Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w59 1/3 blz. 136-142
  • Gelukkig zijn zij die wakker blijven

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gelukkig zijn zij die wakker blijven
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • BOVENKLEDEREN
  • HET DOEL VAN WAAKZAAMHEID
  • Gelukkig zijn zij die wakker blijven!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1997
  • „Jehovah is in zijn heilige tempel”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
  • De tijd waarin men beslist wakker moet blijven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Hoofdman van de tempel
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
w59 1/3 blz. 136-142

Gelukkig zijn zij die wakker blijven

„Zie! Ik kom als een dief. Gelukkig is hij die wakker blijft en zijn bovenklederen behoudt, opdat hij niet naakt wandele en de mensen zijn schaamdelen niet zien.” — Openb. 16:15.

1. Onder wiens toezicht staat het speciale werk waarbij de kleren van de ontslagen werker verbeurdverklaard en vernietigd moeten worden?

ER ZIJN op het ogenblik niet veel soorten van werk waarbij een man die omdat hij niet wakker is gebleven, wordt ontslagen, ook zijn bovenklederen door verbeurdverklaring verliest waarna deze vernietigd worden. Wat is dan het speciale soort van werk waarover in Openbaring 16:15 wordt gesproken en dat, wanneer men op zijn post in slaap valt, ontslag en inlevering en vernietiging van zijn kleding tot gevolg heeft? Het is het werk dat onder het toezicht en de leiding staat van de Persoon in de hemel die de waarschuwing uitvaardigt: „Zie! ik kom als een dief. Gelukkig is hij die wakker blijft en zijn bovenklederen behoudt, opdat hij niet naakt wandele en de mensen zijn schaamdelen niet zien.” Jezus spreekt hier.

2. Waarvoor legt Jezus ten aanzien van hen die belijden zijn volgelingen te zijn, een grote belangstelling aan de dag, en hoe verkrijgt hij hierover de juiste inlichtingen?

2 Jezus Christus legt een grote belangstelling aan de dag voor de wijze waarop zij die belijden zijn volgelingen te zijn, zich thans gedragen. Volgen zij hem getrouw na of geven zij de wereld door een deloyale en huichelachtige handelwijze een onjuiste voorstelling van hem? Dienen zij hém liefdevol of wijden zij zich aan de belangen van een vijandige wereld? Brengen zij waakzaam het werk ten uitvoer dat hij hun heeft bevolen sedert het jaar 1914 te verrichten, of slapen zij ten aanzien van hun christelijke verplichtingen doordat zij het comfort, de vrede en de welvaart nastreven welke deze wereld hun biedt? Om op deze vragen het juiste antwoord te krijgen, moet Jezus Christus hen die zijn volgelingen belijden te zijn, op een ogenblik bezoeken dat niet van tevoren bekend is, op een tijdstip dat zij juist datgene zouden doen wat zij zouden willen verrichten wanneer hij niet in de buurt was.

3. Wat gebeurt er bij zijn komst met de christenen die wakker zijn en wat met hen die slapen, en tot welke plaats komt hij?

3 Bij zijn komst als een dief zouden de christenen die wakker waren gebleven hun bovenklederen behouden, terwijl zij die in slaap zouden worden aangetroffen, ze zouden verliezen. De Here Jezus Christus zou hen hun kleren uittrekken en hen naakt laten lopen waardoor hun schaamdelen op schandelijke wijze aan het gezicht blootgesteld zouden zijn. Tot welke plaats komt hij echter? Tot het Vaticaan of de Rooms-Katholieke Kerk? Tot de Kerk van Engeland of tot een andere protestantse kerk of de een of andere federatie van protestantse kerken? Neen! Hij komt tot Gods geestelijke tempel, dat wil zeggen, zowel tot Gods ware geestelijke tempel en die welke valselijk Gods geestelijke tempel beweert te zijn.

4. Tot welke tempel komt hij als de Hoofdopziener?

4 Laten wij deze opmerking over de tempel goed begrijpen. De apostel Paulus schrijft tot ware christenen of ware volgelingen en navolgers van Jezus Christus: „Weet gij niet dat gijlieden Gods tempel zijt en dat de geest Gods in u woont? Indien iemand de tempel Gods vernietigt, zal God hem vernietigen; want de tempel Gods is heilig, welke tempel gijlieden zijt” (1 Kor. 3:16, 17). Jehovah Gods tempel welke de joden op de berg Moria in Jeruzalem bezaten, werd in het jaar 70 (n. Chr.) door de Romeinse legioenen vernietigd. Sindsdien is Jehovah’s enige tempel de geestelijke tempel geweest, waarin God door middel van zijn geest of heilige werkzame kracht woont. De geestelijke tempel bestaat uit „levende stenen”, namelijk, Jezus Christus als de hoeksteen van het fundament en zijn 144.000 uitverkoren volgelingen als de „levende stenen” die op hem zijn gebouwd (Ef. 2:21, 22; 1 Petr. 2:5-7). Tot deze tempel komt hij als de Hoofdopziener.

5. Welke handelwijze zou op een verontreiniging van de tempelklasse duiden, en wat zouden zij die zich hieraan schuldig zouden maken, bewijzen te zijn?

5 De apostel Paulus schrijft tot dezelfde ware christenen: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want welk deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis? Buitendien, welke overeenstemming bestaat er tussen Christus en Belial [of Satan]? Of welk deel heeft een gelovige met een ongelovige? En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn de tempel van de levende God; zoals God heeft gezegd: ’Ik zal onder hen wonen en onder hen wandelen, en ik zal hun God zijn, en zij zullen mijn volk zijn.’ ’„Gaat derhalve uit hun midden vandaan en scheidt u af,” zegt Jehovah, „en houdt er mee op het onreine aan te raken,”’ ’„en ik zal u tot mij nemen”’” (2 Kor. 6:14-17; Jes. 52:11; Ezech. 20:47). Hierdoor wordt duidelijk te kennen gegeven dat elke groep van christenen welke onder een ongelijk juk met ongelovigen komt, filosofische leerstellingen uit de duisternis der wereld met christelijke leringen die uit het licht afkomstig zijn, vermengt, allerlei dingen aan de duivelse aanbidding ontleent en ter aanbidding afgodische beelden de gemeente binnenbrengt, de tempelklasse verontreinigt. Dergelijke mensen die voorwenden het christendom te belijden, zouden een valse tempel van God oprichten. Zij zouden Gods ware tempel niet kunnen zijn, maar zouden er alleen maar de schijn van kunnen ophouden. In werkelijkheid zouden zij een huichelachtig deel van deze oude wereld zijn.

6. Waarom moet Jezus Christus bij zijn komst tot de geestelijke tempel, ten einde er vernietigende werkzaamheden te verrichten, een onderzoek instellen?

6 Wanneer Jezus Christus als een dief komt ten einde de oude wereld of het onreine, onderdrukkende, goddeloze oude samenstel van dingen te vernietigen, moet hij een onderzoek instellen en bepalen wat vernietigd moet worden. Hij moet het religieuze rijk dat christelijk beweert te zijn, aan een onderzoek onderwerpen en huichelaars van ware christenen scheiden. Daarom moet hij tot Gods geestelijke tempel komen.

7. Door waarover te spreken, blijkt de tempel de plaats te zijn waartoe hij komt, en waar werd in Jezus’ dagen een dergelijke handelwijze gevolgd?

7 Dat hij tot deze plaats moet komen, wordt in zekere mate ondersteund door zijn woorden dat men wakker moet blijven en zijn bovenklederen moet behouden ten einde het te vermijden naakt te wandelen waardoor de mensen zijn schaamdelen zouden zien. Dit zou een verwijzing kunnen vormen naar een bepaalde handelwijze welke tijdens Jezus Christus’ verblijf hier op aarde in de tempel te Jeruzalem werd gevolgd. In die tempel dienden de zonen van het oude geslacht van Aäron (de broer van de profeet Mozes) als priesters, terwijl de zonen van de stam Levi hen hierbij assisteerden. In de joodse Misjna (gebaseerd op een vertaling in het Engels van Herbert Danby, D.D.) lezen wij over de bij hen in zwang zijnde regelingen en werkmethoden het volgende:

8, 9. Wie werden volgens de joodse Misjna in de tempel op wacht gezet, en wat werd er met een wachter gedaan die op zijn post in slaap werd aangetroffen?

8 „De priesters hielden op drie plaatsen in de Tempel de wacht: in de Kamer van Abtinas, in de Kamer van de Vlam en in de Kamer van de Haard; en de Levieten op eenentwintig plaatsen: vijf bij de vijf poorten van de Tempelberg, vier bij de vier hoeken binnen, vijf bij vijf van de poorten van het Tempelplein, vier bij zijn vier hoeken buiten, één in de Kamer der offers, één in de Kamer van het Voorhangsel en één achter de plaats van het Verzoendeksel [dat wil zeggen, buiten de westelijke of achtermuur van het Heilige der Heiligen van de tempel].

9 De bevelhebber van de Tempelberg ging naar gewoonte, brandende toortsen voor zich uit houdend, bij elke wacht langs, en wanneer een wacht niet opstond en tot hem zei, ’O bevelhebber van de Tempelberg, vrede zij u!’ en hij in slaap bleek te zijn, sloeg hij hem met zijn staf en had hij het recht zijn kleding te verbranden. En zij zouden zeggen: ’Wat is dat voor een lawaai op het Tempelplein?’ ’Het lawaai van de een of andere leviet die wordt geslagen en wiens kleding, omdat hij op wacht in slaap is gevallen, wordt verbrand.’ Rabbi Eliëzer ben Jakob heeft gezegd: ’Zij vonden mijn moeders broer eens in slaap en verbrandden zijn kleding.’” — Misjna, Middoth („Maten”), I de paragrafen 1, 2.

10, 11. (a) Waarom moest iedere wachter op zijn post wakker blijven? (b) Waarom moest men voor de komst van de functionaris die met het werpen van het lot was belast, wakker blijven?

10 Daar de opziener of bevelhebber van de Tempelberg gedurende de nachtwaken gewoonlijk langs alle vierentwintig plaatsen de ronde deed, moest elke wachter voortdurend op zijn post wakker blijven, wilde hij niet door de opziener slapend worden aangetroffen. Hij moest ook de deur voor een andere functionaris, die met het werpen van het lot voor de tempeldiensten was belast, openen. Wij lezen hierover: „Hij die het Altaar van as wilde reinigen, stond vroeg op en dompelde zich voordat de functionaris kwam, in water onder. Op welk tijdstip kwam hij? Niet altijd op dezelfde tijd. Soms kwam hij met het hanengekraai, soms wat vroeger of later. De functionaris kwam en klopte [op de deur] waar zij zich bevonden en zij deden hem open. Hij zei: ’Hij die zich heeft ondergedompeld, kome en werpe het lot.’ En zij wierpen het lot en het lot viel op wie het viel.a

11 Hij nam de sleutel, opende het deurtje en kwam via de Kamer van de Haard op het Tempelplein. De priesters, die twee brandende toortsen droegen, kwamen na hem het plein op en verdeelden zich in twee groepen.” — Misjna, Tamied („Het gedurig offer”), de paragrafen 2, 3.

12. (a) Tot welke personen, die door de in de tempel dienende priesters en levieten werden afgebeeld, is Jezus’ aanmoediging om wakker te blijven, speciaal gericht? (b) Wie kunnen deze raad sedert 1931 eveneens heel goed ter harte nemen, en waarom?

12 De priesters en levieten die in Jehovah’s tempel te Jeruzalem dienst verrichtten, voorschaduwden de 144.000 zegepralende volgelingen die in de voetsporen van Jehovah’s Hogepriester, Jezus Christus, treden. In het „geestelijke huis” of Gods tempel zijn de 144.000 terzelfder tijd „levende stenen” en een „heilige priesterschap . . . ten einde geestelijke offers te brengen welke door bemiddeling van Jezus Christus voor God aanvaardbaar zijn” (1 Petr. 2:5). Het uitkiezen van deze „levende stenen” van het „geestelijke huis” is reeds het gehele „christelijke tijdperk” aan de gang. Op het ogenblik is er na negentien eeuwen nog slechts een overblijfsel van hen op aarde, en hun aantal neemt van jaar tot jaar af. Jezus’ aanmoediging om wakker te blijven en zijn bovenklederen te behouden, is speciaal tot hen gericht. Sinds 1931 heeft zich echter een „grote schare” aanbidders van Jehovah God uit alle natiën en talen bij het overblijfsel van het „geestelijke huis” of de „heilige priesterschap” aangesloten. In Openbaring 7:9-15, waar het binnentreden van deze „grote schare” van op schapen gelijkende aanbidders van God werd voorzien, worden zij voor Gods troon afgebeeld terwijl zij hun redding aan hem en aan zijn Lam, Jezus Christus, toeschrijven en tevens voor God dag en nacht in de tempel heilige dienst verrichten. Daar er hier over ’s nachts verrichte tempeldienst wordt gesproken, kunnen ook zij heel goed de tot het geestelijke overblijfsel van de „heilige priesterschap” gerichte aanmaning om wakker te blijven, ter harte nemen. Zij willen niet als hen zijn die in slaap vallen en hun kleding verliezen.

BOVENKLEDEREN

13. (a) Welke fysieke toestand der priesters was in Jehovah’s tempel verboden? (b) Wat zijn dus de bovenklederen welke het overblijfsel in bezit moet houden?

13 In vroegere heidense religiën brachten priesters dikwijls naakt offers aan hun valse goden, zoals aan Bacchus, de god van de wijn, enz. In Jehovah’s tempel die eertijds in Jeruzalem stond, was het verboden zich naakt te vertonen, en daarom moesten de priesters linnen broeken dragen, zodat hun geslachtsdelen tijdens hun bediening in de tempel nooit door het aannemen van een bepaalde houding, te zien zouden zijn (Ex. 20:26; 28:42). Wat zijn dan de „bovenklederen” welke het overblijfsel van de „heilige priesterschap” in Jehovah’s geestelijke tempel draagt en in bezit moet houden? Daar men, wanneer men ’s nachts op zijn post niet wakker bleef, met het verlies van zijn dienstambt in de tempel werd gestraft, terwijl dit tevens de schande der naaktheid tot gevolg had, beelden de bovenklederen de onderscheidingstekenen, onderscheidende kenmerken of bewijzen af welke aantonen dat men als dienstknecht van Jehovah God en mededienaar met Jehovah’s Hogepriester; Jezus Christus, in Zijn tempel een eerbaar ambt bekleedt. De bovenklederen wijzen op het eervolle dienstambt als getuige van de Allerhoogste God, Jehovah, waarbij men hem in zijn tempel in het openbaar dient. Dergelijke klederen zijn een gift van God en kunnen daarom ook weer door hem van de drager worden afgenomen wanneer deze de verantwoordelijkheden van zijn heilige ambt niet nakomt.

14. Wanneer worden dergelijke bovenklederen van dienst in de geestelijke tempel geschonken, en welke voorrechten zijn het gevolg?

14 Wanneer worden dergelijke bovenklederen van dienst in de geestelijke tempel aan iemand geschonken? Als men gelooft dat Jehovah de enige levende en ware God is, zijn voorziening voor redding door bemiddeling van Jezus Christus aanvaardt en zich vervolgens liefdevol aan God opdraagt om hem voor altijd te aanbidden en te dienen. Is deze opdracht door bemiddeling van Jezus Christus aanvaard, dan neemt Jehovah God degene die zich heeft opgedragen, in de heilige bediening van het evangelie op. Figuurlijk gesproken kleedt hij de christen die zich aan God heeft opgedragen met de bovenklederen die symboliseren dat hij in Gods tempel dienst verricht; Jehovah geeft er blijk van dat hij deze aan Hem opgedragen christen erkent, door de betrokkene heilige dienstvoorrechten te schenken.

15. Hoe werd dit in het Israël uit de oudheid voorschaduwd, en waarom moeten de klederen der bediening gewaardeerd en behouden worden?

15 Ter voorschaduwing hiervan werden Israëls priesters als bewijs dat zij een heilige diensttoewijzing hadden ontvangen, in officiële kleding gestoken. Wat de levieten betreft, zij moesten, voordat zij aan de priesters als tempelassistenten werden voorgesteld, hun kleding wassen (Ex. 28:1-43; Num. 8:5-22). Het is een eer de figuurlijke klederen der ware christelijke bediening in Gods geestelijke tempel te dragen. Jezus Christus droeg deze figuurlijke kleding toen hij op aarde het goede nieuws van Gods koninkrijk onder de besneden joden, „de verloren schapen van het huis Israëls”, predikte. Er staat geschreven: ’Christus werd in werkelijkheid ten behoeve van Gods waarheidsgetrouwheid een dienaar van hen die besneden zijn, ten einde de beloften welke Hij hun voorvaderen had gedaan, waar te maken en opdat de natiën God vanwege zijn barmhartigheid zouden kunnen verheerlijken’ (Rom. 15:8, 9). De verheerlijkte Jezus Christus is de grootste dienaar, de opperste dienaar, van de Allerhoogste God, de Schepper van het universum. Met Jezus Christus, de Hogepriester van de enige levende en waarachtige God, in de bediening verenigd te zijn, is de hoogste eer welke een schepsel ten deel kan vallen, en de klederen die er het bewijs van vormen dat iemand met deze bediening is vereerd, moet men waarderen en zien te behouden.

16. (a) Welke aangelegenheid is hierbij betrokken, en waarom is dit voor iedereen zo belangrijk? (b) Hoe kan iemands vorm van aanbidding doodaanbrengend zijn, en wat moeten wij daarom niet met de ware religie laten gebeuren?

16 De aangelegenheid van de ware, zuivere aanbidding is hierbij betrokken. Deze zuivere religie houdt voor alle met verstand begaafde schepselen leven in, daar ze hen met de goddelijke Vader, de Bron van alle leven — zowel in hemel als op aarde — in contact brengt en houdt. Iemands vorm van aanbidding kan verkeerd zijn en het hart van de betrokkene bedriegen waardoor zijn aanbidding nutteloos, vruchteloos en doodaanbrengend in plaats van levengevend blijkt te zijn. Wanneer hij zijn tong niet in bedwang houdt en niet over ware en juiste dingen betreffende de ware God en zijn voornemen spreekt, predikt, onderwijst en bidt, zal zijn vorm van aanbidding, ook al is hij oprecht, geen zegen en redding tot gevolg hebben. „Wanneer iemand in de mening verkeert dat hij een vormelijke aanbidder is en toch zijn tong niet in toom houdt, maar voortgaat zijn hart te misleiden, is de vorm van aanbidding van deze mens tevergeefs. De vorm van aanbidding die van het standpunt van onze God en Vader uit rein en onbesmet is, is deze: voor wezen en weduwen zorgen in hun verdrukking en zichzelf vlekkeloos van de wereld bewaren” (Jak. 1:26, 27). Wij moeten niet toestaan dat de enige ware religie door ’s werelds valse religiën en vormen van aanbidding wordt bezoedeld, zelfs niet door de religiën der christenheid die ten onrechte „christelijk” worden genoemd.

HET DOEL VAN WAAKZAAMHEID

17. Om welke reden moet men met betrekking tot de ware tempel wakker en waakzaam blijven, en tezamen met wie moeten wij waken, en waarom?

17 In Jehovah’s vroegere tempel te Jeruzalem werden de uit priesters en levieten bestaande tempelwachters aan een bepaalde plaats toegewezen om de tempel voor roof te beveiligen en alle onreine personen en indringers die iets kwaads in de zin hadden, buiten te houden. Met betrekking tot Gods geestelijke tempel en zijn aanbidding welke er op het ogenblik wordt beoefend, moet men om dezelfde redenen wakker en waakzaam blijven, en wel om Gods zuivere aanbidding niet door het binnendringen van onreine personen of de een of andere onreinheid van deze Babylonische oude wereld te laten verontreinigen. Men moet zich hierbij ten doel stellen de zuivere en aanvaardbare aanbidding te handhaven, te bevorderen en tot anderen te brengen, opdat dezen er de levengevende voordelen van mogen ontvangen en God aldus geëerd en verhoogd mag worden. Alle ware christenen, dus allen die ermee begunstigd zijn de ene en enige door God geschonken religie te bezitten, zijn er zolang zij zich in deze Babylonische wereld bevinden, verantwoordelijk voor waakzaam te blijven. Dit moeten zij met Gods hulp doen, hierbij vertrouwend op de ondersteuning van zijn heilige engelen en in de werkzaamheid van zijn heilige geest. Ter herinnering hieraan staat er geschreven: „Als Jehóvah het huis niet bouwt, werken de bouwlieden er tevergeefs aan. Als Jehóvah de stad niet bewaart, waakt de wachter tevergeefs” (Ps. 127:1). De wijze waarop wij de wacht houden en waakzaam zijn, mag onvolmaakt en onvolledig zijn, maar God doet het volmaakt en waakt over al het betrokkene, terwijl hij elk noodgeval onderkent. Het is absoluut nodig dat hij tezamen met ons waakt.

18. (a) Op wie rust in gemeenten der tempelklasse een speciale verantwoordelijkheid om waakzaam te blijven? (b) Waarom is het voor opzieners vooral thans belangrijk om waakzaam te zijn, en waartegen moeten zij waken?

18 Op hen die in een gemeente van Gods tempelklasse als opzieners zijn aangesteld, rust de speciale verantwoordelijkheid tegen het ontstaan van de een of andere verkeerde of onjuiste situatie te blijven waken. Nu er sedert de apostel Paulus het volgende tot opzieners zei reeds negentien eeuwen zijn verstreken, is het des te belangrijker op deze woorden acht te slaan: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, waarover de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente Gods te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht. Ik weet dat na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij u zullen binnenkomen en de kudde niet teder zullen behandelen, en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan en verdraaide dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken. Blijft daarom waakzaam, en houdt in gedachten dat ik drie jaar lang, dag en nacht, niet heb opgehouden een ieder van u onder tranen te vermanen. . . . door aldus werkzaam te zijn, moet gij hen die zwak zijn, bijstaan en de woorden van de Here Jezus in gedachten houden, toen hij zei, ’Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen’” (Hand. 20:28-35). Er is thans een grote behoefte, ja, groter dan ooit tevoren, om waakzaam te blijven en op te letten dat er geen verslindende wolven binnendringen en eerzuchtige religieuze leiders opstaan om volgelingen van de Juiste Herder achter zich aan te trekken, die heeft gezegd: „Laat u ook geen ’leiders’ noemen, want één is uw Leider, de Christus. De grootste onder u moet echter uw dienaar zijn.” — Matth. 23:10, 11.

19. Onzekerheid ten aanzien van welke gebeurtenis maakt het voor alle aanbidders noodzakelijk wakker te blijven, en in welk opzicht moeten zij een dergelijke handelwijze aan de dag leggen?

19 Niettemin moeten alle aanbidders in de ware geestelijke tempel van Jehovah God wakker blijven en niet alleen met het oog op onreine indringers maar ook met het oog op de komst van de inspecterende Hogepriester waakzaam zijn. Jezus waarschuwde ons er voor dat het tijdstip van het eindonderzoek — wanneer zal worden uitgemaakt of wij tot aan het einde van de periode van waakzaamheid, bij het volledige einde van dit wereldse samenstel van dingen, volharding in Gods aanbidding en dienst aan de dag hebben gelegd — onbekend zou zijn. Hij zei: „Betreffende die dag of het uur weet niemand iets, noch de engelen in de hemel noch de Zoon, dan de Vader alleen. Blijft toezien, blijft wakker, want gij weet niet wanneer de bestemde tijd aanbreekt. Het is als een in het buitenland reizende man die zijn huis verliet en de autoriteit aan zijn slaven gaf, elkeen zijn eigen werk, en de deurwachter de opdracht gaf waakzaam te zijn. Weest daarom waakzaam, want gij weet niet wanneer de meester van het huis komt, laat op de dag of te middernacht, bij het kraaien van de haan of vroeg in de morgen, zodat hij, wanneer hij plotseling komt, u niet slapende vindt. Wat ik tot u zeg, zeg ik echter tot allen, Blijft waakzaam” (Mark. 13:32-37). Dit betekent dat allen waakzaam moeten blijven en in het religieuze rijk in geestelijk opzicht voortdurend voor de volle honderd procent wakker moeten zijn.

[Voetnoten]

a De Misjna, in een Nederlandse bewerking door S. Hammelburg, verklaart onder Joma, („De verzoendag”), Hoofdstuk I, paragraaf 8, Hoofdstuk II, de paragrafen 1, 2:

„Elken [anderen] dag neemt men een Heffing van [de asch van] het altaar bij het kraaien van den haan of omstreeks dien [tijd], hetzij [kort] ervóór, hetzij erna; maar op den Verzoendag reeds na middernacht; en op de Opgangsfeesten reeds na de eerste nachtwaak. En nog was [de tijd van] het hanengekraai niet gekomen, als reeds het voorhof vol Israëlieten was.

Aanvankelijk mocht ieder, die de heffing van [de asch op] het altaar wilde nemen, dit doen. Ingeval er velen waren, liepen zij snel den altaaropgang op en wie den anderen vóór was in de [laatste] vier ellen, had het recht verkregen. . . . Toen het gerechtshof nu zag, dat [de priesters] in gevaar kwamen, stelde het in, dat zij de heffing van het altaar slechts mochten nemen, [aangewezen] door het lot. — Vier lotingen hadden daar plaats en dit was nu de eerste loting.”

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen