Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w76 15/5 blz. 313-316
  • Matthéüs’ goede nieuws — De Messías is gekomen!

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Matthéüs’ goede nieuws — De Messías is gekomen!
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HET THEMA VAN MATTHÉÜS ONTWIKKELT ZICH
  • DE BERGREDE
  • PREDIKINGSINSTRUCTIES
  • JEZUS’ GELIJKENISSEN
  • DE LAATSTE DAGEN VAN JEZUS’ BEDIENING
  • OPSTANDING EN AFSCHEIDSOPDRACHT
  • Het goede nieuws volgens Matthéüs
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1962
  • Matthéüs verkondigt: ’De Messías is gekomen!’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1982
  • Bijbelboek nummer 40 — Mattheüs
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Inleiding tot Mattheüs
    Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
w76 15/5 blz. 313-316

Matthéüs’ goede nieuws — De Messías is gekomen!

WIE was deze Matthéüs, de schrijver van het Evangelie dat zijn naam draagt? Hij was een nederige, eerlijke en ontwikkelde jood die door Jezus werd uitgekozen om een van zijn twaalf apostelen te zijn.

Was hij nederig? Ja, want Matthéüs geeft zelf openhartig toe dat hij tot de belastinginners had behoord, die door de joden van zijn tijd zo veracht werden. In tegenstelling tot velen van die belastinginners, moet Matthéüs eerlijk geweest zijn. Zo niet, zou Jezus hem dan hebben uitgenodigd zijn volgeling te zijn toen hij nog bij zijn belastingkantoor zat? En hij moet een goede opleiding hebben genoten, want het Grieks van zijn Evangelie behoort volgens geleerden tot het beste Grieks dat in de Griekse Geschriften wordt aangetroffen. Hij heeft onmiskenbaar een gevoelig onderscheidingsvermogen gebruikt in wat hij heeft opgetekend. Zijn Evangelie wordt vaker in de Wachttoren-publikaties aangehaald dan welk andere van de drie overige Evangeliën maar ook.

Waar schreef Matthéüs zijn Evangelie? Gezien het doel dat hij op het oog had, werd het naar alle waarschijnlijkheid in Palestina geschreven. En met welk doel schreef hij het? Ten einde te bewijzen dat Jezus Christus inderdaad de Messías was. Dit blijkt uit het feit dat hij zo’n honderd maal schriftplaatsen uit de Hebreeuwse Geschriften aanhaalt. Hij doet er in het bijzonder moeite voor aan te tonen hoe Jezus die schriftplaatsen vervulde, te beginnen met zijn aanhaling uit Jesaja 7:14, betreffende Jezus’ geboorte uit een maagd, tot zijn aanhaling uit Zacharia 11:13, in verband met het feit dat Jezus voor dertig zilverstukken werd verraden. — Matth. 1:23; 27:9.

In welke taal schreef Matthéüs zijn Evangelie? De uiterlijke bewijzen geven te kennen dat hij het aanvankelijk in het Hebreeuws heeft geschreven. Het was voor hem natuurlijk om dit te doen, aangezien het klaarblijkelijk zijn bedoeling was zijn landgenoten te helpen Jezus als de Messías te identificeren. Ook schijnt het zijn bedoeling geweest te zijn dat zijn Evangelie als een verbindingsschakel met de Hebreeuwse Geschriften zou dienen.

Sommige personen maken bezwaar tegen de zienswijze dat Matthéüs oorspronkelijk in het Hebreeuws heeft geschreven, en wel op grond van de bewering dat het Grieks van Matthéüs’ Evangelie te gemakkelijk leest om een vertaling te kunnen zijn. Welnu, het antwoord op dit bezwaar zou heel goed kunnen zijn dat Matthéüs de vertaling zelf heeft vervaardigd toen hij inzag dat hier werkelijk behoefte aan bestond, en dat hij dit onder leiding van Gods heilige geest heeft gedaan.

Volgens het vroegste traditionele getuigenis dat beschikbaar is, heeft Matthéüs zijn Evangelie omstreeks 41 G.T. opgetekend. Dit getuigenis wordt door niets in zijn Evangelie tegengesproken. Klaarblijkelijk vond Matthéüs het dringend noodzakelijk alle feiten op te tekenen die de waarheid ondersteunden dat Jezus de Messías was; hij besefte hoe bijzonder nuttig dit zou zijn bij het ten uitvoer brengen van Jezus’ opdracht om in alle natiën discipelen te maken en hen te dopen. Wij bemerken aldus dat Matthéüs zijn Evangelie ongeveer vijftien of meer jaren eerder optekende dan Lukas en Markus hun Evangelie schreven. De datum 41 G.T. wordt reeds in manuscripten aangetroffen die uit de tiende eeuw G.T. dateren.

Het is waar dat heel wat geleerden bezwaar maken tegen zo’n vroege datum voor Matthéüs’ Evangelie, en wel omdat Matthéüs en Markus zoveel gemeen hebben en zij ervan uitgaan dat Markus’ Evangelie het eerst is geschreven omdat het het kortste is. Matthéüs’ Evangelie is echter op lange na niet uitsluitend een uitbreiding van het Evangelie van Markus. Zoals terecht is opgemerkt zou de overeenkomst best het gevolg kunnen zijn van het feit dat Petrus een exemplaar van Matthéüs Evangelie in bezit had en het bij zijn prediking gebruikte. Doordat Markus uitspraken van Petrus optekende, schreef hij aldus veel op van wat Matthéüs had geschreven.

Hoeveel van Matthéüs’ Evangelie is uniek? Ongeveer 42 percent van de inhoud ervan. Matthéüs vermeldt het Koninkrijk veel vaker dan de anderen, 50 keer. De uitdrukking „het koninkrijk der hemelen”, dat vaak in plaats van „het koninkrijk Gods” wordt gebruikt, is uniek in zijn Evangelie. Verder verschaft hij ons tien gelijkenissen die niet door de anderen worden vermeld, terwijl hij duidelijker is in zijn vermelding van getallen. Het is opvallend dat alleen hij ons vertelt dat Jezus voor dertig zilverstukken werd verraden. Zijn belangstelling voor nauwkeurige getallen zou best het gevolg kunnen zijn van het feit dat hij belastinginner was geweest.

HET THEMA VAN MATTHÉÜS ONTWIKKELT ZICH

In overeenstemming met Matthéüs’ thema dat Jezus de Messías is, snijdt hij dat punt in zijn verslag onmiddellijk aan. De Messías moest zowel een nakomeling van Abraham en David zijn als de Zoon van God, met het oog op Gods beloften aan die getrouwe dienstknechten van hem (Gen. 22:15-18; 2 Sam. 7:8-16). Deze punten stelt Matthéüs in zijn eerste twee hoofdstukken vast. De omstandigheden in verband met Jezus’ geboorte, zoals dat Jozef in onzekerheid verkeerde omtrent hetgeen hij moest doen en later het bezoek van de astrologen uit oostelijke streken, zijn uniek voor dit Evangelie. Sommige critici trekken het in twijfel of Matthéüs deze eerste twee hoofdstukken zelf heeft geschreven, maar waarom? Komt dit doordat zij niet in Jezus’ maagdelijke geboorte willen geloven? Deze twee hoofdstukken komen in oude manuscripten voor; bovendien worden ze vaak door de vroege „kerkvaders” aangehaald. Hierbij komt nog dat niets in deze hoofdstukken in strijd is met wat elders in de christelijke Griekse Geschriften verschijnt. Ze tonen veeleer aan waarom Jezus zondeloos was. — Joh. 8:46; Hebr. 7:26; 1 Petr. 2:22.

Wanneer wij met de hoofdstukken 3 en 4 verder gaan, treffen wij een verder getuigenis aan met betrekking tot Jezus’ messianiteit. Johannes de Doper geeft zijn getuigenis en vervolgens erkent een stem uit de hemel Jezus als Gods Zoon. Vervolgens worden de verzoekingen in de wildernis vermeld en Jezus’ uitnodiging tot bepaalde discipelen om hem als „vissers van mensen” te volgen. Deze eerste vier hoofdstukken zouden Matthéüs’ inleiding genoemd kunnen worden.

DE BERGREDE

Wat vermeldt Matthéüs vervolgens? Ongetwijfeld het krachtigste, pakkendste en kenmerkendste voorbeeld van geheel Jezus’ prediking en onderwijs. De bergrede is terecht de beroemdste preek genoemd die ooit is gehouden. Het is net alsof Matthéüs er niet mee kon wachten deze op te tekenen. Hij vermeldt deze rede onmiddellijk na zijn inleiding, hoewel in Lukas’ Evangelie te kennen wordt gegeven dat Jezus deze veel later tijdens zijn bediening heeft uitgesproken. In Matthéüs’ verslag beslaat ze de hoofdstukken 5 tot en met 7.

Wat is deze rede een meesterwerk! Te beginnen met de negen zaligsprekingen of gelukkigsprekingen worden degenen die zich bewust zijn van hun geestelijke nood, de zachtaardigen, de barmhartigen, de vreedzamen, enzovoort, erin geprezen. Wij treffen hierin het modelgebed van de Heer aan, de aansporing om eerst Gods koninkrijk en zijn rechtvaardigheid te zoeken, de Gouden Regel, en nog heel veel meer.

PREDIKINGSINSTRUCTIES

Nadat Matthéüs ons meer over Jezus’ wonderen en prediking heeft verteld, verschaft hij ons in hoofdstuk 10 Jezus’ uitgebreide predikingsinstructies aan zijn twaalf apostelen. Hierin komen zulke juwelen voor als: „Gij hebt om niet ontvangen, geeft om niet”, „Geeft er . . . blijk van zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven te zijn” en „Wordt niet bevreesd voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden”. — Matth. 10:8, 16, 28.

Vervolgens vernemen wij hoe Jezus Johannes de Doper prees en hoe hij de Galilese steden waar hij predikte wegens hun ongeloof laakte. Hoofdstuk 11 besluit met de schitterende en vertroostende woorden: „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht.” — Matth. 11:28-30.

In hoofdstuk 12 lezen wij zulke puntige waarheden als „Ieder huis, tegen zichzelf verdeeld, zal geen stand houden”, „Wie niet met mij bijeenbrengt, verstrooit” en „Uit de overvloed des harten spreekt de mond”. — Matth. 12:25, 30, 34.

JEZUS’ GELIJKENISSEN

Vervolgens komt hoofdstuk 13, dat bekend is wegens zijn gelijkenissen betreffende „het koninkrijk der hemelen”. Matthéüs geeft hier zeven van Jezus’ gelijkenissen: de zaaier en de verschillende soorten van grond, de tarwe en het onkruid, het mosterdzaadje, het zuurdeeg, de schat die in het veld verborgen was, de parel van grote waarde en het sleepnet. Van twee ervan wordt de uitleg verschaft. De volgende twee hoofdstukken vertellen meer over Jezus’ wonderen en prediking. In hoofdstuk 16 treffen wij vervolgens Petrus’ belijdenis aan dat Jezus inderdaad de Messías is, de Zoon van God, waarvan Matthéüs in het volgende hoofdstuk, in zijn verslag over Jezus’ transfiguratie, een verder bewijs verschaft.

Hoofdstuk 18 heeft nog een kenmerkende bijzonderheid, want Matthéüs beschrijft hier de verplichtingen die christenen jegens elkaar hebben. Na er uitvoerig voor gewaarschuwd te hebben anderen niet tot struikelen te brengen en vermeld te hebben dat Gods zorg ernaar uitgaat dat zelfs niet een van Christus’ kleinen vergaat, vertelt Jezus hoe wij moeten handelen ten aanzien van degenen die tegen ons zondigen. Hij zegt tot Petrus dat hij niet slechts tot zeven maal, maar tot zevenenzeventig maal moet vergeven, en door middel van een gelijkenis die hij daarna geeft, waarschuwt hij christenen voor de gevolgen wanneer zij elkaar niet vergeven.

DE LAATSTE DAGEN VAN JEZUS’ BEDIENING

Vanaf hoofdstuk 19 volgt Matthéüs een chronologische volgorde, en hier worden wij ons bewust van een toenemende spanning tussen Jezus en zijn religieuze tegenstanders. Zij trachtten hem erin te laten lopen met betrekking tot de kwestie van echtscheiding, waarna hij de gelijkenis van de denarius uitspreekt. Vervolgens leert Jezus zijn discipelen op een bijzonder krachtige wijze de les van nederigheid, waarbij hij opmerkt dat hijzelf niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven als een losprijs te geven. — Matth. 20:28.

Matthéüs vertelt ons vervolgens over Jezus’ zegevierende intocht in Jeruzalem, welke, te zamen met zijn reiniging van de tempel, zijn tegenstanders tot het uiterste prikkelde. Het is dan ook geen wonder dat zij hem uitdagen door te zeggen: „Krachtens welke autoriteit doet gij deze dingen?” (21:23) Hij brengt hen echter tot zwijgen door hun te vragen krachtens welke autoriteit Johannes de Doper doopte. Jezus spreekt vervolgens twee gelijkenissen uit die op deze tegenstanders betrekking hebben — in de tweede gelijkenis worden zij moordenaars genoemd — en zij begrijpen heel goed wat Jezus hiermee wil zeggen.

Nadat Jezus’ religieuze tegenstanders de volgende gelijkenis van de bruiloft hebben gehoord, komen zij met strikvragen naar hem toe: over het betalen van belasting, over de opstanding en over wat het grootste gebod is. Elke keer wint Jezus het van hen. Zij durven Jezus geen vraag meer te stellen, maar hij draait de rollen om door aan hen een vraag te stellen over Davids zoon en Heer, die zij op hun beurt niet kunnen beantwoorden. Jezus spreekt in het bijzijn van de scharen en zijn discipelen een vernietigend oordeel over hen uit en herhaalt tot zesmaal toe de veroordeling: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars!” — Matth. 23:13, 15, 23, 25, 27, 29.

Dan komt er als het ware een adempauze, als Jezus de discipelen zijn grote profetie over ’het teken van zijn tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen’ geeft, welke profetie de hoofdstukken 24 en 25 beslaat. Hierin treffen wij het profetische gebod aan: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” Jezus brengt deze profetie tot een hoogtepunt met de „koninkrijks”-gelijkenissen van de tien maagden, de talenten en de schapen en bokken.

In de hoofdstukken 26 en 27 lezen wij over Jezus’ zalving met kostbare, geparfumeerde olie, over zijn instelling van de gedachtenisviering ter herdenking aan zijn dood, over zijn arrestatie en verhoor door het Sanhedrin en over Petrus’ verloochening van zijn Meester. Jezus wordt voor Pilatus geleid, die tevergeefs tracht zijn handen in onschuld te wassen maar Jezus vervolgens overgeeft om aan een paal genageld te worden en in een stenen graftombe begraven te worden.

OPSTANDING EN AFSCHEIDSOPDRACHT

Matthéüs’ laatste hoofdstuk vertelt ons over Jezus’ opstanding en vermeldt zijn afscheidsopdracht: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” Matthéüs besluit dan met de vertroostende woorden van Jezus: „Ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.”

Matthéüs’ Goede Nieuws toont beslist aan dat Jezus de beloofde Messías is. Zijn verslag is nauwkeurig, beknopt en nuttig. In het besluit van zijn Bergrede vergeleek Jezus degenen die naar hem luisterden en zijn woorden gehoorzaamden met een man die zijn huis op een rots bouwde, welk huis een zware storm kon weerstaan. Laten wij als die wijze man zijn door overeenkomstig de beginselen te leven die Jezus heeft uiteengezet en door gehoorzaam te zijn aan zijn gebod om te prediken en te onderwijzen, welk gebod zo getrouw voor ons bewaard is gebleven in Matthéüs’ verslag.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen