het stof terug.” De zondige ziel is niet onsterfelijk: „De ziel die zondigt, die zal sterven.” Zelfs de enige zondeloze ziel die als een mens op aarde heeft geleefd, is gestorven, want over Jezus staat geschreven: ’Hij heeft Zijn ziel uitgestort in den dood.’ — Ps. 146:4; Pred. 9:5, 10; 3:19, 20; Ezech. 18:4, NBG; Jes. 53:12, SV.
3. Welke zegeningen vloeien uit wijsheid voort?
3 Waarin is onze hoop voor het leven dan wel gelegen indien niet in een onsterfelijke ziel? In wijsheid: „Wijsheid is ter verdediging [evenals] geld; kennis heeft echter voor dat wijsheid haar bezitters in het leven behoudt.” Geen gewoon leven, maar een gelukkig leven: „Gelukkig is de man die wijsheid heeft gevonden en de man die onderscheidingsvermogen verkrijgt, want dit te verwerven is beter dan het verwerven van zilver en de opbrengst er van beter zelfs dan goud. Ze is kostbaarder dan koralen, en al uw andere geneugten kunnen er niet mee worden vergeleken. Lengte van dagen is in haar rechterhand; in haar linkerhand zijn rijkdommen en heerlijkheid. Haar wegen zijn lieflijke wegen en al haar paden zijn vrede. Ze is een boom des levens voor wie zich er aan vastgrijpen en zij die haar vastgrijpen, zijn gelukkig te noemen.” — Pred. 7:12; Spr. 3:13-18.
DE WIJSHEID EN KRACHT GODS
4. Wat is de hoofdgedachte van 1 Korinthe 1:18-25?
4 Om het nu nog eens specifiek te omschrijven, welke wijsheid redt van de dood en leidt tot leven? Wiens wegen zijn lieflijk en wiens paden zijn vrede en wiens bezitters zijn gelukkig? In Eén Korinthe 1:18-25 wordt onthuld welke wijsheid de weg aanduidt naar eindeloos geluk: „Want de woorden over de martelpaal zijn dwaasheid voor wie vergaan, maar voor ons die worden gered, zijn ze Gods kracht, want er staat geschreven: ’Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en ik zal de intelligentie der intellectuelen negeren.’ Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van dit samenstel van dingen? Heeft God de wijsheid der wereld niet dwaas gemaakt? Want aangezien, in de wijsheid Gods, de wereld door haar wijsheid God niet heeft leren kennen, heeft God het goedgedacht door de dwaasheid van het gepredikte de gelovigen te redden, want de joden vragen om tekenen en de Grieken zien uit naar wijsheid; doch wij prediken Christus, die aan een paal is genageld, voor de joden een oorzaak tot vallen maar voor de natiën dwaasheid; voor de geroepenen echter, joden en Grieken, Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want iets dwaas van God is wijzer dan mensen, en iets zwaks van God is sterker dan mensen.”
5. Is alle menselijke wijsheid dwaas in Gods ogen, en is al Gods wijsheid dwaas in de ogen van ongelovige mensen?
5 Wat betekent dit nu precies? Dat alle menselijke wijsheid in Gods ogen dwaasheid is? Dikwijls worden door de toepassing van ’s mensen wijsheid zieken genezen of stervenden van een wisse dood gered. De mens wordt er door in staat gesteld voertuigen en machines te vervaardigen waarmee hij over land, op zee of in de lucht kan reizen. Hij kan gerieflijke huizen bouwen die van vele gemakken zijn voorzien. De menselijke wijsheid is in staat stemmen, muziek en zelfs bewegende beelden over te brengen. Wanneer het wonderbaarlijke menselijke vernuft op de juiste wijze wordt aangewend, is het geen dwaasheid bij God. Hoe zou dit kunnen, wanneer toch God zelf de mens met de eigenschap van wijsheid heeft begiftigd? Zei Jezus niet dat ’de zonen van dit samenstel van dingen in praktisch opzicht verstandiger zijn jegens hun geslacht dan de zonen des lichts’? Ook kunnen wij niet zo zonder meer zeggen dat de mensen al Gods wijsheid als dwaas beschouwen. Zij spreken hun bewondering uit over de goddelijke wijsheid welke wordt weerkaatst in de sterrenhemelen, de groene aarde, het fascinerende dierenleven en hun eigen lichaam dat ’gans wonderbaar is toebereid.’ Welke menselijke wijsheid noemt God dan dwaasheid en welke goddelijke wijsheid wordt door vele mensen als dwaasheid geclassificeerd? — Luk. 16:8; Ps. 139:14, NBG.
6. Welke wijsheid en kracht Gods scheen de mensen dwaas en zwak toe?
6 De woorden over de martelpaal klinken de ongelovige mensen als iets zwaks en dwaas in de oren. De aan een paal genagelde Christus is voor de joden iets zwaks en voor de natiën iets dwaas, maar voor wie worden gered de kracht en de wijsheid Gods om de dood te niet te doen en een einde aan het graf te maken! Christus scheen de joden echter zo zwak toe. Zij verachtten zijn nederige afkomst. Wat voor goeds was er ooit uit Nazareth gekomen? Hij had geen opleiding genoten aan hun scholen, sprak hun gevestigde religiën tegen en begaf zich onder de zondaren. Toen hij stervende aan de martelpaal hing, beschimpten en bespotten zij hem als iets zwaks: „Anderen heeft hij gered, zichzelf kan hij niet redden!” Ook in de ogen der Grieken was de aan een paal genagelde Christus zo iets dwaas. Zij keken neer op Judea, dus waarom zouden zij redding van die plaats verwachten? Zij minachtten en verfoeiden een leerstelling welke inhield dat een verachte jood van de schandelijke dood gered kon worden. Zij gingen prat op hun filosofische gezwets, stonden altijd klaar om het oor te lenen aan de een of andere fantasierijke toespraak, bloemrijke taal of bombastische retoriek over evolutie of de onsterfelijkheid der ziel, maar wilden niet luisteren naar onwetende en ongeleerde joden die volgens hen dwaze praat omtrent Jezus verkochten. — Matth. 27:42.
7. Welke menselijke wijsheid is dwaas in Gods ogen?
7 Ook al beschouwden de joden het Rantsoen Jezus derhalve als zwak en vonden de Grieken het iets dwaas, toch is dit dwaze van God wijzer dan enig menselijk ontwerp tot redding en dit zwakke van God sterker dan enige menselijke krachtsinspanning om de dood teniet te doen. Wanneer wijze mensen leerstellingen opstellen waardoor Christus als rantsoen of als Koning wordt verloochend of vervangen, wanneer zij door hun plannen datgene trachten te doen wat alleen Christus’ rantsoen of koninkrijk zal bewerkstelligen, dan is hun wijsheid dwaas en ijdel in Jehovah’s ogen. Zij dienen die dwaasheid de rug toe te keren zodat zij werkelijk wijs kunnen worden, door de aan een paal genagelde Christus te aanvaarden, die de wijsheid en de kracht Gods is. Paulus geeft daarom de raad: „Dat niemand zich misleide: Indien iemand uwer denkt dat hij wijs in dit samenstel van dingen is, hij worde een dwaas, opdat hij wijs mag worden. Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God; zoals er staat geschreven: ’Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid.’ En wederom: ’Jehovah weet dat de redeneringen der wijzen ijdel zijn.’” — 1 Kor. 3:18-20.
8. Welke klasse mensen roept God in het algemeen, en welke klasse verwerpt hij, en waarom?
8 Omdat de wereldwijze mensen de aan een paal genagelde Christus als iets zwaks of dwaas beschouwden, zei Paulus vervolgens: „Want gij ziet, broeders, wie uwer hij geroepen heeft, niet veel wijzen in vleselijk opzicht, niet veel machtigen, niet veel edelen; doch God verkoos het dwaze der wereld, om de wijzen te kunnen beschamen; God verkoos het zwakke der wereld, om het sterke te kunnen beschamen; en God verkoos het onedele der wereld en datgene waarop wordt neergezien, dat wat niets is, om wat iets is, teniet te kunnen doen, opdat geen vlees voor Gods aangezicht zou kunnen roemen.” Paulus doet hiermee geen aanval op de kennis. Hij was onderlegd. Hij spoort christenen aan om te studeren. Niet alle menselijke wijsheid is dwaas. Wanneer men door deze wijsheid echter tracht Gods wijsheid en kracht terzijde te schuiven, is ze dwaas en zwak en degene die deze wijsheid bezit, is dan slechts wijs in zijn eigen ogen. — 1 Kor. 1:26-29.
9. Wat kan tegenwoordig van miljoenen mensen worden gezegd, waardoor zij zich in de klasse der joden en Grieken uit Paulus’ tijd plaatsen?
9 Evenals de Grieken uit de oudheid zijn er thans miljoenen mensen die het rantsoen als iets dwaas verachten en voor wijsheid naar hun filosofieën en wetenschap opzien. Evenals de religieuze joden zijn er thans miljoenen mensen die het rantsoen als iets zwaks van de hand wijzen en zich voor iets krachtigs aan overleveringen en geloofsbelijdenissen vasthouden. Zo stond in een religieuze publikatie het volgende te lezen: „Strikt genomen, was Christus’ dood niet noodzakelijk voor de redding der mensen.” In The Christian Beacon werden de woorden van de vooraanstaande religieuze leider H. Emerson Fosdick aangehaald: „Natuurlijk geloof ik niet in de Geboorte uit een Maagd, of in die ouderwetse leerstelling der Verzoening, welke er voor in de plaats is gesteld; en ik ken geen enkele intelligente Christelijke predikant die er wel in gelooft.” Predikant L.C. Douglas zei in zijn boek The Living Faith: „Ik heb u gezegd dat deze conventionele zienswijze omtrent de verzoening . . . ongerechtvaardigd was, omdat er geen voldoende basis aanwezig was voor de geschiedenis van Adam.” Voor het grootste gedeelte is het nog steeds „datgene waarop wordt neergezien, dat wat niets is,” personen die als mensen van niets of van geen rang of stand worden beschouwd die geloven, terwijl „wat iets is,” de mensen die in de ogen dezer wereld heel wat zijn, de wijsheid en de kracht van Jehovah verwerpen.
EEUWIG GELUK VERWERVEN
10. Wat moeten wij doen, willen wij de verdienste van de aan een paal genagelde Christus ontvangen?
10 Hoe kunnen wij de verdienste van de aan een paal genagelde Christus ontvangen? In Hebreeën 5:9 lezen wij: „Hij werd de bewerker van eeuwige redding voor allen die hem gehoorzamen.” Hoe luiden zijn geboden welke wij moeten gehoorzamen? „Gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde.” „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en onderwijst hen al wat ik u heb geboden, na te komen.” „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt om alle natiën getuigenis te geven, en dan zal het volbrachte einde komen.” — Hand. 1:8; Matth. 28:19, 20; 24:14.
11. Wat moeten wij doen om deze geboden te gehoorzamen, en waarom is dit verstandig?
11 Om deze geboden te kunnen gehoorzamen, moeten wij zelf thuis en op bijeenkomsten met anderen studeren en vervolgens in het getuigeniswerk worden opgeleid. Nadat wij dit alles om niet hebben ontvangen, stellen wij het om niet aan anderen beschikbaar. De wereld in het algemeen zal deze prediking als iets zwaks en dwaas beschouwen, maar in voorbijgegane tijden „heeft God het goedgedacht door de dwaasheid van het gepredikte de gelovigen te redden” en hij denkt er nu nog precies zo over. De joden in Jezus’ tijd hebben Jezus wellicht als een struikelblok beschouwd en de natiën hebben zijn dood wellicht als iets dwaas bezien, terwijl de mensen in deze tijd wellicht bezwaren maken tegen de voorziening van Jezus’ rantsoenoffer en modernistische geestelijken der christenheid het iets dwaas noemen, maar ongeacht wat al deze wereldwijze mensen zeggen, is er onder de hemel geen andere naam gegeven waardoor wij blijvend geluk kunnen verwerven, want „er is onder de hemel de mensen geen andere naam gegeven, waardoor wij gered moeten worden.” — Hand. 4:12.
12. Waarom is een sterfbedbekering te laat, en waaruit blijkt dat rijkdom te Armageddon niet kan bevrijden?
12 U kunt thans reeds gelukkig zijn. Indien u voldoende voedsel, kleding en onderdak hebt, voelt u zich wellicht veilig. Hoe gelukkig zult u echter zijn wanneer de dag des doods voor u aanbreekt? Wat zult u in ruil voor uw leven geven? Een sterfbedbekering? Dat is net zo ijdel als het verdichtsel van de onsterfelijke ziel. Het is dan te laat om schatten in de hemel te vergaren door Jehovah gehoorzaam te dienen en overeenkomstig Christus’ geboden te leven, en de aardse schatten van zilver en goud kunnen u niet loskopen. Misschien komt uw sterfbed in Jehovah’s oorlog van Armageddon. De door materialisme opgestapelde rijkdom zal zijn slachtoffers niet bevrijden: „Hun zilver zullen zij op straat werpen en hun goud zal een voorwerp van afschuw zijn; hun zilver en goud zullen hen niet kunnen redden op den dag van de verbolgenheid des HEREN [van Jehovah].” Welke verstandige handelwijze dienen wij thans en in de toekomst te volgen? — Ezech. 7:19, NBG.
13. Wat hebben wij nodig om thans gelukkig te zijn, en wat om voor eeuwig geluk te verwerven?
13 Wij proberen niet met een schip over land te varen, met een auto over de oceaan te rijden of een grasveld te maaien met een schrijfmachine. Wij dienen niet te trachten datgene te doen waarvoor wij niet zijn gemaakt. Het is juist om enig voedsel en drinken te gebruiken en om wat geld te bezitten, maar God heeft ons niet gemaakt om brassers, slempers of hebzuchtige materialisten te zijn. Het is goed om af en toe eens wat ontspanning te hebben, maar wij dienen geen lege losbollen te worden. Wij moeten studeren om wijsheid omtrent Jehovah te verwerven, in zijn dienst werkzaam zijn, rechtvaardig handelen jegens allen en onszelf en onze naaste en God liefhebben. Wij hebben enkele materiële goederen nodig, maar kunnen buiten een materialistische geest. Wij hebben wat geld nodig, maar zonder de geldjeuk. Wij hebben Jehovah’s geest nodig; maak er derhalve plaats voor. Wij hebben de drang in ons om te aanbidden; geef er derhalve ijverig gehoor aan. Dan zult u thans gelukkig zijn. Wij moeten toch echter sterven en tot stof terugkeren? Dat kan toch bepaald niet gelukkig maken? Neen, tenzij Jehovah ons wederom uit het stof tot leven doet terugkeren. Dit zal hij alleen doen wanneer wij voordeel hebben getrokken van het enig passende, doeltreffende en krachtige rantsoen. Wat is er derhalve voor nodig om ons voor eeuwig gelukkig te maken? De aan een paal genagelde Christus, de wijsheid Gods en de kracht Gods. Aanvaard hem thans geheel en al!