Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w70 1/8 blz. 472-475
  • Heiligheid — door Jehovah vereist

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Heiligheid — door Jehovah vereist
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • „HEILIGHEID BEHOORT AAN JEHOVAH”
  • HEILIGE DINGEN
  • JEZUS EN CHRISTELIJKE „HEILIGEN”
  • HEILIGHEID VAN ANDERE GETROUWEN
  • HEILIGHEID BEHOUDEN
  • Heiligheid
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Heiligheid
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • ‘Heilig, heilig, heilig is Jehovah’
    Nader dicht tot Jehovah
  • ’Gij moet heilig zijn want Jehovah is heilig’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
w70 1/8 blz. 472-475

Heiligheid — door Jehovah vereist

IS HEILIGHEID iets dat God onmogelijk van zijn dienstknechten kan verwachten? Is het voor gewone mensen zoals wij mogelijk heiligheid te verwerven en die hoedanigheid vervolgens te behouden? Zo ja, is het dan de moeite waard ons ervoor in te spannen? Wie zijn eigenlijk heilig? Wat houdt heiligheid precies in?

De Nederlandse woorden „heilig” en „heiligheid” zijn een vertaling van woorden die aan een Hebreeuws stamwerkwoord zijn ontleend dat, in letterlijke zin, „helder zijn, nieuw of fris, ongeschonden of rein zijn” betekent. In de bijbel worden deze woorden echter hoofdzakelijk in geestelijke of morele zin gebruikt. Bijgevolg houdt heiligheid de gedachte in van morele en geestelijke reinheid. Het woord duidt tevens op een afgescheiden zijn of heiliging voor God, een toestand van afgezonderd zijn voor de dienst van God.

„HEILIGHEID BEHOORT AAN JEHOVAH”

Jehovah is de „Allerheiligste”, die in heiligheid alle anderen overtreft (Spr. 30:3). Jezus Christus erkende dat deze hoedanigheid aan Jehovah toebehoort door hem als „Heilige Vader” aan te spreken (Joh. 17:11). Ook wordt getoond dat de hemelbewoners uitroepen: „Heilig, heilig, heilig is Jehovah der legerscharen”, waardoor zij hem in de hoogste mate heiligheid of reinheid toeschrijven. — Jes. 6:3; Openb. 4:8.

In de oudheid werden de Israëlieten er herhaaldelijk aan herinnerd dat Jehovah heilig is (Lev. 11:44; 19:2). Zij konden bijvoorbeeld de woorden „Heiligheid behoort aan Jehovah” zien, die in de blinkende gouden plaat op de tulband van de hogepriester gegraveerd stonden. Deze plaat werd „het heilige teken van opdracht” genoemd, waardoor werd aangetoond dat de hogepriester voor een dienst van speciale heiligheid was afgezonderd. — Ex. 28:36; 29:6.

Dat Gods naam Jehovah heilig is en als heilig beschouwd dient te worden en beslist niet ontheiligd mag worden, werd de Israëlieten krachtig onder de aandacht gebracht. Bij één gelegenheid hoorde men hoe de zoon van de Israëlitische vrouw Selomith kwaad over Gods naam afsmeekte en de naam aldus misbruikte. Welke straf zou voor deze overtreding worden toegediend?

God zelf vertelde Mozes wat hij in dit geval moest doen: „Ingeval enige man zijn God kwaad toewenst, dan moet hij de verantwoordelijkheid voor zijn zonde dragen. De beschimper van Jehovah’s naam dient dus zonder mankeren ter dood gebracht te worden. De gehele vergadering dient hem zonder mankeren met stenen te werpen. Zowel de inwonende vreemdeling als de ingeborene dient ter dood gebracht te worden wanneer hij de Naam beschimpt.” — Lev. 24:10-16.

Ja, minachting voor de heilige naam van God verdiende de doodstraf. Wij doen er daarom verstandig aan de woorden van de psalmist in gedachten te houden, die betreffende Jehovah zei: „Zijn naam is heilig en vrees inboezemend” (Ps. 111:9). Uit waardering voor dit feit deed Jezus Christus, toen hij zijn discipelen tot God leerde bidden, als eerste het verzoek: „Uw naam worde geheiligd.” Behandelt u, in overeenstemming met dit gebed, God en zijn naam met de achting en eerbied die zij verdienen? — Matth. 6:9.

HEILIGE DINGEN

Aangezien Jehovah God de basis van alle heiligheid is, wordt elk ding of voorwerp dat in betrekking staat tot hem en zijn aanbidding heilig. Jehovah’s werkzame kracht of geest bijvoorbeeld staat onder zijn toezicht en brengt altijd zijn voornemens tot stand. Die geest is zuiver, heilig en afgezonderd voor Gods goede gebruik. Daarom wordt hij „heilige geest” en „de geest van heiligheid” genoemd. — Ps. 51:11; Rom. 1:4.

Bedenk eens wat een voorrecht wij hebben, deze heilige kracht in ons leven te ontvangen! Dit is mogelijk, want Jezus zei: „De Vader in de hemel [zal] heilige geest geven aan hen die hem erom vragen!” Vraagt u God werkelijk om zijn heilige geest? Wij worden uitgenodigd dit te doen. — Luk. 11:13.

Ook de bijbel is heilig, omdat die onder leiding van Gods geest werd geschreven. Een andere naam voor de bijbel is „de heilige Schriften” of „heilige geschriften” (Rom. 1:2; 2 Tim. 3:15). Behandelt u de bijbel als zodanig? Wanneer u de bijbel leest, beschouwt u datgene wat daarin wordt gezegd dan met de eerbied en achting die Gods „heilige geschriften” verdienen?

Ook andere dingen hebben wegens hun heiliging voor Jehovah’s dienst heiligheid verworven. Onder Gods Wet aan de natie Israël bijvoorbeeld werden de eerstgeboren mannetjesdieren van de runderen, schapen of geiten als heilig voor Jehovah beschouwd (Num. 18:17-19). Insgelijks werden het offeraltaar, de zalfolie, het speciale reukwerk, het toonbrood en andere dingen die nauw verband hielden met Gods aanbidding, op Gods bevel heilig verklaard. — Ex. 29:37; 30:25, 35, 37; 1 Sam. 21:4.

Dit wilde niet zeggen dat deze dingen op zichzelf heilig waren, om als een amulet of fetisj gebruikt te worden. Een van de voornaamste heilige voorwerpen, de ark van het verbond, bleek bijvoorbeeld geen amulet te zijn toen Eli’s twee goddeloze zonen haar in de strijd tegen de Filistijnen meevoerden. — 1 Sam. 4:3-11.

Alle dingen die voor Jehovah heilig waren, waren geheiligd en konden door zijn Israëlitische dienstknechten niet licht worden opgevat of op een gewone of profane wijze gebruikt worden. De wet betreffende de tienden dient als voorbeeld hiervan. Als een man bijvoorbeeld de tiend van zijn tarweoogst afzonderde en hij of iemand van zijn huisgezin er vervolgens onopzettelijk iets van nam voor eigen gebruik thuis, om het misschien te koken, maakte die persoon zich schuldig aan het schenden van Gods wet met betrekking tot heilige dingen. Was dit iets onbeduidends, iets dat zonder meer over het hoofd gezien kon worden?

Volstrekt niet. Gods Wet eiste dat hij een gelijke hoeveelheid aan het heiligdom zou vergoeden plus 20 percent, terwijl hij tevens een gave ram uit het kleinvee als offer moest brengen. Aldus werd er groot respect gekweekt voor de heilige dingen die aan Jehovah toebehoren (Lev. 5:14-16). Dient dit ons in deze tijd er niet van te doordringen dat het uitermate belangrijk is, dingen die in verband met Jehovah’s dienst worden gebruikt met juist respect te behandelen?

JEZUS EN CHRISTELIJKE „HEILIGEN”

Wegens de verhouding waarin de hemelse engelen tot Jehovah staan, zijn zij heilig (Mark. 8:38; Luk. 9:26). De voornaamste onder deze hemelbewoners is echter in een speciaal opzicht Gods Heilige. Zijn heiligheid kwam van zijn Vader toen Jehovah hem als zijn eniggeboren Zoon schiep (Joh. 1:1, 14). Later, toen er aan Maria werd aangekondigd dat hij als mens geboren zou worden en dat hij „Jezus” genoemd moest worden, zei de engel Gabriël eveneens tot Maria: „Daarom ook zal hetgeen wordt geboren, heilig . . . worden genoemd.” — Luk. 1:31, 35.

Jezus Christus was niet alleen heilig toen hij in de hemel was, maar tijdens zijn gehele aardse leven heeft hij zijn heiligheid behouden, zelfs tot een offerandelijke dood toe (Hand. 3:14; Hebr. 7:26). Aldus maakte God het mogelijk dat anderen op aarde heiligheid konden verkrijgen, dat zij evenals Jezus een rechtvaardige positie bij God konden verwerven. De bijbel spreekt over personen die voorheen bezoedeld waren door goddeloze werken maar die heiligheid hadden verworven, door te zeggen:

„Ja, gij die eens vervreemd en vijanden waart omdat uw geest gericht was op de werken die goddeloos waren, heeft hij nu wederom verzoend door middel van diens vleselijke lichaam, door zijn dood, om u heilig en onbesmet en vrij van enige beschuldiging voor zijn aangezicht te doen verschijnen, mits gij natuurlijk blijft in het geloof, gegrond op het fundament en standvastig, en u niet laat afbrengen van de hoop van dat goede nieuws, hetwelk gij hebt gehoord.” — Kol. 1:21-23.

Zij bezitten derhalve geen heiligheid op grond van hun eigen verdienste, maar krijgen die door bemiddeling van Jezus Christus (Rom. 3:23-26). Zij krijgen heiligheid ten gevolge van hun geloof in het loskoopoffer van Christus (Fil. 3:9; 1 Joh. 1:7). In hun geval wendt God de verdienste van Jezus’ slachtoffer onmiddellijk ten behoeve van hen aan, door hun al hun zonden te vergeven, en rekent hij hun, door een gerechtelijke daad van zijn zijde, menselijke volmaaktheid toe. Zij worden Jehovah’s gezalfden, de geestelijke broeders van Jezus Christus, en worden „heiligen” genoemd. — Rom. 15:26; Ef. 1:1; Fil. 4:21.

Uit de vele schriftplaatsen waarin melding wordt gemaakt van levende leden van de gemeente als „heiligen”, blijkt duidelijk dat iemand niet door mensen of door een organisatie tot een „heilige” wordt gemaakt. Ook hoeft zo iemand niet tot na zijn dood te wachten om tot een „heilige” te worden gemaakt. Hij is een „heilige” omdat God hem heeft geroepen om een medeërfgenaam met Christus te zijn. Hij is terwijl hij op aarde vertoeft heilig in de ogen van God en bezit de hoop op hemels leven in het geestenrijk, waarin Jehovah God en zijn Zoon en de heilige engelen wonen. — 1 Petr. 1:3, 4.

HEILIGHEID VAN ANDERE GETROUWEN

Ook andere personen in de bijbel worden heilig genoemd. In voorchristelijke tijden werd de gehele natie Israël als heilig geacht omdat God deze natie had uitgekozen en geheiligd door hen exclusief en als een speciaal bezit in een verbondsverhouding met hem te brengen (Ex. 19:5, 6). Zo spreekt de apostel Petrus over „de heilige vrouwen die op God hoopten (1 Petr. 3:5). Deze personen werden heilig geacht omdat zij onder Gods heilige getuigen werden gerekend.

Evenzo is er thans een „grote schare” van getrouwe christenen die niet tot die 144.000 „heiligen” behoren die de „heilige roeping” tot hemels leven ontvangen (2 Tim. 1:9). Niettemin worden de leden van deze „grote schare”, die vooruitzichten op eeuwig leven onder de heerschappij van Gods hemelse koninkrijk hebben, afgebeeld als personen die ’hun lange gewaden gewassen en wit gemaakt hebben in het bloed van het Lam’ (Openb. 7:3, 4, 9-15). Hierdoor kunnen zij een positie van gunst voor het aangezicht van God innemen en worden zij rechtvaardig gerekend, zodat zij veilig door de snel naderbij komende vernietiging van dit goddeloze samenstel van dingen heen gevoerd zullen worden.

In tegenstelling tot degenen die een hemelse hoop hebben, wordt de leden van de „grote schare” echter geen menselijke volmaaktheid toegerekend en worden zij derhalve in de Schrift niet als „heiligen” beschouwd. In plaats daarvan zien zij ernaar uit ten slotte werkelijke menselijke volmaaktheid en heiligheid te verkrijgen.

HEILIGHEID BEHOUDEN

Zowel de gezalfde „heiligen” als de leden van de „grote schare”, die voor het aangezicht van God een positie van rechtvaardigheid innemen, moeten een weg van zuiverheid en reinheid voor God blijven bewandelen. Zij moeten ’in het geloof blijven, gegrond op het fundament en standvastig, en zich niet laten afbrengen van de hoop van dat goede nieuws’ dat zij hebben aanvaard (Kol. 1:23). Hiervoor is het van hun zijde nodig dat zij Gods Woord der waarheid geregeld blijven bestuderen en het in hun leven van toepassing brengen (1 Petr. 1:22). En daar zij nog steeds onvolmaakt en tot kwaaddoen geneigd zijn, is het ook noodzakelijk dat zij gunstig op Jehovah’s strenge onderricht reageren.

Dat streng onderricht een rol speelt bij het behouden van heiligheid wordt door de apostel Paulus verklaard, wanneer hij zegt: „Bovendien hadden wij vroeger vaders die van ons vlees waren om ons streng te onderrichten en wij betoonden hun achting. Zullen wij ons dan niet veel meer aan de Vader van ons geestelijke leven onderwerpen en leven? Want zij dienden ons gedurende enkele dagen naar hun eigen goeddunken streng onderricht toe, maar hij doet het tot ons nut, opdat wij deel zouden krijgen aan zijn heiligheid” (Hebr. 12:9, 10). Derhalve moeten de „heiligen”, willen zij deel hebben aan Gods heiligheid, nederig streng onderricht aanvaarden en zich eraan onderwerpen. En de leden van de „grote schare” moeten hetzelfde doen, indien zij hun positie voor het aangezicht van God willen behouden.

Christenen worden vermaand zich te reinigen van „elke verontreiniging van vlees en geest, en in de vreze Gods heiligheid tot volmaaktheid [te] brengen” (2 Kor. 7:1). Doet u dit? Indien een christen dingen beoefent waardoor hij zijn vleselijke lichaam verontreinigt of schaadt, of als hij inzake de leer of de moraal in strijd met de bijbel handelt, wendt hij zich van een loopbaan van heiligheid af en toont hij dat hij God niet werkelijk liefheeft noch hem vreest. Dit is heel ernstig.

Gezalfde christenen die de „heilige roeping” tot hemels leven hebben, worden een heilige tempel van levende stenen voor Jehovah. Zij vormen „een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk tot een speciaal bezit” (1 Petr. 2:5, 9). Indien een lid van de tempelklasse derhalve immoraliteit beoefent, wat dan? Welnu, hij verontreinigt Gods tempel en richt die te gronde! En God zegt: „Indien iemand de tempel van God vernietigt, zal God hem vernietigen; want de tempel van God is heilig, welke tempel gijlieden zijt” (1 Kor. 3:17). Ja, iedereen die datgene wat heilig is voor Jehovah misbruikt, zal straf van God ondergaan.

Hoe Jehovah ertegenover staat wanneer zijn heilige bezittingen op profane wijze worden gebruikt, blijkt wel uit de strenge bestraffing die hij de Babyloniërs toediende omdat zij in dit opzicht een overtreding hadden begaan. Koning Belsazar had de heilige vaten van Jehovah’s tempel ontwijd door te gebieden dat ze in het paleis werden gebracht om door de dronken feestvierders te worden gebruikt. Diezelfde nacht nog bracht Jehovah hun plotselinge vernietiging teweeg (Dan. 5:1-4, 22-31). Hierdoor wordt te kennen gegeven hoe belangrijk het voor mensen in deze tijd is om acht te slaan op de bijbelse raad, Jehovah’s „heiligen”, de geestelijke broeders van Jezus Christus, vriendelijk en liefdevol te bejegenen. — Matth. 25:40, 45.

Het is duidelijk dat Jehovah God zowel van zijn gezalfde „heiligen” als van de leden van de „grote schare” verwacht dat zij een weg van zuiverheid en reinheid blijven bewandelen. Zo’n heilig gedrag is een vereiste voor alle dienstknechten van God. U zult daarom blijk geven van wijsheid indien u ernaar streeft de bijbelse raad te gehoorzamen: „Wordt als gehoorzame kinderen niet langer gevormd naar de begeerten die gij vroeger in uw onwetendheid hadt, maar wordt ook gij, in overeenstemming met de heilige die u geroepen heeft, zelf heilig in uw gehele gedrag.” — 1 Petr. 1:14, 15.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen