Vragen van lezers

● Naar welke Zacharia verwees Jezus toen hij sprak over „Zacharia, de zoon van Berechja, die gij vermoord hebt tussen het heiligdom en het altaar”? — H.R., Canada.

Jezus sprak tot de religieuze leiders van zijn tijd toen hij zei: „Over u kome al het rechtvaardige bloed dat op aarde is vergoten, van het bloed van de rechtvaardige Abel af tot het bloed van Zacharia, de zoon van Berechja, die gij vermoord hebt tussen het heiligdom en het altaar” (Matth. 23:35). In Lukas’ verslag zijn de woorden „zoon van Berechja” weggelaten (Luk. 11:50, 51). Ze worden ook niet in Matthéüs’ verslag in de Codex Sinaïticus aangetroffen. In hun geheel genomen leveren de manuscripten echter het overstelpende bewijs dat Jezus beslist „Zacharia, de zoon van Berechja” heeft gezegd.

Het is begrijpelijk dat iemand zich afvraagt welke man Jezus bedoelde, aangezien in de Hebreeuwse Geschriften meer dan twintig mannen Zacharia worden genoemd. Hoewel sommige commentators van mening zijn dat Jezus met „Zacharia, de zoon van Berechja” de profeet bedoelde die het boek Zacharia schreef, bestaat er geen enkele aanwijzing dat hij werd vermoord. — Zach. 1:1.

De meest algemene opvatting is dat Jezus naar Zacharia „den zoon van de priester Jojada” verwees, daar deze Zacharia in de dagen van koning Joas werd doodgestenigd (2 Kron. 24:20-22). Een ondersteuning voor deze conclusie vormt het feit dat Kronieken in de traditionele joodse canon het laatste boek is, waardoor Abel in de Hebreeuwse Geschriften de eerste rechtvaardige man genoemd kan worden die werd vermoord en Zacharia de laatste. Ook de plaats waar deze Zacharia werd gedood, namelijk „in den voorhof van het huis des HEREN”, komt overeen met de plaats waar het incident zich volgens Jezus had voorgedaan, en wel „tussen het heiligdom en het altaar”.

Zowel in het geval van Abel als van Zacharia werd voorzegd dat van hun vergoten bloed rekenschap zou worden geëist (Gen. 4:10; 2 Kron. 24:22). Ook is er een duidelijke parallel te zien tussen de omstandigheden en gebeurtenissen in de dagen van Zacharia, de zoon van Jojada, en de omstandigheden van de generatie die leefde toen Jezus sprak. Spoedig na de dood van priester Zacharia plunderde een Syrische legermacht Juda en voltrok ze oordeelsdaden tegen Joas (2 Kron. 24:23-25). Nadat Jezus de bloedschuld van hen tot wie hij sprak, had beschreven, zei hij: „Al deze dingen zullen komen over dit geslacht” (Matth. 23:36). Deze woorden gingen in 70-73 G.T. ten aanzien van Jeruzalem en Judéa in vervulling.

Maar wie was dan de vader van deze Zacharia — Berechja of Jojada? Sommigen hebben gedacht dat de bejaarde priester Jojada (2 Kron. 24:15) in werkelijkheid Zacharia’s grootvader was en dat zijn vader (Berechja) niet in de Hebreeuwse Geschriften werd genoemd, hoewel zijn naam in de stambomen van de priesters bewaard kan zijn gebleven. Een andere suggestie, die zeer redelijk lijkt, is dat Jojada, de vader van de Zacharia die werd vermoord, twee namen kan hebben gehad, zoals ook het geval is met andere bijbelse personen. (Vergelijk Matthéüs 9:9 met Markus 2:14.) Het is interessant dat de betekenis van Berechja (Jah zegent) veel lijkt op die van Jojada (Jehovah weet of schenkt aandacht). In elk geval kon Jezus bij het veroordelen van de vervolgers van Gods dienstknechten in zijn dagen, terecht naar de onrechtvaardige moord op Zacharia verwijzen.