Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w61 15/9 blz. 568-574
  • Bevrijding van totalitaire inquisitie door geloof in God

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Bevrijding van totalitaire inquisitie door geloof in God
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE BIJEENVERGADERENDE STORM
  • HET CHRISTELIJKE ONDERGRONDSE WERK
  • ONDER HET DAK DER NAZI’S
  • VAN HET GEVANGENKAMP NAAR SACHSENHAUSEN
  • HET HANDSCHRIFT OP DE MUUR
  • WEDEROPBOUW
  • BEVRIJDING IS ZEKER
  • Het kwaad van het nazisme aan de kaak gesteld
    Ontwaakt! 1995
  • „De naam van Jehovah is een sterke toren”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • Wat een vreugde om aan Jehovah’s tafel te zitten!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1991
  • Getuigen aangevallen door nazi’s en fascisten
    Ontwaakt! 1985
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
w61 15/9 blz. 568-574

Bevrijding van totalitaire inquisitie door geloof in God

Zoals verteld door E. Frost

EEN vooraanstaand Duits tijdschrift ligt open voor mij. Het leven in een concentratiekamp vormt het onderwerp van een vervolgverhaal. Het is het meest waarheidsgetrouwe beeld van het kampleven dat mij ooit is geschilderd. Toch wordt het ergste er nog niet in verteld. Zulke dingen zet men niet gemakkelijk op papier.

Nog niet zo lang geleden werd de wereld met ontzetting vervuld doordat de nazihorden oostwaarts tot aan de oevers van de Wolga oprukten en snel in westelijke richting naar de Kanaalkust optrokken. Van het koude Scandinavië tot aan de hete zandvlakten van Afrika hielden de totalitaire machten een zegevierende opmars. Vele jaren achtereen leden de nazi’s geen enkele nederlaag — behalve aan het thuisfront.

In Duitsland zelf deden de nazi’s vergeefse pogingen om Jehovah’s getuigen te liquideren. Men zette de klok zelfs ongeveer vijf eeuwen terug en riep de verschrikkelijke inquisitie weer tot leven, welke in het Duitse concentratiekamp tot volle bloei kwam. Door geloof in onze God zijn er op het ogenblik duizenden zoals ikzelf in leven om hierover te vertellen.

Ik zal teruggaan tot gebeurtenissen in 1919 — gebeurtenissen die iemand beslist in conflict met de totalitaire staat brachten. In dat jaar werd mijn moeder een van Jehovah’s getuigen, die toen als „bijbelonderzoekers” bekendstonden. Ik stelde belang in muziek. Gelukkig had haar ijverige getuigenisgeven tot gevolg dat mijn vader en ik ons op 4 maart 1923 in onze woonplaats Leipzig als Getuigen lieten dopen. Ik brak mijn muziekstudie af en begon in mijn onderhoud te voorzien door in koffiehuizen en vermaakgelegenheden te spelen waardoor ik veel vrije tijd voor het werk des Heren overhield. In 1924 begon ik al mijn tijd aan Jehovah’s dienst te besteden door in het lectuurdepot van het Genootschap te Leipzig te werken. Vier jaar later werd ik uitgenodigd om deel te nemen aan het vertonen van het Photodrama der Schepping. Duizenden kunnen zich nog de prachtige afbeeldingen over de schepping der aarde en Gods voornemen met de mens herinneren. Het was een geweldig voorrecht om het Drama te mogen vertonen en als „pelgrim” of bijbelspreker vele gemeenten te mogen bezoeken.

DE BIJEENVERGADERENDE STORM

In Duitsland verbreidde het getuigeniswerk zich snel. Van 1919 tot 1933 verspreidden de ijverige Duitse Getuigen 48.000.000 boeken en brochures en nog 77.000.000 Duitse exemplaren van Het gouden tijdperk, het tijdschrift dat thans Ontwaakt! wordt genoemd. In 1932 begon de geest van het nazisme de overhand te krijgen. Vaak gingen vertoningen van het Photodrama met relletjes gepaard. Het werd zo erg dat de voorstellingen alleen nog maar met bescherming van de politie doorgang konden vinden. In die tijd leerde ik persoonlijk verschillende nazi’s kennen.

Toen ik in januari 1933 een van de Getuigen in Neurenberg bezocht, hoorden wij de bombastische radiouitzending uit Berlijn waarin werd bekendgemaakt dat Hitler aan de macht was gekomen. Wij vermoedden al wat dit voor ons zou betekenen. In de daaropvolgende maand april brak de storm los, toen de politie de grote nieuwe drukkerij en het Bethelhuis in Maagdenburg in beslag nam en onze drukpersen verzegelde. Daar men geen bewijs van omverwerpende activiteiten kon leveren, werden deze eigendommen op 28 april weer teruggegeven.

In juni kwamen in Berlijn zevenduizend Getuigen bijeen die een resolutie aannamen waarin krachtig tegen het aanmatigende optreden van de Hitler-regering werd geprotesteerd. Hiervan werden miljoenen exemplaren verspreid. Binnen drie dagen werden de bezittingen in Maagdenburg geconfisqueerd en werd de 180 man tellende staf gedwongen de gebouwen te verlaten. Onze religieuze vijanden verheugden zich zeer toen Hitler verklaarde: „Ik ontbind de ’Ernstige bijbelonderzoekers’ in Duitsland; hun eigendom zal voor het welzijn van het volk worden aangewend; ik zal al hun lectuur laten verbeurdverklaren.”

Daar het Genootschap in Amerika de officiële eigenaar van deze bezittingen was, volgden er onderhandelingen tussen het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken en Duitsland. Weer werd alles vrijgegeven, ofschoon er een verbod op onze predikingsactiviteit bleef rusten. Vergaderingen waren niet toegestaan. Bijbels en bijbelse lectuur tot een totale waarde van $25.000 werden verbrand. Tegen 1934 begonnen vele Getuigen hun betrekking te verliezen doordat zij de Hitler-groet weigerden te brengen.

In het voorjaar van 1934 werd ik tien dagen in een gevangenis opgesloten en daarna weer ontslagen. Kort hierna slaagde ik erin om naar Tsjechoslowakije terug te keren, waar ik kort tevoren het Photodrama had vertoond. Hoe dankbaar ben ik er nu voor dat ik in een tijd dat het werk in Duitsland buiten de wet was gesteld en ons bureau aldaar gesloten was, het Photodrama 122 keer buiten het land kon vertonen! En toch ging het in Tsjechoslowakije niet meer zo gemakkelijk als daarvoor. Dikwijls werd ik ’s nachts door de politie uit bed gehaald, omdat men vreesde dat ik een nazi was!

Intussen deden de broeders en zusters in Duitsland vastbesloten een moedige stap. Hoewel het verboden was, kwamen op 7 oktober 1934 alle gemeenten bijeen voor het aannemen van een resolutie welke een protest tegen Hitlers regering behelsde en deze ervan op de hoogte stelde dat de aanbidding van Jehovah God koste wat het wil voortgang zou vinden. Na een plechtig gebed werden de protesten naar Berlijn getelegrafeerd. Op hetzelfde tijdstip kwamen Jehovah’s getuigen in vijftig andere landen bijeen en zonden zij nazi-Duitsland telegrammen met een krachtige waarschuwing. Een gevolmachtigde van generaal Ludendorff onthulde later dat Hitler, toen hij de stoutmoedige telegrammen zag, overeind sprong en schreeuwde: „Dit gebroed zal in Duitsland worden uitgeroeid!”

HET CHRISTELIJKE ONDERGRONDSE WERK

Toen ik in mei 1935 weer naar Duitsland terugkeerde, nam ik deel aan het ondergrondse werk. De 13de juni werd ik ’s nachts in mijn hotel gearresteerd en naar het „Columbiahuis” in Berlijn overgebracht, waar ik de ergste vijf maanden van mijn leven doorbracht. Hier werd ik geslagen en getrapt, zat ik voortdurend cellulair, werd ik gekweld en dagelijks vernederd, en bemerkte ik dat mensen beesten kunnen worden. De zinloze vragen van een Gestapo-agent konden mij er niet van overtuigen dat ik revolutionair was ingesteld. Onverwachts werd ik vrijgelaten en keerde ik al gauw weer naar een ondergronds leven terug om Jehovah verder te dienen.

Er werden voorbereidingen getroffen voor een congres te Luzern in Zwitserland. De nazi’s hadden ondertussen een nieuwe actie tegen ons ingezet. De meeste broeders met verantwoordelijke posities waren al gearresteerd. Mijn krachtsinspanningen waren erop gericht de losse einden op te pakken en het werk weer op gang te brengen. Via talloze achterdeuren en ramen wist ik ternauwernood aan de Gestapo te ontsnappen, maar mijn moeder en broer werden opgepakt.

Op het congres dat in september 1936 in Luzern werd gehouden, waren de president van het Genootschap, broeder Rutherford, en 2500 van ons uit Duitsland aanwezig. Ik ontving de toewijzing het ernstig ontwrichte ondergrondse werk te reorganiseren, en begon onmiddellijk. Wij stelden ook plannen op voor een bliksemsnelle verspreiding in Duitsland van een congresresolutie. Op zaterdag, 12 december 1936, werden er ’s avonds tussen vijf en zeven uur 300.000 exemplaren geruisloos in de huizen in alle grote Duitse steden achtergelaten. Zwermen politieagenten en SS-patrouilles kregen zelfs niet één enkele Getuige te pakken!

Met het ondergrondse werk was natuurlijk onverbrekelijk vervolging en het gevaar om ook zelf vrijheid en leven te verliezen, verbonden. De broeders en zusters moesten evenwel geestelijk voedsel hebben om sterk te blijven en tevens om dit in hun getuigeniswerk te gebruiken. Doordat treinen voortdurend werden doorzocht, was er altijd gevaar. Het wekte al argwaan wanneer men grote hoeveelheden papier kocht. Vele koeriers vielen de Gestapo in handen. Verscheidene broeders die ervan beschuldigd werden De Wachttoren voor verspreiding klaar te maken, werden ter dood gebracht. Toch bleven de Getuigen met liefde voor God en hun naasten het goede nieuws van Gods koninkrijk onder Christus prediken. Van onze vindingrijkheid werd op de voorpagina van The National Socialist Legal Mirror, het officiële orgaan van het nazi-recht, verslag uitgebracht:

„De aanhangers van de verboden vereniging deden ook pogingen de onderlinge omgang te handhaven en elkaar in het geloof te sterken. Bovendien trachtten zij bij elke mogelijke gelegenheid andere medeburgers tot hun denkwijze over te halen. Zeer dikwijls beginnen de Ernstige Bijbelonderzoekers wanneer zij boodschappen doen, een eindje wandelen, in een park zitten of op straat zijn, een praatje met mensen die zij niet kennen, waarbij zij hen eerst in een gesprek over de gebeurtenissen van de dag betrekken, en dan geleidelijk aan op hun geloof en verboden leer overgaan. Zij achten het als ’Getuigen van Jehovah’ hun plicht om dit te doen.” Ongeacht het risico dat zijzelf lopen, stellen Jehovah’s getuigen er belang in hun geloof met anderen te delen, zodat ook zij in deze tijd van ’s werelds einde bevrijd mogen worden.

ONDER HET DAK DER NAZI’S

De jaarlijkse Gedachtenisviering van Christus’ dood zou in 1937 op 27 maart vallen. Ik had regelingen getroffen om op die datum met tien broeders bijeen te komen, ten einde het ondergrondse werk te bespreken. Tegen twee uur in de morgen werd er hevig tegen de deur van de woning geslagen en getrapt! In enkele seconden verborg ik een rolletje papier met uitermate belangrijke inlichtingen in de matras van mijn bed. Er kwamen tien mannen van de geheime politie binnen: „Mooi zo, Frost, sta maar op en kleed je aan. Het is met je gedaan!” Ik zond een gebed op tot Jehovah en kleedde mij aan, terwijl zij alles in de kamer overhoop haalden. Het rolletje werd nooit gevonden.

De gebeurtenissen volgden elkaar snel op. De Gestapo kende ons plan om op vrijdag voor de Gedachtenisviering bijeen te komen, maar zij wisten niet waar. Meer dan eens sloegen zij mij bewusteloos en gooiden vervolgens water over mij heen om mij weer bij te brengen. Al gauw kon ik niet meer liggen of zitten. Van vrijdag tot maandag at of dronk ik nauwelijks, maar bleef ik Jehovah bidden mij te helpen ter wille van de broeders en zusters het zwijgen te bewaren. Toen ik weer voor het Gestapo-gespuis werd gebracht, dacht ik aan Daniël in de leeuwenkuil. Hun woedende woordenvloed onthulde wat ik graag wilde horen: Het sleepnet van de politie had de broeders en zusters niet kunnen vangen! Mijn vreugde was onbeschrijflijk.

In juli kreeg ik bericht dat mijn vrouw was gearresteerd. Onze zoon zou door de nazi’s worden opgevoed. Ook vele andere Getuigen werden van hun kinderen beroofd, waarna deze kinderen in nazi-gezinnen werden opgenomen. De meeste van deze jongeren werden door die beproeving gesterkt. Een meisje van dertien schreef haar ouders: „Ik denk altijd aan getrouwe mannen zoals Job, Daniël en anderen en neem hen tot voorbeeld, en ik zou liever willen sterven dan God ontrouw te worden.” Ondanks zware druk weigerden deze kinderen lid te worden van de Hitlerjugend. Op sommige van deze kinderen waren nazi-ouders vanwege hun christelijke gedrag nog meer gesteld dan op hun eigen kinderen.

VAN HET GEVANGENKAMP NAAR SACHSENHAUSEN

In het Emslander moerasgebied brachten de onmenselijke arbeidsomstandigheden en de wrede behandeling iemand bijna tot wanhoop. Misschien heeft u wel eens gehoord van de „hel van de bosrand”. Geloof en omgang met getrouwe Getuigen stelden mij in staat om zelfs de moeilijkste dingen het hoofd te bieden. ’s Zondags hielden wij gezamenlijke bijbelstudiën door in de herinnering terug te roepen wat wij in vroegere jaren uit Gods Woord hadden geleerd. Medegevangenen werden uitgenodigd om met ons het „water des levens” te drinken. Dikwijls luisterden zij aandachtig naar onze besprekingen.

Na het uitbreken van de tweede Wereldoorlog eindigde mijn gevangenisstraf en werd ik naar Berlijn teruggebracht. Negenennegentig dagen later sloten de poorten van het concentratiekamp Sachsenhausen zich achter mij. De wrede ontvangst door de SS-bewakers was onvoorstelbaar; onvoorstelbaar was echter ook mijn vreugde toen ik 280 Getuigen kon begroeten, die allen door soortgelijke zware beproevingen waren gelouterd en gesterkt. Dit waren de getrouwe christenen die in de best seller The Theory and Practice of Hell worden genoemd: „Toen de oorlog uitbrak, werden de Getuigen in het concentratiekamp Sachsenhausen uitgenodigd om zich vrijwillig voor de militaire dienst op te geven. Elke weigering werd door het fusilleren van tien mannen uit hun rijen gevolgd. Nadat veertig slachtoffers waren gedood, hield de SS ermee op. . . . Men ontkomt niet aan de indruk dat de SS, psychologisch gesproken, nooit een goed antwoord wist op de uitdaging welke hun door Jehovah’s getuigen werd geboden.” Wat een vreugde en troost om onder hen te zijn! Ik begreep nu beter dan ooit tevoren wat de bijbel bedoelde met de woorden: „Zoals men ijzer met ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens den ander.” — Spr. 27:17.

Er werd ons herhaaldelijk voorgehouden dat de kamppoorten voor ons zouden opengaan, indien wij een verklaring zouden tekenen waarin wij ons geloof verloochenden. Genevieve de Gaulle, een nicht van Frankrijks generaal de Gaulle, bevestigde dit toen zij over onze zusters in Ravensbrück sprak: „Zij hadden onmiddellijk vrijgelaten kunnen worden als zij hun geloof hadden verloochend. Zij bleven zich echter verzetten terwijl zij er zelfs in slaagden boeken en traktaten het kamp binnen te brengen, als gevolg waarvan verscheidene van hen werden opgehangen.” Door dit onbevreesde getuigenis werden 300 jonge Russinnen getuigen van Jehovah. Hoewel de getuigen niet met andere gevangenen (die door naar de Getuigen te luisteren met vijfentwintig zweepslagen en cellulaire opsluiting gestraft konden worden) mochten spreken, waren zij toch vastbesloten om, ten einde Jehovah’s macht ten aanzien van de zijnen te tonen, tot het einde toe een onwrikbaar standpunt in te nemen. Een overlevende van het kamp Buchenwald vertelde dat de Getuigen „ongeacht verbodsbepalingen en straffen” getuigenis van hun geloof bleven afleggen. Zij bekommerden zich niet alleen om zichzelf, maar ook om anderen. In het kamp Neuengamme bij Hamburg, gaven onze broeders zelfs regelmatig een krant, Nieuws over Gods koninkrijk, uit.

In het vernietigingskamp Auschwitz (Oswiecim) — waar dertig zusters werkten — moest een broeder de verwarmingsinstallatie repareren. Zes dagen achtereen kon hij gedurende etenstijd met hen over Gods Woord spreken en hun nieuwe kracht schenken, waarvoor zij Jehovah dankten. Een sympathieke wacht zat met het geweer aan zijn voeten vol belangstelling te luisteren. Het was niet ongewoon dat de bewakers een puntige discussie met de broeders voerden. Zij ontvingen altijd een openhartig en moedig getuigenis, want wij wisten dat zowel hun als ons eigen eeuwige leven op het spel stond. Een zuster die op het bureau van een SS-Obersturmführer (ongeveer de rang van majoor) moest werken, kreeg dikwijls van hem de waarschuwing te horen: „Ik zal je nog eens laten onthoofden!” Zonder dat hij het wist, gebruikte zij zijn uitrusting om lectuurverrassingen voor een kampcongres te vervaardigen. Vele malen sprak zij met hem over Jehovah’s voornemen, en beetje bij beetje werd hij vriendelijker. Door een dergelijke onbevreesde prediking en naastenliefde werd er dikwijls in de leeuwenkuil geloof geboren. Hier en daar gebeurde het in de verschillende kampen dat SS-bewakers hun nazi-eed verloochenden en verklaarden in Jehovah te geloven. Deze „Saulussen”, onze vervolgers, werden „Paulussen”, onze medegevangenen! Ook vele vrouwelijke en mannelijke politieke gevangenen werden getuigen van Jehovah. Ja, een waterton diende zelfs als doopgelegenheid.

Ons geloof in Jehovah werd nooit beschaamd. Wat B. Hallström, een bekende Zweedse journalist, later berichtte, was beslist op onze broeders en zusters tijdens de nazi-inquisitie van toepassing: „Zij werden slechter behandeld dan enige andere groep, maar door hun geloof in God slaagden zij er beter dan wie dan ook in om alles te overleven.”

Buiten de kampen konden de sleepnetten van de Gestapo maximaal slechts de helft van de Getuigen vangen, zodat, hoewel ongeveer 10.000 van ons waren opgesloten, even zovele duizenden het goede nieuws van Jehovah’s koninkrijk bleven bekendmaken. Zij hielden ’s nachts of in de bossen geheime vergaderingen, terwijl zelfs begrafenissen kostbare perioden van christelijke omgang vormden.

HET HANDSCHRIFT OP DE MUUR

Als leiders kregen zestien van ons vijfentwintig slagen met een ijzeren staaf, hetgeen gevolgd werd door algehele opsluiting. Ten slotte zetten zij ons als een zogenaamde SS-bouwgroep op het rotsachtige eiland Alderney, dat tussen de Franse en Engelse kust is gelegen. Hoewel zij die ons gevangen hadden gezet vele moeilijkheden over ons brachten, konden wij onze medegevangenen toch ook voor talloze gevaren en veel lijden behoeden. Toen Hitlers ster nadat zijn legers bij Stalingrad tot staan waren gebracht, begon te vallen, gingen de nazi’s langzamerhand het handschrift op de muur begrijpen.

Tijdens een juninacht in 1944 stonden wij onder een heldere sterrenhemel aan de haven en sloegen wij de invasie der geallieerden gade. Vervolgens werden wij in oude schepen naar St. Malo overgebracht en gingen wij vandaar per trein — zestig personen in elke goederenwagon — door Frankrijk, België en Nederland terug naar Duitsland. Het plan verscheidene schepen met ons aan boord in de Kieler Bocht te laten zinken, mislukte doordat ons transport naar Oostenrijk vertraging ondervond. Op de vijfde mei 1945 werden wij ten slotte door Amerikaanse tankeenheden bevrijd.

Terzelfder tijd gingen de poorten van verschillende concentratiekampen door de druk van de oprukkende geallieerde legers open, waardoor duizenden broodmagere gevangenen het platgebombardeerde land overstroomden. Onder bewaking moesten zij voortmarcheren, terwijl de SS-bewakers degenen die te zwak waren om nog voort te kunnen of onderweg voedsel stalen, neerschoten. Er vielen vele doden. Jehovah’s getuigen hielpen elkaar voort, terwijl zij dikwijls nog tot dorpelingen predikten, die hun dankbaarheid toonden door hun voedsel met hen te delen — weer een voorziening van Jehovah. Al gauw werden de gelukkige woorden van een Getuige kenmerkend: „Ik ben nu vrij. Ik ben de Vader en onze Leider Jezus Christus dankbaar dat ik Zijn naam kan blijven loven.”

De inquisitie had gefaald.

WEDEROPBOUW

Jehovah’s geest spoorde ons tot actie aan. Velen van ons maakten geen plannen om naar huis terug te keren, zelfs al hadden wij er nog een. In de eerste plaats bekommerden wij ons om de eigendommen van het Genootschap in Maagdenburg. Wij bemerkten dat men op het punt stond om er een hotel voor de Russen van te maken. Het bleek een zenuwslopend werk te zijn om de Russische bestuurders aan het verstand te brengen wie Jehovah’s getuigen zijn. Ons werk in de Oostzone zou waarschijnlijk nooit weer op gang zijn gekomen wanneer wij er niet dag in dag uit de nadruk op hadden gelegd dat het hoofdbureau van onze organisatie in Duitsland in Maagdenburg gevestigd was geweest en dat wij van plan waren om ons werk in alle vier de bezettingszones vanuit dat bureau te leiden. Ten slotte stemden zij toe en vond het werk in de communistische zone net als overal elders voortgang.

Al gauw werden de Duitse gemeenten opnieuw georganiseerd. In het begin predikten wij bijna uitsluitend met de bijbel en met één traktaatje, maar wij hadden het voordeel dat wij in vrijheid konden samenkomen en elkaar konden helpen. Onze broeders en zusters vielen op die vergaderingen kort na de oorlog soms van honger en zwakte van hun stoel. Jehovah’s getuigen in Amerika zonden ons CARE-pakketten, terwijl de Amerikaanse en Zwitserse broeders en zusters tevens nog grote hoeveelheden kleding stuurden. Dit werd geweldig gewaardeerd en hielp ons enorm.

Op een congres in 1946 in Neurenberg waren geestdriftig 9000 van ons bijeen. Ook in Maagdenburg werd een congres gehouden met 6000 aanwezigen. Men kan moeilijk de gelaatsuitdrukking en de gebaren van de Russen imiteren toen zij ons hoorden zingen en honderden naar de doopgelegenheid zagen lopen. Natuurlijk waren samenscholingen op de straten streng verboden, maar nadat wij de doop aan hen hadden verklaard, kwamen zij niet tussenbeide. Deze vrijheid onder Oostduitslands nieuwe totalitaire bestuur zou niet van zo lange duur zijn.

In 1947 kwam de president van het Genootschap, broeder Knorr, naar Duitsland. Er werd een huurcontract ondertekend voor het gebouw en de grond in Wiesbaden waarop thans ons vergrote Bethelhuis staat. Tot onze grote vreugde hebben wij de paar duizend Getuigen die tegen het einde van de oorlog hier in West-Duitsland waren, zien uitgroeien tot een aantal van 68.000 ijverige predikers van het gelukkige nieuws van Jehovah’s nieuwe wereld. Mijn hart vloeit over van vreugde en dankbaarheid dat Jehovah dit tot stand heeft gebracht. Ik heb ook waardering voor de gelukkige weken welke ik in 1950, 1953 en 1958 op de grote internationale congressen in New York heb doorgebracht. Jehovah heeft ons hier in Duitsland ook congressen geschonken, zoals bijvoorbeeld in 1955, toen 125.000 personen naar Neurenberg en Berlijn kwamen. Hoeveel kunnen Gods dienaren in een paar jaar niet doen en zien!

BEVRIJDING IS ZEKER

Toen de communisten in de nazi-concentratiekampen onze medegevangenen waren, lieten zij vaak de bedreiging horen: „Als wij ooit aan de macht komen, zullen wij jullie komedianten wel ophangen!” In 1950 kwam in het communistische Oost-Duitsland de totalitaire inquisitie tot nieuw leven, doordat Jehovah’s getuigen werden verboden. Het bureau in Maagdenburg werd weer geconfisqueerd, en nogmaals hebben onze broeders en zusters met geloof in Jehovah’s bekwaamheid om te bevrijden, de uitdaging aanvaard.

Kunt u begrijpen waarom mijn gedachten dikwijls door het „gordijn” dat de delen van Duitsland van elkaar scheidt, heengaan en bij die Getuigen verwijlen die jarenlang in nazi-kampen lijden moesten doorstaan en die nu in communistische gevangenissen volharding moeten tonen? Op het ogenblik zitten er in Oost-Duitsland 407 getrouwe Getuigen gevangen. Ik denk aan zeventig jaar oude broeders, zoals broeder X en broeder Y, en anderen die maar weinig jonger zijn, zoals broeder Z, broeder A en broeder B, die zich vanwege trouw aan Jehovah elk bijna twintig jaar in handen van Gods wrede vijanden bevinden.

De berichten die doorsijpelen, getuigen van moed en een groot vertrouwen. Onze broeders en zusters daar blijven standvastig en houden zichzelf en hun naasten voortdurend de Koninkrijkshoop voor ogen. Bovendien geven zij er dagelijks blijk van dat Jehovah door bemiddeling van zijn Koning Christus in tegenwoordigheid van zijn vijanden regeert. Totalitaire inquisities kunnen Jehovah’s volk gevangenzetten en kwellen indien Hij dit in het belang van een getuigenis toestaat; niets kan echter Jehovah’s geest kerkeren!

Laten christenen onder totalitaire inquisitie en hun onderdrukkers dit nooit vergeten: tijdens de nazi-inquisitie was Jehovah voortdurend met zijn Getuigen. Hij voedde en troostte hen wanneer zij het in hun uitputting uitkermden. Hij blies hen nieuw leven in en verkwikte hen wanneer zij verzwakten. Hij verzekerde degenen die tot in de dood getrouw bleven ervan, dat hij hen door middel van een opstanding zou bevrijden. En op zijn bestemde tijd wierp Hij de poorten wijd open en stelde zijn volk in vrijheid!

Bevrijding door geloof in God is zeker. Zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid staat voor de deur! Jehovah’s getuigen zingen thans reeds: „Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Here Jezus Christus.” — 1 Kor. 15:57.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen