Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w59 1/2 blz. 89-95
  • De betekenis van de tekenen en wonderen begrijpen

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De betekenis van de tekenen en wonderen begrijpen
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • OP DE VOORGROND! IN HET GEZICHT!
  • Tekenen en wonderen in de tijd van het einde
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Immanuël
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Immanuël
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vertrouw op Jehovah als er onheil dreigt
    Jesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid I
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
w59 1/2 blz. 89-95

De betekenis van de tekenen en wonderen begrijpen

1. Door wat voor soort van teken te zijn is men bevoorrecht, en hoe gaf Jesaja een beschrijving van een dergelijk teken?

VOOR iedereen is het een vreugdevol voorrecht van iets wat blijvend goed is, een teken te zijn. Voor mensen die er een juiste waardebepaling op nahouden, is iemand die zo’n teken is, iets moois, iemand die welkom is of een hartelijke ontvangst verdient. Zo kan een boodschapper die goed nieuws over Jehovah Gods ware aanbidding en het herstel van de theocratische organisatie hier op aarde brengt, een schitterend teken zijn. Door bemiddeling van zijn profeet Jesaja beschrijft Jehovah God zulk een boodschapper die spoedig na afloop van de eerste Wereldoorlog zou verschijnen, terwijl zijn getuigen nog steeds door de door oorlog bezeten natiën gevangen werden gehouden. Hij zei: „’Om die reden zal mijn volk mijn naam kennen, zelfs om die reden in die dag, want Ik ben Degene die spreekt. Ziet! Ik ben het.’ Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van degene die goed nieuws brengt, hij die vrede doet horen, die goed nieuws brengt van iets beters, die redding bekendmaakt, die tot Zion zegt: ’Uw God is koning geworden!’ Luistert! Uw eigen wachters hebben hun stem verheven. Eenstemmig blijven zij vreugdevol uitroepen, want van aangezicht tot aangezicht zullen zij zien wanneer Jehovah tot Zion terugkeert. Weest vrolijk, roept eenstemmig vol vreugde uit, gij verwoeste plaatsen van Jeruzalem, want Jehovah heeft zijn volk vertroost; hij heeft Jeruzalem teruggekocht.” — Jes. 52:6-9.

2. Wie zagen deze boodschapper op de hoogten, en hoe zagen zij Jehovah als het ware „van aangezicht tot aangezicht”?

2 Zij die over de belangen van Gods organisatie Zion waakten, zagen de boodschapper de hoogten opkomen. Zij waren verheugd hem tot Gods organisatie Zion te horen uitroepen: „Uw God is koning geworden!” Zijn koninkrijk is in de hemelen opgericht en staat onder Immanuel, Jezus Christus. Dat is de reden waarom hij ons thans heeft bevrijd; daarom is hij met gunst tot ons teruggekeerd. Bij het zien van de overvloedige bewijzen van Jehovah’s weergekeerde gunst, was het alsof de wachters hem bij zijn terugkeer tot Zion, de organisatie waaraan hij zijn heilige naam had gegeven, van aangezicht tot aangezicht zagen. Zij hadden reden het zó uit te roepen dat iedereen het kon horen.

3, 4. (a) Waarmee was die boodschapper toegerust, en wie had hem gezonden? (b) Door middel van welke argumentatie identificeerde de apostel Paulus deze boodschapper in Romeinen 10:12-15?

3 Welnu, iemand had die boodschapper met het goede nieuws toegerust, waardoor zijn verschijning zo prettig aandeed. Iemand had die boodschapper gezonden om de mensen die God liefhebben en hem als koning wensen, vrede te doen horen, goed nieuws van iets beters te brengen en redding bekend te maken. De Zender was Jehovah zelf, die zijn heilige arm voor alle natiën ontbloot en wil dat de gehele aarde de door hem verrichte redding ziet. De door hem gezonden boodschapper bestaat uit een groep mensen welke bereid is te voet dat goede nieuws te gaan brengen. Onder inspiratie verklaarde de apostel Paulus dat zij de heilige, zich aan God opgedragen hebbende christenen zijn. Met hen op het oog haalde hij de voorgaande woorden uit Jesaja 52:7 aan, terwijl hij zijn argumentatie met het volgende tot een hoogtepunt liet komen:

4 „Er is dezelfde Heer over allen, die rijk is voor al degenen die hem aanroepen. Want ’een ieder die de naam van Jehovaha aanroept, zal worden gered.’ Hoe kunnen zij hem echter aanroepen in wie zij geen geloof hebben gesteld? Hoe zullen zij vervolgens geloof stellen in hem van wie zij niet hebben gehoord? Hoe zullen zij vervolgens horen zonder iemand die predikt? Hoe zullen zij vervolgens prediken indien zij niet zijn uitgezonden? Zoals er staat geschreven: ’Hoe mooi zijn de voeten van hen die goed nieuws over goede dingen bekend maken!’” — Rom. 10:12-15.

5. Hoe diende Jesaja toen hij zijn tempelvisioen kreeg als een voorbeeld waardoor werd aangetoond dat Jehovah degene is die uitzendt?

5 De grote Bron van het ’goede nieuws over goede dingen,’ Jehovah God, is Degene die zijn boodschappers te voet uitzendt om zijn boodschap bekend te maken. De profeet Jesaja diende zelf als een voorbeeld om dit feit te ondersteunen, en wel toen hij een wonderbaarlijk visioen had waarin hij Jehovah der legerscharen op zijn troon in zijn tempel zag zitten. Toen Jesaja de serafs Jehovah’s heiligheid hoorde bekendmaken, voelde hij zich zo onheilig en onrein dat hij voor zijn leven vreesde. Op zijn geroep reinigde een van de serafs hem, zeggende: „Zie! Dit heeft uw lippen aangeraakt, uw overtreding is geweken en voor uw zonden zelf is verzoening gedaan.” Nadat Jesaja in deze gereinigde toestand was gekomen, hoorde hij een stem welke om iemand vroeg die uitgezonden zou kunnen worden en een opdracht zou willen uitvoeren. Wiens stem was dat? Het was die van Jehovah. Hij zei: „Wie zal ik zenden, en wie zal voor ons gaan?” Jesaja beschouwde het als een hoge eer om door Jehovah God te worden uitgezonden en een opdracht voor hem uit te voeren. Het aanbod stond open voor iemand die rein was en die zich gewillig aanbood. Jesaja sprong verheugd overeind toen hij van dit zeldzame voorrecht hoorde. „Hier ben ik! Zend mij,” riep hij uit. Dit aanbod om zich in Gods dienst te stellen, werd aanvaard en er werd hem gezegd: „Ga, en gij moet tot de mensen zeggen: ’Luistert telkens en telkens weer, o mannen,’” (Jes. 6:1-9). Dat Jesaja met een speciale boodschap werd uitgezonden, betekende dat hij door God geordineerd of aangesteld was. Door bemiddeling van Jesaja konden de mensen nu over Gods naam horen. Zij konden in die naam geloven en hem aanroepen om gered te worden.

6. Wat deed Jezus in navolging van Jesaja’s voorbeeld, en welk bewijs ontving Jezus er van dat hij voor de dienst geaccepteerd was?

6 In overeenstemming met het voorbeeld van Jesaja, die een teken voor het oude Israël was, droeg Jezus zich op aan de dienst voor Gods koninkrijk opdat ook hij zou worden uitgezonden. Hij verliet zijn timmerwerkplaats in Nazareth en zocht zijn voorloper, Johannes de Doper, op; hij liet zich dopen, niet om berouw over zonde te symboliseren, want hij had er geen, maar ten einde, in de dienst voor Gods koninkrijk, dat Johannes predikte, te worden uitgezonden. Zijn komst om te worden gedoopt, deed de woorden van Psalm 40:6-8 in vervulling gaan, want de apostel paste deze profetische woorden op Jezus toe, zeggende: „Wanneer hij in de wereld komt, zegt hij . . .: ’„Gij hebt slachtoffer en offerande niet verlangd, maar gij hebt mij een lichaam bereid. Gij hebt volledige brandoffers en zondoffer niet goedgekeurd.” Toen zei ik [Jezus]: „Zie! hier ben ik (in de rol des boeks staat over mij geschreven) om uw wil te doen, o God,”’” (Hebr. 10:5-7). Nadat Jezus door Johannes in de rivier de Jordaan was gedoopt, ontving hij het bewijs van de hemel dat hij was aanvaard. Het bijbelse bericht vermeldt: „Terwijl hij bad, werd de hemel geopend en de heilige geest daalde in lichamelijke gedaante gelijk een duif op hem neer, en er kwam een stem uit de hemel: ’Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; ik heb u goedgekeurd.’ Bovendien was Jezus zelf, toen hij met zijn werk begon, ongeveer dertig jaar oud.” — Luk. 3:21-23; Matth. 3:16, 17.

7. Hoe blijkt uit Jezus’ woorden dat hij niet zichzelf had aangesteld, en wanneer kon hij Jesaja 8:18 van toepassing brengen?

7 Ja, en nadat Jezus zichzelf had aangeboden, was gedoopt en de hemelse goedkeuring had ontvangen, begon hij zijn werk, geen timmerwerk, maar Koninkrijkswerk. Dat hij niet ging omdat hij zichzelf had aangesteld, maar omdat hij was gezonden, vermeldde hij herhaaldelijk in woorden als deze: „God heeft de wereld zozeer liefgehad . . . God heeft zijn Zoon in de wereld uitgezonden . . . opdat de wereld door bemiddeling van hem gered zou worden.” „Ik ben uit de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van hem die mij gezonden heeft.” ’De levende Vader heeft mij uitgezonden en ik leef door de Vader,’ (Joh. 3:16, 17; 6:38, 57). Evenals Jesaja ging ook Jezus, de Gezalfde, vrijwillig, en in oprechtheid paste hij dezelfde dienstopdracht welke Jesaja bij zijn tempelvisioen ontving, op zichzelf toe (Matth. 13:13-15; Joh. 12:36-41). Nadat Jezus er mee was begonnen zijn discipelen, die Jehovah der legerscharen hem had gegeven, bijeen te brengen, kon hij deze kinderen van God zijn broeders noemen. Toen kon hij eveneens de woorden uit Jesaja 8:18 op zichzelf en op hen toepassen: „Zie! Ik en de kinderen die Jehovah mij heeft gegeven, zijn in Israël tot tekenen en wonderen van Jehovah der legerscharen, die op de Berg Zion woont.” Gelukkig waren de op schapen gelijkende mensen in Israël, die de betekenis van deze tekenen en wonderen goed begrepen en deze menselijke tekenen en wonderen niet verachtten omdat zij slechts gering in aantal waren, een kleine kudde. Zo werden de gelukkigen die er blijk van gaven dat ze het goed begrepen, volgelingen van Jezus, de ware Immanuel, de Grotere Jesaja.

8. Door wie werden Jezus en zijn discipelen niet uitgezonden, en door wie willen wij, in navolging van hen, daarom ook uitgezonden worden en waarom?

8 Iets wat wij hierbij niet over het hoofd dienen te zien, is dat Jezus en zijn twaalf apostelen en andere discipelen niet door Johannes de Doper, noch door de apostel Petrus, noch door de Rooms-Katholieke Kerk, de Grieks-Orthodoxe Kerk, de Kerk van Engeland, de protestantse Episcopale Kerk, de Lutherse, Methodistische, Baptistische of Presbyteriaanse Kerk, noch door een van de andere meer dan duizend religieuze sekten der christenheid werden uitgezonden. Jezus en zijn discipelen werden, niet één uitgezonderd, door Jehovah der legerscharen uitgezonden. Zij waren van Hem afkomstige tekenen en wonderen! Hij is Degene door wie allen die op het ogenblik zijn wil wensen te doen, uitgezonden willen worden. Welke kracht en autoriteit bezit het voor ons door een van deze vele religieuze sekten, of door de Nationale Raad van Kerken van Christus in de Verenigde Staten van Amerika of zelfs door de Wereldraad van Kerken uitgezonden te worden, wanneer Jehovah der legerscharen ons niet, evenals Jesaja, Jezus en zijn twaalf apostelen, zendt? Door bemiddeling van Gods Teken, Immanuel, de Here Jezus Christus, zijn wij tot Jehovah der legerscharen gekomen om zijn wil te doen, evenals Immanuel dit zelf ook bij zijn doop had gedaan. Wanneer wij door Jehovah der legerscharen geaccepteerd en uitgezonden willen worden, móeten wij tot hem komen en móeten wij ons aanbieden, bereidwillig om overal naar toe gezonden te worden waar hij wil dat wij gaan. In dit opzicht wensen wij Jesaja en Jezus Christus na te volgen; zouden wij dit niet doen, dan zouden wij de wil van de religieuze organisatie der christenheid ten uitvoer brengen. In deze tijd van het einde willen wij de goddelijke wil, de wil van Jehovah der legerscharen, doen.

9. Hoe toonde Jezus in de synagoge uit de Schrift aan dat hij door Jehovah was gezonden, en van welke dingen werd hij een teken en wonder of voorteken?

9 Ten einde uit de bijbel te bewijzen dat hij door Jehovah der legerscharen was uitgezonden en daarom door hem was verordineerd of aangesteld, ging Jezus op een zaterdag de synagoge van de stad Nazareth binnen, waar zijn stadsgenoten hem alleen als timmerman en zoon van een timmerman hadden gekend. Bij het beklimmen van het spreekgestoelte vroeg hij of men hem de boekrol van Jesaja wilde overhandigen. Hij rolde hem open en vond de woorden van Jesaja 61:1, 2. Volgens het bericht in Lukas 4:16-21 las Jezus: „Jehovah’s geest is op mij, omdat hij mij heeft gezalfd om de armen goed nieuws bekend te maken, hij heeft mij uitgezonden om de gevangenen bevrijding te prediken en de blinden herstel van gezicht, om de onderdrukten bevrijd heen te zenden, om Jehovah’sb aangename jaar te prediken.” Toen Jezus de rol had opgerold en was gaan zitten om te prediken, zei hij: „Heden wordt deze schriftuurplaats, die gij zo juist hebt gehoord, vervuld.” Zo werd hij een levend, sprekend teken voor hen dat de Messias, de Christus, de door Jehovah Gezondene en Gezalfde, was gekomen. Hij werd een wonder of voorteken, dat erop wees dat bevrijding nabij was, want Jehovah’s aangename jaar was nu aangebroken. Hij vormde een wonderbaarlijk voorteken dat er op wees dat Gods koninkrijk, belichaamd in hem als de Koning, in het midden der joden was. — Luk. 17:21.

10. Wanneer verdween het koninkrijk Gods uit het midden der joden, en wat gebeurde er niet lang daarna met hun natie?

10 Nadat de religieuze leiders der joden Jezus aan een martelpaal hadden laten doden, God hem uit de dood had opgewekt en hij weer naar zijn Vader in de hemel was opgevaren, verdween dat koninkrijk van God uit het midden der joden. In het jaar 70 n. Chr. werd de joodse natie vernietigd, en werden de heilige stad en de tempel verbrand en met de grond gelijk gemaakt. De ongelukkige overlevenden werden, zonder dat zij een eigen regering of een koning uit Davids koninklijke geslachtslijn behielden, als gevangenen naar alle natiën weggevoerd.

11. Wie zijn op het ogenblik de tekenen en wonderen op aarde?

11 Wat betekenen echter de tekenen en wonderen waarin Jehovah der legerscharen in deze tijd van het einde heeft voorzien, en waar wijzen ze thans op? Hoe dient men ze in het licht van Gods Woord op te vatten? De huidige tekenen en wonderen zijn het overblijfsel van Jezus’ gezalfde, geestelijke broeders.

12. Wegens welke met hen in verband staande feiten werden zij door Schear-Jaschub voorschaduwd? Door welk ander overblijfsel werden zij bovendien nog voorschaduwd?

12 Dit overblijfsel werd voorschaduwd door Jesaja’s zoon Schear-Jaschub, wiens naam betekent, „Slechts een overblijfsel zal terugkeren.” Dat er over een overblijfsel wordt gesproken, wijst er op dat de christenheid met haar meer dan 820 miljoen belijdende christenen niet sedert 1918 tot Jehovah God is teruggekeerd. In dat jaar kwam Jehovah tot zijn geestelijke tempel om allen die beweerden het geestelijke „huis van God” te zijn, te oordelen. Het overblijfsel van Jehovah’s gezalfde getuigen die wel tot Jehovah terugkeerden, openbaarde hij zijn tegenwoordigheid in de tempel, precies zoals hij dat met Jesaja had gedaan. Toen de leden van het overblijfsel zich op Jehovah’s vraag wie hij zou zenden, vrijwillig aanboden, zond hij hen als zijn getuigen met zijn boodschap uit. Toen kon Immanuel, Jezus Christus, de Grotere Jesaja, met zijn thans aanwezige moderne Schear-Jaschub, het teken verschaffen dat het overblijfsel tot Jehovah’s theocratische organisatie was teruggekeerd. Met de woorden van de apostel Paulus zou men ook thans kunnen zeggen: „In de huidige tijd is eveneens een overblijfsel verschenen, dat is gekozen onder [Gods] onverdiende goedgunstigheid.” Dit overblijfsel was als het overblijfsel dat Jehovah God in de dagen van de profeet Elia in het noordelijke koninkrijk Israël, met zijn hoofdstad Samaria, vond. — Rom. 11:2-5.

13. Waarvan was Jesaja’s andere zoon een wonder of voorteken, en hoe ging de betekenis van zijn naam ten aanzien van de betrokkenen in vervulling?

13 Jesaja had niet alleen een zoon Schear-Jaschub genaamd, maar eveneens een die Maher-Schalal Chaz-Baz heette. Deze naam betekent „Haast u, o buit! Hij is snel gekomen om te plunderen.” Doordat deze zoon zo genoemd werd, was hij een wonder of voorteken waardoor werd te kennen gegeven dat de legers van de Assyrische wereldmacht snel rampspoedige gebeurtenissen zouden brengen. Over wie? Niet alleen over het koninkrijk Syrië, maar ook over het koninkrijk Israël met zijn hoofdstad Samaria. In de dagen van de toenmalige koning van Samaria, Pekah, de zoon van Remalia, viel de Assyrische koning werkelijk het koninkrijk Israël binnen; hij nam vele steden in, plunderde het land en voerde talrijke inwoners als gevangenen weg. Later werd Pekah zelf vermoord. Verder nam de koning van Assyrië Damascus, de Syrische hoofdstad, in, deed het volk in ballingschap leven en bracht koning Rezin ter dood. Op deze wijze werden de beide koningen die plannen hadden beraamd om de „troon van Jehovah” in het koninkrijk Juda omver te werpen, terechtgesteld, hetgeen het voorspel vormde van de omverwerping van het koninkrijk Israël in 740 v. Chr. en de verwijdering van de afvallige Israëlieten uit Samaria en uit de rest van het Israëlitische gebied. — Jes. 7:16; 2 Kon. 15:29, 30; 18:9; Amos 1:3-5; 2:6-16.

14. Waarvan waren Israël en haar hoofdstad Samaria een voorbeeld, en wanneer en hoe zal het vonnis snel over haar tegenbeeld ten uitvoer worden gebracht?

14 Door Jehovah God de rug toe te keren en met het niet-joodse Syrië tegen Jehovah’s voorbeeldige koninkrijk in het land Juda samen te spannen, werden Israël en haar hoofdstad Samaria een profetisch beeld van de huidige christenheid, die eveneens gezamenlijk met de wereldse natiën tegen Jehovah’s op de troon geplaatste Koning, Jezus Christus, Immanuel, een samenzwering op touw heeft gezet. Jehovah der legerscharen spreekt thans vanuit zijn geestelijke tempel over deze natiën, en wel speciaal over de christenheid, die het religieuze „huis van God” beweert te zijn, een goddelijk oordeel uit. In de naderbijkomende dag van Gods wraak in Armageddon zal het vonnis snel door bemiddeling van iemand die machtiger is dan de vroegere koning van Assyrië, namelijk, Jehovah’s grote oordeelsvoltrekker, Jezus Christus, ten uitvoer worden gebracht. Dan zullen de christenheid en alle politieke natiën die met haar tegen Immanuels koninkrijk samenspannen, van hun religieuze en politieke heersers beroofd worden. Alles waar zij in hun trots hun zinnen op hadden gezet, zal van hen geroofd en geplunderd worden.

15. Wat blijft de christenheid in gebreke in Gods Woord te zien, en welk zichtbare teken is er daarom om haar er op te wijzen?

15 De christenheid heeft haar honderden miljoenen exemplaren van de bijbel in vele talen. Toch blijft ze, aangezien ze de bijbel vanuit het standpunt van haar vele leerstellingen bekijkt, in gebreke het lang van te voren opgetekende oordeel van God tegen haar en haar vriend, deze wereld, te zien. Welk zichtbare teken is er dan dat er op wijst of dat aantoont dat het goddelijke oordeel, waar de christenheid zo blind voor is, spoedig over haar en de met haar bevriende wereld zal worden voltrokken? Het wordt gevonden in het overblijfsel, Immanuels geestelijke broeders, de gezalfde „jonge kinderen,” die Jehovah aan Jezus Christus heeft gegeven. Evenals hij, hun hoofd-broeder, zijn zij met Jehovah’s geest gezalfd om te prediken. Zij zijn overeenkomstig de profetie in Jesaja 61:1, 2 door Jehovah gezonden. Zij zijn niet slechts gezalfd om ’het jaar van goede wil van Jehovah’s zijde,’ welk symbolische jaar thans bijna is beëindigd, maar eveneens om de steeds dichterbij komende „dag van wraak van de zijde van onze God” uit te roepen. Deze wraak zal worden uitgestort wanneer Jezus zowel over de christenheid als over het heidendom — die beide tegen het koninkrijk zijn — het oordeel van onze God voltrekt.

16. Van wie heeft de overblijfsel-klasse aldus de teken-kenmerken aangenomen, en hoe wordt de boodschap op steeds grotere schaal uitgebreid?

16 Door aan te kondigen dat Gods dag der wraak, waarin de gehele wereld door zijn Koning Jezus Christus zal worden geroofd en geplunderd, snel naderbij komt, heeft het gezalfde geestelijke overblijfsel de teken-kenmerken van Jesaja’s zoon Maher-Schalal Chaz-Baz aangenomen. Zij maken bekend: „Haast u, o buit! Hij is snel gekomen om te plunderen.” Menigten op schapen gelijkende, zachtmoedige mensen hebben het teken en het wonder, deze Maher-Schalal Chaz-Baz-klasse, gezien en gehoord en hebben de betekenis er van nauwkeurig begrepen. In de volheid van hun geloof en overtuiging hebben zij zich aan de zijde van het overblijfsel van Jehovah’s hedendaagse „tekenen” en „wonderen” geschaard. Bovendien hebben zij de boodschap van Gods wraak opgenomen en deze op steeds grotere schaal tot alle natiën der aarde uitgebreid.

OP DE VOORGROND! IN HET GEZICHT!

17. Waar moeten tekenen en wonderen zich bevinden, willen ze waarde bezitten en als richtsnoer kunnen dienen, en wie moeten zich daarom in een dergelijke positie bevinden?

17 Om van enige waarde te zijn en om als richtsnoer te kunnen dienen, moeten tekenen en wonderen worden gezien, zodat ze bestudeerd kunnen worden en hun betekenis met behulp van Gods sleutel tot begrip er van kan worden begrepen. Het overblijfsel van Christus’ geestelijke broeders moet als „tekenen en wonderen” vooraan staan en door iedereen gezien kunnen worden. Dan kan de Grotere Jesaja, Jezus Christus, zeggen: „Zie! Ik en de kinderen die Jehovah mij heeft gegeven, zijn in [de christenheid] tot tekenen en wonderen van Jehovah der legerscharen, die op de Berg Zion woont” (Jes. 8:18). Ten einde deze tekenen en wonderen te ondersteunen, moet de grote schare metgezellen van goede wil van het overblijfsel, die zich aan God hebben opgedragen, met hen vooraan staan. Jesaja 43:10 zegt tot het gezalfde overblijfsel van geestelijke Israëlieten: „’Gij zijt mijn getuigen,’ is de uitspraak van Jehovah, ’ja, mijn dienstknecht die ik heb uitgekozen.’” Deze dienstknechtklasse moet gezien worden; ze moet zich om getuigen van Jehovah te zijn, laten horen. En om met de gezalfde dienstknechtklasse aan het wereldomvattende getuigeniswerk te kunnen deelnemen, moet men zien dat de grote schare op schapen gelijkende mensen die zich aan God hebben opgedragen, in eenheid met hen verkeert en gezamenlijk met hen predikt. Wij moeten ons allemaal in het openbaar begeven, in het oog springen, gadegeslagen en gehoord worden. Dit is er de tijd niet voor om er door de kwellende angst, ellende, vrees en de dreigende houding der natiën dezer wereld mee op te houden.

18, 19. Hoe nam Jezus in overeenstemming met Jesaja 40:9 als een van God afkomstig teken een juiste positie in, en welk grote teken verschaffen wij in navolging van hem, ten einde de aandacht der wereld te trekken?

18 Zo zei het grote Teken Immanuel tot zijn volgelingen: „Gij zijt het licht der wereld. Een stad kan niet verborgen zijn wanneer ze op een berg is gelegen” (Matth. 5:14). Jesaja van weleer zei: „Vind uw weg zelfs een hoge berg op, gij vrouw die Zion goed nieuws brengt. Verhef uw stem, ja, met kracht, gij vrouw die Jeruzalem goed nieuws brengt. Verhef haar. Wees niet bevreesd. Zeg tegen de steden van Juda: ’Hier is uw God,’” (Jes. 40:9). Als een bedienaar van het evangelie verdween Jezus niet uit het gezicht, of was hij onopvallend, zoals toen hij timmerman in Nazareth was. Doordat hij van stad tot stad en van dorp tot dorp ging en zowel in het openbaar in de synagogen als in het vrije veld en ook in de huizen der mensen predikte, werd hij als een groot Teken van Jehovah in alle delen van zijn gebied gezien. Door hem na te volgen, kunnen wij ook op de voorgrond treden, niet om te pronken, maar om in deze tijd van het einde de aandacht op Jehovah’s tekenen en wonderen te vestigen. Het doeltreffendst kunnen wij dit doen door niet alleen in het openbaar, maar vooral van huis tot huis te prediken. Aldus moeten Jezus’ profetische woorden worden vervuld: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt om alle natiën een getuigenis te geven, en dan zal het volbrachte einde komen” (Matth. 24:14). Deze prediking van het goede nieuws, die overal in het openbaar en van huis tot huis door de leden van het overblijfsel en hun op schapen gelijkende metgezellen, wordt verricht, is op zichzelf reeds een zeer welsprekend teken, een wonder, dat de aandacht van de gehele wereld trekt.

19 Ongetwijfeld is dat er een bewijs van dat Gods koninkrijk onder zijn hemelse Immanuel als de hoofdstad van het universum is opgericht. Het is een teken dat er op duidt dat de natiën van deze wereld thans het einde onder ogen moeten zien dat, zodra onze prediking overeenkomstig de goddelijke wil is beëindigd, ten uitvoer gebracht zal worden. Laat hen het teken begrijpen!

20. Waaraan kan dit waarschuwingswerk ons blootstellen, maar door welke steun behoeven wij mensen noch duivels te vrezen?

20 De mensen en natiën moeten weten dat wij onder hen zijn geweest en hen ernstig voor hun einde hebben gewaarschuwd. Dit kan ons aan beschimping en vervolging van hun zijde blootstellen. Toch moeten wij, evenals de apostelen van Immanuel, ’een theatraal schouwspel voor de wereld worden, voor engelen en mensen,’ (1 Kor. 4:9). Zelfs toen Immanuel pas een veertig dagen oude baby was, profeteerde Simeon reeds over hem: „Deze is gelegd tot de val en het wederom opstaan van velen in Israël en tot een teken dat wordt wedersproken” (Luk. 2:34). Wat zou het als men ons als een teken tegenspreekt en tegenstaat of ons vanwege het feit dat wij de zuivere waarheden van de bijbel bekendmaken, bestrijdt? Wij weten wie ons kracht geeft, namelijk, „Jehovah der legerscharen, die op de Berg Zion woont.” Van hem hebben wij het overblijfsel van tekenen en wonderen in deze tijd, en er zijn duizenden van hen hier op deze internationale vergadering in New York aanwezig. Daarom zal hij er op toezien dat wat deze tekenen en wonderen betekenen en aanduiden, werkelijk in vervulling gaat. Jehovah der legerscharen is Degene die ons heeft uitgezonden en ons met het goede nieuws van zijn ingewijde koninkrijk heeft uitgerust. Zijn legers van engelen die de gezamenlijke legermacht van het communistische oosterse blok en het democratische westerse blok verre overtreffen, omringen ons. Zij zijn volledig georganiseerd en toegerust en voor de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” op het veld van Armageddon in slagorde opgesteld (Openb. 16:14). Laten wij daarom noch voor mensen, noch voor duivels bevreesd zijn.

21. Hoe gaat de naam van onze regerende Koning, Immanuel, ten aanzien van ons in vervulling, en waarvan weten wij zeker dat wij het op succesvolle wijze zullen beëindigen?

21 God, wiens vrees-inboezemende naam Jehovah der legerscharen is, is met ons. De naam van zijn regerende Koning, Immanuel, betekent bovendien nog „Met ons is God.” Aangezien Immanuel met ons is, daar wij hem in het prediken van het goede nieuws van het Koninkrijk voor een laatste getuigenis aan alle natiën navolgen en gehoorzamen, weten wij dat God ook met ons is. Dit betekent dat God voor ons is. Met zulk een goddelijke hulp en overeenkomstig de goddelijke wil, weten wij zeker dat wij het wonderbaarlijke en betekenisvolle werk waarvoor Jehovah der legerscharen ons heeft uitgezonden, succesvol zullen beëindigen.

„Zo zegt de HERE der heerscharen: In die dagen zullen tien mannen uit volken van allerlei taal, ja vastgrijpen de slip van een Judeesen man, en zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.” — Zacharia 8:23 (NBG).

[Voetnoten]

a Negen gedrukte Hebreeuwse vertalingen van de brief aan de Romeinen gebruiken hier de naam „Jehovah” of „Yahweh”, omdat de hier aangehaalde Hebreeuwse tekst van Joël 2:32 eveneens deze goddelijke naam bevat.

b Negen gedrukte Hebreeuwse vertalingen van het boek Lukas gebruiken hier „Jehovah” of „Yahweh”, in overeenstemming met de Hebreeuwse tekst van Jesaja 61:1.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen