Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w61 15/1 blz. 41-43
  • Mijn doel in het leven nastreven

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Mijn doel in het leven nastreven
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Vergelijkbare artikelen
  • Mijn doel in het leven nastreven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • Mijn doel in het leven nastreven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • Mijn doel in het leven nastreven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1962
  • Mijn doel in het leven nastreven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
w61 15/1 blz. 41-43

Mijn doel in het leven nastreven

Zoals Ragna Ingwaldsen dit heeft verteld

DE VIJFENTWINTIGSTE december 1959 was een gelukkige dag voor mij, niet omdat de wereld die dag vierde maar omdat ik toen elf jaar als zendelinge in Venezuela was. Het zijn elf gelukkige jaren geweest, terwijl ik bij het brengen van de boodschap van Gods koninkrijk aan de vriendelijke mensen van dit Zuidamerikaanse land vele wonderbaarlijke ervaringen heb opgedaan.

Mijn dienst voor Jehovah begon evenwel niet elf jaar geleden, doch lang voor die tijd. In feite heb ik het gezegende voorrecht genoten in Gods dienst te zijn grootgebracht. Toen ik in 1906 nog maar een kleine peuter was, nam mijn moeder mij mee naar het congres in Minneapolis, waar zij als een symbool van haar opdracht aan God in water werd ondergedompeld. Sindsdien heeft zij nimmer nagelaten mij een sterke liefde voor Hem en zijn zichtbare organisatie in te prenten. Spoedig zag ik de belangrijkheid van het dienen van Jehovah in zodat ik geregeld aan het getuigeniswerk deelnam. Ik vond het fijn met mijn moeder mee te gaan en haar bij het van huis tot huis verspreiden van traktaten te helpen.

In 1914 begon het grote werk met het Photo-Drama der Schepping. Alhoewel ik nog te jong was om er een groot aandeel aan te hebben, deelde ik uitnodigingen uit en bezocht ik de vertoningen ervan. Ik genoot steeds weer wanneer ik deze bewegende en stilstaande afbeeldingen van bijbelse gebeurtenissen zag.

Ons huis stond steeds open voor pioniers, die toen colporteurs werden genoemd. Ik bezag hen altijd als bijzondere mensen met een diepe waardering voor Jehovah’s waarheid. Aangezien mijn moeder en mijn tante eveneens colporteurs waren, besloot ik dit ook eens te worden. Ik droeg mijn leven aan Jehovah op en werd in 1918 gedoopt.

Terwijl ik nog op school was, had ik het voorrecht het beroemde boek The Finished Mystery te verspreiden, om welk boek sommigen van onze broeders en zusters op onrechtvaardige wijze in de gevangenis werden opgesloten. Toen ik eraan deelnam om handtekeningen voor een verzoekschrift waarin op hun vrijlating werd aangedrongen, te krijgen, verbaasde ik mij over de onchristelijke houding van de leraren op school, die weigerden het verzoekschrift te ondertekenen. Dit maakte mij vastbeslotener dan ooit tevoren om mijn doel in het leven na te streven en een volle-tijd-verkondiger van het goede nieuws van Jehovah’s koninkrijk te worden.

Op het in 1922 gehouden congres te Cedar Point werd de weg voor mij geopend om mijn ambitie te verwezenlijken. Dit was het congres waarop alle aanwezigen ertoe werden uitgenodigd aan groepsgetuigenis deel te nemen. Tot nu toe was dit nog niet gedaan. Ik zal die gebeurtenisvolle dag nooit vergeten. Ik was erg verheugd mij onder de vele vrienden te bevinden die autogroepjes vormden en het terrein verlieten om de velddienst in te gaan. Het is sindsdien een vreugde geweest de Koning en zijn koninkrijk te verkondigen. Tot aan 1941 heb ik wegens een zwakke gezondheid geen onafgebroken pioniersbericht gehad, maar vanaf die tijd heb ik zonder onderbreking kunnen dienen en mijn doel in het leven kunnen nastreven.

Ik begon Jehovah in mijn eigen woonplaats als pionierster te dienen. Geleidelijk aan breidde ik mijn werkzaamheden naar afgelegen plaatsen uit. Later kreeg ik gelegenheden om in andere staten te werken. Een van deze toewijzingen voerde mij naar Kentucky, waar ik van 1933 tot en met 1936 verbleef. De meeste mensen die wij daar in het landgebied aantroffen, leefden in tamelijk primitieve omstandigheden en een groot percentage van hen was analfabeet. Dit gaf mij een voorproefje van wat ik later bij het zendingswerk in een ander land zou ondervinden.

Om enkele van de huizen in deze toewijzing in Kentucky te bereiken, reden wij zover wij konden de „laagten” in en gingen dan te voet verder. Soms moesten wij onze schoenen uittrekken en barrevoets door stroompjes heen waden ten einde bij een huis te komen. Terwijl ik in dit ruwe gebied werkte, leerde ik dat waar de moeilijkheden het grootst zijn, de vreugden in Gods dienst het zoetst kunnen zijn.

Nadat ik in 1941 weer met het pionierswerk was begonnen, werkte ik vijf jaar in en rondom Chicago. Terwijl ik daar was, ontving ik tot mijn grote opwinding een uitnodiging voor de negende klas van de Gileadschool. Ik was altijd graag naar school gegaan en nu genoot ik er nogmaals van in een klaslokaal te zitten; dit klaslokaal was echter anders. Hier leerde ik bijbelse waarheden en hoe ik een goede zendelinge kon zijn.

De op de Gileadschool geleerde lessen en de daar ontvangen raad hebben mij gesterkt en mij over de moeilijkheden die ik sindsdien heb ondervonden, heen geholpen. Ze hebben in zeker opzicht als een reservoir van geestelijke kennis gediend waar ik van tijd tot tijd uit kon putten. Door middel van de Gileadschool heeft Jehovah mij in zijn goedheid de versterkende toerusting geschonken die ik gedurende de vele jaren sinds de diploma-uitreiking nodig heb gehad.

Na de diploma-uitreiking pionierde ik een jaar lang in Brooklyn, toen ik met nog vijf andere klasgenoten een toewijzing voor Maracaibo, in Venezuela, ontving. Het was een gelukkige dag toen wij op het prachtige schip de Santa Sofia uit New York wegvoeren. Acht heerlijke dagen later arriveerden wij in onze toewijzing. Dit was voor ons allen de eerste maal dat wij in een land buiten de Verenigde Staten voet aan wal zetten. Er dwarrelden vele vragen door onze geest. Wij vroegen ons af hoe onze reactie op de vreemde mensen en de vreemde gewoonten hier zou zijn. Zouden wij het in onze zendingstoewijzing kunnen volhouden? Ik vond dat de komende jaren het antwoord op deze vragen zouden verschaffen, en de anderen eveneens.

Hier in het buitenland moest ik voor de eerste maal de werkelijke betekenis van het woord „pionieren” leren. In dit vreemde land opende ik voor de andere schapen des Heren de weg om tot een kennis der waarheid te komen en de weg naar het eeuwige leven te vinden. Maracaibo was een stad van ruim 200.000 inwoners die zeer weinig van de Koninkrijksboodschap hadden gehoord. Ik zal de eerste avond waarop wij met enkele mensen van goede wil daar samenkwamen, nooit vergeten.

Een van de redenen waarom ik in dit land dat zo totaal van mijn geboortegrond verschilt, gelukkig heb kunnen blijven, is dat ik mij direct bij het begin voornam de mensen lief te hebben. Jehovah had hen voldoende lief om ons erheen te zenden ten einde hen te helpen zijn grootse voornemens te leren kennen, en wij dienden hetzelfde te doen.

Allengs begonnen wij de andere schapen des Heren op te sporen wanneer wij van huis tot huis predikten. Hoe gelukkig waren wij om iedere week nieuwe personen op onze vergaderingen te zien! Wij smaakten de grote vreugde om een gemeente van haar kindsheid tot een rijpe groep van Jehovah’s getuigen te zien opgroeien.

Zoals verwacht kon worden, hebben wij hinderpalen moeten overwinnen. Wij hadden onder andere met het hoge percentage analfabeten onder de mensen te kampen. Door veel geduld te oefenen, hebben wij vele personen van goede wil kunnen helpen om zowel de waarheid als lezen te leren. Of wij nu met mensen te doen hadden die al dan niet konden lezen, wij werden een grote onwetendheid met betrekking tot de bijbel gewaar. Het schonk ons daarom veel voldoening om elke persoon van goede wil na slechts een korte tijd studie schriftuurplaatsen te zien opzoeken. Toen ik een van hen hoorde zeggen: „Denk toch eens aan, als u niet naar Venezuela was gekomen, zouden wij deze kostbare waarheid niet weten”, gaf dit mij het gevoel dat de offers die ik had gebracht om hiernaar toe te komen, beslist de moeite waard waren. Toen wij na drie en een half jaar naar een andere stad werden overgeplaatst, konden wij tot onze grote vreugde als bewijs van ons liefdewerk een grote gemeente van actieve verkondigers achterlaten.

Onze nieuwe toewijzing was Barquisimeto, de op twee na grootste stad in Venezuela. Gezien het ideale klimaat dat in deze stad heerste, was het een welkome verandering na de constante hitte van Maracaibo. Wij vonden er een kleine gemeente van zes verkondigers plus de zendelingen die daar reeds waren. Wederom hadden wij het genoegen een gemeente te zien groeien terwijl wij onder de mensen werkten. Tegen de tijd dat wij naar een andere stad werden overgeplaatst, was deze gemeente tot een groep van zestig verkondigers uitgegroeid. Op onze laatste dag bij hen werd een nieuwe, prachtige Koninkrijkszaal ingewijd, de vervulling van een vijf jaar oude droom. Het viel ons zwaar om de vrienden die wij zozeer waren gaan liefhebben, te verlaten, maar het werk des Heren moest worden uitgebreid en daarom begaven wij ons naar onze derde toewijzing. Dit was een kleinere stad in het verre, oostelijke deel van Venezuela — Cumaná.

Ook hier hebben wij, zoals uit de toename die wij reeds in onze gemeente hebben, blijkt, vele personen van goede wil gevonden. Twee nieuwe verkondigers van het goede nieuws in deze stad bezochten in 1958 de grootse internationale ’Goddelijke wil’-vergadering van Jehovah’s getuigen in New York en werden daar gedoopt.

Hoe rijk zijn de jaren voor mij geweest! Alhoewel deze jaren ook hun beproevingen en zorgen met zich hebben meegebracht, is dit ruimschoots vergoed door de vreugden die ik in de volle-tijd-dienst van onze hemelse Vader heb ondervonden. Zich ’s avonds te ruste te kunnen begeven in de wetenschap dat de dag is besteed aan het loven van Jehovah’s naam, is een vreugde en een bron van tevredenheid welke moeilijk onder woorden kan worden gebracht. Dikwijls vraag ik mij af waarom velen die geen bijzondere lasten dragen, blijven aarzelen of zij wel het pionierswerk ter hand zullen nemen. Evenals Jehovah er in de dagen van Elia voor zorgde dat de kruik van de weduwe met olie gevuld bleef, voorziet hij in de behoeften van hen die zijn belangen op de eerste plaats stellen. Dat hebben wij zendelingen in de vele jaren dat wij volle-tijd-dienst verrichten, ondervonden.

De ervaringen die ik in mijn buitenlandse toewijzing heb opgedaan, hebben mijn leven verrijkt en mijn geloof versterkt om altijd op Jehovah te kunnen vertrouwen. Ik ben geweldig blij dat ik de pioniersdienst niet heb uitgesteld, maar mij in het volle geloof dat Jehovah mij zou helpen mijn doel in het leven na te streven, op deze dienst heb geworpen.

„Gij zult den Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.” — Matth. 22:37-39.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen