Het verslag van menselijke heerschappij
BESTAAT er ook maar één regeringsvorm die de mens zich zou kunnen indenken die hij niet heeft uitgeprobeerd? Onze hedendaagse regeringen zijn grotendeels het produkt van de „politieke wetenschap”. Dit is een serieuze studie van de proefondervindelijk opgedane ervaringen op het gebied van ’s mensen pogingen zichzelf te besturen, met het doel de meest succesvolle methoden in de huidige regeringen toe te passen.
Wij zouden bijgevolg regeringen — op zijn minst sommige regeringen — moeten hebben die in de behoeften van de mensen voorzien, die verschaffen wat de mensen van een regering verlangen. Hebben wij zulke regeringen? Wat onthult het hedendaagse verslag van menselijke heerschappij?
EEN DRINGEND VERZOEK OM EEN WERELDREGERING
In de New York Times van zondag 21 mei 1972 werd een hele pagina gewijd aan een bekendmaking welke was opgesteld door een groep welbekende burgers van tweeëndertig landen, die ondertekenden met de woorden „Eerste planetaire burgers”. Deze bekendmaking, getiteld „EEN MENSELIJK MANIFEST”, was een aanklacht tegen de tot dusver gedane krachtsinspanningen van ’s mensen heerschappij om de dingen tot stand te brengen die het meest werden gewenst. Het bevatte de volgende krachtige beweringen:
„Het menselijke leven op onze planeet verkeert in gevaar.
Het verkeert in gevaar als gevolg van oorlog die de menselijke woonplaats zou kunnen vernietigen.
Het verkeert in gevaar als gevolg van de oorlogsvoorbereidingen die de vooruitzichten op een menswaardig bestaan verwoesten of verkleinen.
Het verkeert in gevaar als gevolg van het ontzeggen van menselijke rechten.
Het verkeert in gevaar omdat de lucht wordt verontreinigd en het water en de grond worden vergiftigd.
Het verkeert in gevaar wegens de onbeteugelde bevolkingstoename.”
En hoe besloot de bekendmaking? In het besluit werd er krachtig op aangedrongen verdere menselijke krachtsinspanningen in het werk te stellen om de Verenigde Naties te ondersteunen.
Maar rechtvaardigt het verslag van menselijke heerschappij het vertrouwen dat mensen in de Verenigde Naties stellen?
OORLOG
Wat toont het verslag aan met betrekking tot het „gevaar als gevolg van oorlog”? Heeft menselijke heerschappij vorderingen gemaakt op het gebied van het verzekeren van vrede?
Zoals in de Western Producer werd bericht, heeft de Noorse Academie van Wetenschappen een berekening gemaakt met betrekking tot de frequentie en hevigheid van oorlogen, waarbij zover mogelijk in de geschiedenis werd teruggegaan. Zij ontdekten dat er „sinds 650 v. Chr. 1656 bewapeningswedlopen geweest zijn, waarvan er slechts 16 niet in oorlog eindigden. Alle overige eindigden zonder uitzondering in de economische ineenstorting van de desbetreffende landen”.
Na de eerste vijfentwintig jaar van het bestaan van de Verenigde Naties werd er een terugblik geworpen op de bereikte resultaten. In de Philadelphia Sunday Bulletin van 18 oktober 1970 werd Oe Thant, de toenmalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, als volgt geciteerd:
„Ik ben heel erg bang dat alhoewel wij de maan hebben kunnen bereiken, wij vaak een ongelooflijk kortzichtige zelfzucht, gemakzucht en onverschilligheid ten toon spreiden wanneer het erop aankomt het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen waarmee wij hier op aarde worden geconfronteerd.”
En L. P. Pearson, de toenmalige premier van Canada, vatte de resultaten van de vredespogingen van de Verenigde Naties als volgt samen: „De vrede berust heel onzeker op waterstofbommen. Het is droevig dat de Verenigde Naties er geen betere basis voor hebben kunnen vinden.”
Heeft menselijke heerschappij, realistisch bezien, dan werkelijk iets te bieden waardoor de hoop dat ze ooit vrede zal brengen, gerechtvaardigd wordt?
VERONTREINIGING
Nog een dreiging, die minstens even ernstig is als oorlog, is de situatie op het gebied van de verontreiniging. Beschouw als slechts één voorbeeld van de enorme problemen in elke fase van de strijd tegen de verontreiniging, het afvalprobleem. In een samenvatting van National Civic Review van maart 1972 citeert Reader’s Digest het antwoord van meer dan twintig vooraanstaande deskundigen op het gebied van de verwijdering van vaste afvalstoffen op de vraag: „Hoe ernstig is nu eigenlijk het afvalprobleem?” Zij onthulden:
„De hoeveelheid vaste afvalstoffen die wij elk jaar ophopen is kolossaal — 80 miljard blikken, 38 miljard flessen, 36 miljoen ton papier en kartonnen dozen, 180 miljoen oude banden, 21 miljoen grote huishoudelijke apparaten, zeven miljoen afgedankte auto’s. De vuilverwijdering kost ons op het ogenblik $4,5 miljard per jaar — een cijfer dat in de volgende generatie zou kunnen verdubbelen.”
Het grootste gevaar in dit verband leveren waarschijnlijk de afvalstoffen die in onze wateren worden geloosd. „Tegen 1980”, zo waarschuwt de Amerikaanse Nationale Academie van Wetenschappen, „zullen wij zoveel in water geloosde afvalstoffen produceren dat alle zuurstof in alle 22 rivierbekkens van de Verenigde Staten erdoor zal worden opgebruikt.”
Is dit uitsluitend het probleem van één natie? Editorial Research Reports van 1 december 1971 bevat de waarschuwing:
„De grote vraag voor de V.N.-milieuconferentie [in juni 1972 te Stockholm gehouden], en voor alle volgende pogingen om wereldomvattende verontreiniging een halt toe te roepen, is of de bezorgdheid over het wereldmilieu te laat is gekomen om nog veel uit te halen. Is de mens in werkelijkheid te ver gegaan om nog terug te kunnen? Kunnen de natiën de harde politieke beslissingen nemen die nodig zijn om met het oog op de huidige crisis tot een wereldomvattende samenwerking te komen? Alles wat minder is dan een grootscheepse internationale krachtsinspanning schijnt nutteloos te zijn. De wereld heeft maar één ecosysteem; het is van dien aard dat geen enkele natie haar milieu alleen kan reinigen. Industriële verontreinigingen en insekticiden en herbiciden worden door de atmosfeer over de gehele aarde verspreid. Vrijwel elke internationale waterweg is verontreinigd.”
Vindt u dit verslag aanmoedigend of inspireert het vertrouwen in menselijke heerschappij?
MISDAAD
Misdaad is nog een verwoestende factor waaraan geen enkele regering een halt heeft kunnen toeroepen. Deze kankerachtige infectie breidt zich zelfs in een alarmerend tempo over de gehele wereld uit. In sommige natiën lijkt de misdaad zelfs op een concurrerende ondergrondse regering. Misdaad wordt wel „een wereldomvattende epidemie”, een „internationale tragedie”, genoemd.
In het rijkste land van de wereld, de Verenigde Staten, schijnt misdaad het meest hoogtij te vieren. De nationale onkosten bedragen nu 51,1 miljard dollar per jaar, wat overeenkomt met meer dan 5 percent van het bruto nationale inkomen van één biljoen dollar. En misdaad is niet tot het „gangster”-element beperkt. Een enorme hoeveelheid (acht miljard dollar per jaar) wordt door bedrijfsleiders en vertrouwd personeel gestolen.
Maar de misdaden op het gebied van geweldpleging en berovingen zijn werkelijk angstaanjagend. Het wordt steeds onveiliger om in Amerikaanse steden op straat te lopen, en een onderzoek onthult dat dit gevaar van de zijde van misdaad bijna overal toeneemt.
In Londen, dat er lang om heeft bekendgestaan geen straatgeweld te kennen, neemt de verontrusting onder Britten toe doordat er steeds meer aanrandingen, berovingen en molesteringen voorkomen. Een speciale politieafdeling heeft met het oog op de misdaaddreiging de Underground (ondergrondse spoorweg) als haar werkterrein toegewezen gekregen. „Het is ’s avonds in Birmingham onveilig”, zei een politiefunctionaris. In Groot-Brittannië zijn misdaden op het gebied van geweldpleging gestegen van 26.000 in 1966 tot 41.000 in 1970. En in andere landen bestaat een overeenkomstige situatie.
Welke aanwijzingen ziet u waaruit blijkt dat menselijke heerschappij een oplossing voor deze problemen kan bieden?
HET DRUGPROBLEEM
Drugmisbruik is wel „de ergste ziekte in de Amerikaanse geschiedenis” genoemd en is dit ook heel snel in andere natiën aan het worden. Het is een belangrijke factor geweest die tot de enorme stijging in de misdaad heeft bijgedragen. Art Linkletter, een bekende Amerikaanse radio- en televisiepersoonlijkheid, wiens eigen dochter het slachtoffer van drugs is geworden, hield op 14 september 1971, in een toespraak voor een speciale commissie van de Verenigde Naties in de stad New York, een krachtig pleidooi voor maatregelen van regeringswege. Zijn toespraak liet duidelijk uitkomen dat menselijke heerschappij in zeker opzicht gefaald had in de behoeften, hoop en verlangens van de mensen te voorzien. Linkletter vroeg:
„Als een leeg en ellendig leven mensen tot het gebruiken van drugs leidt, hoe veranderen wij dat leven dan? Waarom worden er in de wereld zoveel zelfmoorden gepleegd? Waarom bereiken zovelen een persoonlijke crisis waaraan zij niet het hoofd kunnen bieden, waarvoor zij geen oplossing weten en die zij niet kunnen overwinnen? Waarom maakt drugmisbruik zo vaak deel uit van een tragisch beeld?”
In het besluit van zijn pleidooi liet Linkletter doorschemeren dat menselijke heerschappij bij het najagen van haar doeleinden de verkeerde richting was opgegaan. Hij zei:
„Ter wille van het mensdom moeten de Verenigde Naties degenen trachten te bereiken die in moeilijkheden verkeren. Onze wereld wordt door grote meningsverschillen verscheurd, maar het uiteindelijke resultaat doet er niets toe als onze kinderen wegkwijnen. Onze geleerden bakenen onze weg in de hemelen af, maar wij hoeven de reis niet te maken als wij een wereld achterlaten die van pijn ineenkrimpt.”
ONDERVOEDING
Robert S. McNamara, president van de Wereldbank, schildert een wereldbeeld van ondervoeding af waardoor men wakker geschud zou moeten worden voor het onvermogen van menselijke heerschappij om de mensheid datgene te geven wat voor geluk van fundamenteel belang is. In een toespraak die op 27 september 1971 te Washington, D.C., voor de bestuursraad van de Wereldbank-groep werd uitgesproken, zei hij dat ondervoeding in de minder ontwikkelde landen wijdverbreid is en dat ze een belangrijke oorzaak voor het hoge sterftecijfer onder jonge kinderen en derhalve een ernstige barrière voor menselijke ontwikkeling vormt.
„En toch”, zo merkt McNamara op, „is er, ondanks het bewijsmateriaal dat er met een betrekkelijk kleine uitgave per capita belangrijke winsten kunnen worden verkregen, nauwelijks een natie in de ontwikkelingswereld waar een gezamenlijke aanpak van het probleem wordt ondernomen.”
McNamara betoogde verder dat de kindersterfte in de armere landen enorm groot is. In India zijn bijvoorbeeld grote gebieden waar het aantal sterfgevallen in het eerste levensjaar wel 150 tot 200 per duizend levendgeborenen bedraagt.
Zelfs nog daarvoor, in Reader’s Digest van februari 1969, merkte een bekende geleerde op: „Het is op schokkende wijze duidelijk geworden dat wij in de strijd om de mensheid te voeden, de slag verloren hebben. . . . het is reeds te laat om een drastische stijging in het dodencijfer ten gevolge van verhongering te voorkomen.”
ARMOEDE EN SOCIALE BIJSTAND
Een fundamentele oorzaak van ondervoeding is in de aard der zaak armoede, een probleem dat tot dusverre onoverkomelijk en onoplosbaar is, zelfs in de rijkste landen. Dr. J. E. Reilly, een vooraanstaand bestuurslid van de Overzeese Ontwikkelingsraad van de Verenigde Staten, bericht:
„Volgens de Wereldbank waren de inkomstenniveaus per jaar in 1968 in ontwikkelingscontinenten als volgt: Azië $110, Afrika $130, Latijns-Amerika $370, Midden-Oosten $330. Dit laat zich als volgt vergelijken met het gemiddelde inkomen per capita in de Verenigde Staten van $4000, Canada $2500, Duitsland $1900, Verenigd Koninkrijk $1800.”
Dr. Reilly vervolgt met te zeggen dat in de landen met een laag inkomen letterlijk miljoenen op de helft van het gemiddelde leven. Wordt deze droevige toestand als gevolg van de krachtsinspanningen van wereldheerschappij, zelfs met de hulp van de Verenigde Naties, overwonnen? Neen, want Dr. Reilly zegt: „De vrees bestaat dat de werkelijke levensstandaard van miljoenen mensen in 1971 lager is dan in 1960.”
Zelfs in het rijkste land van de wereld, de Verenigde Staten, staan gehele steden voor een financiële crisis, ten gevolge van de lawine aan sociale uitkeringen. In 1970 werd er een bedrag van $12,8 miljard dollar aan sociale uitkeringen uitgegeven.
De situatie is van dien aard dat economen er geen oplossing voor weten, zoals werd geïllustreerd door wat economisch medewerker Thomson van Claremont Men’s College in Californië verklaarde. Hij zette uiteen dat naarmate er in een welvaartsstaat steeds meer geld voor sociale bijstand beschikbaar wordt gesteld, degenen die hulp ontvangen eisen stellen waardoor de uitgetrokken geldsom wordt verhoogd. Vandaar, zo zegt hij, „dat armoede de maatschappij achtervolgt zoals de schaduw een hardlopende man”.
DE BEVOLKINGSEXPLOSIE
Nu de bevolkingstoename het huidige peil heeft bereikt, moeten de regeringen zich tot het uiterste inspannen, aangezien zij aan alle kanten door problemen worden bestormd waarvoor geen uitweg schijnt te bestaan. Dat is reeds erg genoeg, maar thans werpt de bevolkingstoename een donkere schaduw van verderf op hun plannen voor de toekomst. In een verslag van het Victor-Bostrom Fonds voor de Internationale Federatie voor Gezinsplanning merkte R. Peterson, Administrateur van het V.N.-Ontwikkelingsprogramma, op:
„De ontzettende groei van de wereldbevolking werpt een donkere schaduw op al onze krachtsinspanningen om internationale ontwikkeling te bevorderen. De taak om in landen waar de bevolking elke 20 jaar verdubbelt de levensomstandigheden te verbeteren, is als het werk van Sisyfos, voortdurend een steenblok tegen een steile berg opwentelend, om het dan weer naar beneden te zien rollen.”
En A. H. Boerma, directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, doet het volgende dringende verzoek:
„Ik hoef niet lang stil te staan bij het feit dat door de huidige, onbeteugelde toename in het aantal mensen op deze planeet de grote wereldproblemen — honger, armoede en werkloosheid — een uiterst kritiek stadium bereiken. Ik behoef niet de verschrikkingen te beschrijven die daaruit zouden voortvloeien en het staat niet aan mij in details te treden met betrekking tot wat er gedaan moet worden. . . . Maar vanaf dit spreekgestoelte zou ik tot alle betrokkenen graag een dringend verzoek willen richten om de noodzaak van afremming van de bevolkingsgroei in te zien.”
Welke toekomst is er derhalve voor het voortbestaan van menselijke heerschappij op aarde? Elk probleem — verontreiniging, oorlog, honger, drugs of een van de vele andere problemen — draagt de potentiële mogelijkheid in zich om een wereldomvattende catastrofe te veroorzaken. Bij elkaar vormen ze een samengestelde situatie die men met menselijke wijsheid en krachtsinspanningen beslist niet heeft kunnen verkleinen, laat staan oplossen.
Is het voor de mens niet de tijd naar hogere raad op te zien, ja, de tijd om naar de Goddelijke Heerser van het universum te luisteren? Wat hij zegt en wat hij zich met betrekking tot de heerschappij over de aarde voorneemt, is een kwestie van leven of dood.
[Grafiek op blz. 230]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
MISDAAD
Ernstige misdaden zijn in de V.S. elf maal zo snel toegenomen als de bevolking, 1960-1969.
BEVOLKING
MISDAAD
[Illustratie op blz. 228]
OORLOG
Het verslag van de geschiedenis toont aan dat bewapeningswedlopen hetzij in oorlog of in een economische ineenstorting eindigden.
[Illustratie op blz. 229]
VERONTREINIGING
„De grote vraag . . . is of de bezorgdheid over het wereldmilieu te laat is gekomen om nog veel uit te halen.”
[Illustratie op blz. 230]
DRUGS
Drugmisbruik is een „ziekte” die een belangrijke factor vormt in het omhoogvliegende misdaadcijfer.
[Illustratie op blz. 231]
ARMOEDE
’Armoede achtervolgt de maatschappij zoals de schaduw een hardlopende man.’ Sociale voorzieningen in de V.S. bedragen jaarlijks $12.800.000.000