Matthéüs verkondigt: ’De Messías is gekomen!’
WAT waren de belangrijkste gebeurtenissen die zich ooit in de geschiedenis van de mensheid hebben afgespeeld? Zonder enige twijfel kunnen wij zeggen dat dit de geboorte, bediening, dood, opstanding en hemelvaart van Jezus Christus, de Zoon van God, geweest zijn.
In overeenstemming met het door God verordineerde beginsel dat ’uit de mond van twee of drie getuigen elke zaak bevestigd moet worden’, heeft Jehovah erop toegezien dat er vier verslagen van het leven van Jezus Christus te boek werden gesteld ten einde de waarheidsgetrouwheid van deze gebeurtenissen te bevestigen (Deut. 17:6; 2 Kor. 13:1). De vier personen die Hij heeft gebruikt, waren Matthéüs, Markus, Lukas en Johannes. Terecht is omtrent deze vier schrijvers opgemerkt dat een ieder van hen zijn eigen thema en oogmerk heeft, zijn eigen persoonlijkheid weerspiegelt en zijn onmiddellijke lezerskring in gedachten heeft.
Van Matthéüs, de eerste van deze schrijvers, weten wij weinig. Wij kunnen echter de gevolgtrekking maken dat hij een bescheiden man geweest moet zijn, want alleen uit zijn verslag vernemen wij dat hij een verachte belastinginner was geweest (Matth. 9:9). En geen wonder dat belastinginners veracht waren! Zij vertegenwoordigden het Romeinse juk namelijk precies op een post waar het juk zeer veel pijn deed — in de beurs! Bovendien waren zij echter berucht doordat zij vaak misbruik maakten van de rechten die zij bezaten. Zij werden afpersers. Dit wordt te kennen gegeven door de woorden van de belastinginner Zachéüs. Nadat Jezus bij hem thuis was gekomen, onderging Zachéüs een verandering van hart en zei: „Alles wat ik iemand door valse beschuldiging heb afgeperst, vergoed ik viervoudig” (Luk. 19:8). Maar er schijnt weinig twijfel over te bestaan dat Matthéüs een eerlijke belastingambtenaar is geweest, want anders zou Jezus hem er niet rechtstreeks toe uitgenodigd hebben zijn werk in de steek te laten en Zijn volgeling te zijn.
Lang geleden, ten tijde van Adams ongehoorzaamheid in de hof van Eden, had Jehovah God in verborgen bewoordingen de komst van de Messías, het „zaad” van de vrouw, voorzegd. En reeds in de tijd van koning David werd naar deze persoon verwezen als naar Gods „gezalfde”. Vooral de profeet Daniël voorzegde de komst van de Messías (Gen. 3:15; 22:17, 18; Ps. 2:2; Dan. 9:24-27). Dat de langverwachte Messías eindelijk was gekomen, was werkelijk zulk opwindend nieuws dat Matthéüs het onverwijld door middel van zijn Evangelie verkondigde. Volgens het best beschikbare bewijsmateriaal schijnt het zo te zijn dat hij zijn verslag misschien reeds in 41 G.T. geschreven heeft.
ONDERSCHEIDENDE KENMERKEN
Het is heel duidelijk dat het de bedoeling van Matthéüs was dat zijn evangelieverslag een brug zou vormen tussen de gebeurtenissen die in de Hebreeuwse Geschriften opgetekend waren en de gebeurtenissen die betrekking hadden op het leven van de Messías. Volgens het getuigenis van vroege kerkelijke geschiedschrijvers heeft Matthéüs zijn Evangelie eerst in het Hebreeuws geschreven en later in het Grieks overgeschreven. Dit standpunt vindt ondersteuning in het feit dat al zijn aanhalingen uit de vroegere Geschriften niet uit de Griekse Septuaginta-vertaling zijn gedaan, zoals de andere evangelieschrijvers dit vaak wel deden, maar uit de Hebreeuwse tekst. En in overeenstemming met zijn thema dat Jezus Christus werkelijk de voorzegde Messías was, doet Matthéüs, meer nog dan de anderen, uitkomen hoe bijbelse profetieën in Jezus’ leven en activiteiten in vervulling gingen. (Vergelijk Matthéüs 8:16, 17 met Markus 1:34 en Lukas 4:40.) Ook beklemtoont Matthéüs meer dan de andere evangelieschrijvers het thema van het „koninkrijk der hemelen”, om welke reden zijn Evangelie wel het „Koninkrijksevangelie” genoemd is. — Matth. 4:17; 5:3; 11:12; 22:2.
Het door Matthéüs geschreven boek verraadt zijn vroegere beroep van belastinginner. Hij had bijvoorbeeld een sterke waardering voor de grote onverdiende goedheid die hem te beurt was gevallen dat hij als voormalige belastinginner een apostel van de Messías mocht worden. Wij bemerken daarom dat hij de enige evangelieschrijver is die in zijn geschrift laat uitkomen hoe krachtig Jezus er de nadruk op heeft gelegd dat barmhartigheid wordt vereist en niet alleen maar een slachtoffer. Het is interessant dat alleen Matthéüs die vertroostende woorden van Jezus heeft opgetekend die beginnen met de uitnodiging: „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken.” — Matth. 9:9-13; 11:28-30; 12:7; 18:21-35.
Dat Matthéüs een belastinginner is geweest, treedt ook aan het licht door zijn aandacht voor getallen. Alleen hij vertelt ons dat Judas Jezus voor dertig zilverstukken verraadde (Matth. 26:15). Waar andere evangelieschrijvers slechts van één ding melding maken, of dingen in het enkelvoud optekenen, wordt Matthéüs bovendien specifieker en maakt hij melding van twee dingen of zet hij de dingen in het meervoud. (Vergelijk Matthéüs 4:3; 8:28; 20:29, 30 met Markus 5:2; 10:46, 47; Lukas 4:3; 8:27; 18:35-38.) In feite schijnt Matthéüs dol geweest te zijn op getallen. Zo zien wij dat hij in hoofdstuk zes melding maakt van zeven verzoeken in het modelgebed (vergeleken met de vijf waarvan Lukas melding maakt), zeven gelijkenissen in hoofdstuk dertien en zeven weeën die door Jezus uitgesproken werden tegen de joodse geestelijken van zijn tijd (hoofdstuk 23). Ook verdeelt Matthéüs de opsomming van Jezus’ geslachtslijn in drie delen met in elk deel de namen van veertien personen. — Matth. 1:1-17.
De onderscheiden kenmerken van het Evangelie van Matthéüs treden ook duidelijk aan het licht wanneer wij opmerken hoe zijn verslag dat van Lukas aanvult. Dit is alleen maar te verwachten wanneer wij beschouwen hoezeer de denkwijze van een belastinginner van die van een geneesheer verschilt. Ook mogen wij in deze aangelegenheid de rol van de heilige geest niet over het hoofd zien. Tevens moeten wij in gedachte houden dat Matthéüs schreef met het doel gelovige joden ervan te overtuigen dat Jezus de langbeloofde Messías was, terwijl Lukas Jezus voorstelt als de Redder van de gehele mensheid. Daarom voert Matthéüs de geslachtslijn van Jezus alleen maar tot Abraham terug, via David, terwijl Lukas die helemaal terugvoert tot ’Adam, de zoon van God’ (Matth. 1:1-16; Luk. 3:23-38). Klaarblijkelijk gaat Matthéüs de wettelijke afstamming van Jezus na via zijn pleegvader Jozef terwijl Lukas die nagaat via de natuurlijke afstamming van Jezus’ moeder Maria. Matthéüs schrijft dat een engel aan Jozef, Jezus’ pleegvader, verscheen. Lukas vertelt dat de engel Gabriël aan Maria, Jezus’ moeder, verscheen. Insgelijks vertelt Matthéüs dat de astrologen het kind Jezus, ’de koning der joden’, kwamen bezoeken terwijl Lukas er gewag van maakt dat nederige schaapherders de uitnodiging ontvingen om de pasgeboren Redder te zien.
DE WIJZE WAAROP MATTHÉÜS DE MESSIAS PRESENTEERT
Bij het optekenen van het bericht omtrent het leven van Jezus liet Matthéüs geen enkele gelegenheid voorbijgaan om te bewijzen dat Jezus inderdaad de voorzegde Messías was. Hoe deed hij dit? Door ter ondersteuning van zijn thema zo’n keer of honderd naar de Hebreeuwse Geschriften te verwijzen. Wanneer hij bijvoorbeeld de details van Jezus’ geboorte te boek stelt, onderstreept hij dat het een vervulling van de profetieën is dat Jezus uit de joodse maagd Maria geboren werd (Jes. 7:14; Matth. 1:21-23). Wanneer Matthéüs in zijn Evangelie opneemt hoe Jozef en zijn gezin vluchten ten einde aan het moorddadige edict van koning Herodes te ontkomen, merkt hij op dat dit geschiedde opdat de schriftplaats kon worden vervuld: „Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen” (Hos. 11:1; Matth. 2:14, 15). Het grote verdriet dat werd veroorzaakt doordat Herodes de opdracht gaf alle manlijke baby’s van twee jaar en daaronder in Bethlehem en het gehele gebied daarvan te doden, was, zoals Matthéüs laat zien, eveneens voorzegd. — Jer. 31:15; Matth. 2:16-18.
In de hoofdstukken drie en vier introduceert Matthéüs de voorloper van Jezus, Johannes de Doper, vertelt hoe hij Jezus doopte en dat God zelf Jezus als Zijn Zoon erkende. Daarna volgt de drievoudige verzoeking van Jezus in de wildernis en het bericht over de wijze waarop Jezus een aanvang maakte met zijn bediening ten einde te prediken dat ’het koninkrijk der hemelen nabijgekomen was’ terwijl hij tevens vele wonderen van genezing verrichtte. Zoals Matthéüs aantoont, geschiedt ook Jezus’ prediking als een vervulling van profetieën. — Jes. 9:1, 2; Matth. 4:13-17.
Behalve in de laatste tien hoofdstukken van zijn Evangelie doet Matthéüs weinig pogingen om gebeurtenissen in chronologische volgorde op te tekenen. Aangezien de Bergrede van Jezus zulk voortreffelijk onderwijs is, laat Matthéüs die direct volgen op het verslag omtrent het begin van Jezus’ bediening, alhoewel Jezus de Bergrede in werkelijkheid ongeveer een jaar later uitsprak. De Bergrede is ongetwijfeld de belangrijkste toespraak die ooit werd gehouden en Matthéüs verschaft ons er het meest volledige verslag over. Deze rede begint met negen ’gelukkigverklaringen’ die werkelijk vertroostend zijn voor allen die waarheid en rechtvaardigheid liefhebben. Terloops zij opgemerkt dat deze negen uitspraken ’gelukkigverklaringen’ zijn en geen ’zaligsprekingen’. Dit vormt er de reden voor dat moderne vertalingen zoals The Jerusalem Bible en Het Nieuwe Testament in de omgangstaal, evenals de Nieuwe-Wereldvertaling, het woord „gelukkig” gebruiken in plaats van „zalig”.
Betreffende de Bergrede wordt vermeld dat Mahatma Ghandi tot een voormalige onderkoning van India, Lord Irwin, het volgende heeft gezegd: „Wanneer uw land en mijn land het op basis van de leringen die Christus in de Bergrede heeft vastgelegd, eens zouden worden, zouden niet alleen de problemen van onze landen, maar ook de problemen van de gehele wereld opgelost zijn.” In die Bergrede staat ook de Gulden Regel vermeld. In overeenstemming met Matthéüs’ thema vertelt hij dat Jezus niet was gekomen om de wet van Mozes te vernietigen maar die te vervullen en dat de Gulden Regel in werkelijkheid datgene tot uitdrukking bracht wat de hoofdinhoud van de Wet en de profeten was. — Matth. 5:17; 7:12.
Het schijnt dat Matthéüs in het bijzonder onder de indruk was van het onderwijs dat Jezus gaf. Vergeleken met de andere Evangeliën is niet alleen zijn verslag van de Bergrede uitgebreider maar ook het door hem opgetekende bericht omtrent de uitzending van Jezus’ twaalf apostelen (hoofdstuk 10), zijn verslag over de zeven Koninkrijksgelijkenissen (hoofdstuk 13) en zijn bericht omtrent Jezus’ raad met betrekking tot de noodzaak om barmhartigheid te betonen en bereid te zijn „zevenenzeventig maal” te vergeven. — Hfdst. 18.
In hoofdstuk 8, 9, 11, 12 en 14-17 vertelt Matthéüs hoofdzakelijk over de vele wonderen die door Jezus werden verricht, zoals toen hij bij één gelegenheid 5000 personen te eten gaf en bij een andere gelegenheid „vierduizend mannen, de vrouwen en jonge kinderen niet meegerekend”. In deze hoofdstukken staat ook Jezus’ openlijke veroordeling opgetekend van de opzettelijk goddeloze, huichelachtige joodse religieuze leiders, die de onvergeeflijke zonde hadden begaan. Bovendien vinden wij in deze hoofdstukken de woorden van Petrus opgetekend toen hij zijn geloof in Jezus tot uitdrukking bracht: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Wij vinden in dit gedeelte ook een beschrijving van de transfiguratie, in welk visioen Jehovah God er opnieuw getuigenis van aflegde dat Jezus Christus inderdaad Zijn Zoon was. — Matth. 16:16; 17:1-9.
DE LAATSTE DAGEN VAN JEZUS’ BEDIENING
Wanneer wij nu aangeland zijn bij het verslag over de laatste gebeurtenissen die tijdens Jezus’ bediening plaatsvonden, bemerken wij dat Matthéüs deze heeft opgetekend in de volgorde waarin ze geschied zijn. Het grootste gedeelte van de gebeurtenissen die Matthéüs eerder te boek had gesteld, vond plaats in Galiléa, maar nu gaat hij over Jezus’ latere bediening in Peréa spreken. Religieuze tegenstanders stellen Jezus vragen over het onderwerp echtscheiding, in de hoop hem in verlegenheid te brengen. Maar in plaats daarvan worden zij door Jezus’ wijsheid en superieure kennis van de Schrift van hun stuk gebracht: De enige grond voor echtscheiding is „hoererij”. Een zelfgenoegzame rijke jonge regeerder komt bij Jezus en vraagt hem wat hij moet doen om eeuwig leven te verkrijgen, maar hij gaat weg met een sterk afgenomen overtuiging dat hij zelf zo goed is, aangezien zijn rijkdom voor hem belangrijker blijkt te zijn dan eeuwig leven. Onder de apostelen ontstaat verdeeldheid door de geest van wedijver, wat Jezus ertoe brengt hen eraan te herinneren dat hij ’niet was gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen’. — Matth. 19:1–20:34.
Gedurende Jezus’ laatste week als mens op aarde verplaatst het toneel zich naar Bethanië en Jeruzalem en wij lezen dan over zijn zegevierende intocht in die stad. Jezus gaat vervolgens naar de tempel en reinigt die door alle religieuze afpersers eruit te verwijderen. Daarna vertelt hij een gelijkenis over de bebouwers die de erfgenaam van de wijngaard vermoordden, waarmede hij zijn vijanden duidelijk laat merken dat hij weet wat zij in hun schild voeren. — Matth. 21:1-46.
Ofschoon zijn religieuze tegenstanders in hun vroegere discussies met Jezus herhaaldelijk het onderspit hebben moeten delven, trachten zij hem wederom in moeilijkheden te brengen door hem netelige vragen te stellen over het betalen van de niet populaire Romeinse belasting, over de opstanding en met betrekking tot wat het grootste gebod is. Zijn wijze en schriftuurlijke antwoorden snoeren hun de mond. Vervolgens geeft Jezus zijn discipelen raad over de noodzaak nederig te zijn. Hij geeft zijn huichelachtige religieuze tegenstanders ook scherpe berispingen doordat hij zeven weeën over hen uitspreekt. Vanwege hun tegenstand zou hun huis verlaten worden achtergelaten. — Matth. 22:1–23:39.
Commentaren van de zijde van enkelen van zijn apostelen over de pracht van Herodes’ tempel verschaffen Jezus de gelegenheid zijn grote profetie uit te spreken over het einde van het joodse samenstel van dingen en zijn terugkeer, zijn parousia, welke woorden vooral sinds 1914 op treffende wijze in vervulling zijn gegaan. Vervolgens spreekt hij drie gelijkenissen uit die in onze tijd in vervulling gaan, de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden, van de talenten en van de schapen en de bokken. — Matth. 24:1–25:46.
Vervolgens geeft Matthéüs ons het enige ooggetuigeverslag dat wij bezitten over de wijze waarop Jezus ter herdenking van zijn dood het Avondmaal des Heren instelt. Matthéüs vervolgt dan met te verhalen wat Jezus in Gethsémane meemaakt, zijn arrestatie, hoe Petrus hem verloochent, het verhoor van Christus, Pilatus’ weifelende houding en hoe hij demonstratief zijn handen wast en hoe Jezus vervolgens op de heuvel Golgotha als Koning der joden tussen twee misdadigers aan de paal wordt gehangen. — Matth. 26:1-75.
Wanneer Jezus wordt gearresteerd, vluchten al zijn apostelen. Door deze wending in de gebeurtenissen waren zij stellig terneergeslagen. Maar dit duurde niet lang. Op de derde dag vernemen zij dat Jezus uit de doden is opgewekt. Later treffen zij Jezus in Galiléa waar hij hun, ongetwijfeld vlak voor zijn hemelvaart, tot afscheid de volgende opdracht geeft: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende . . . En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Matth. 28:19, 20.
Het behoeft geen betoog dat Matthéüs het bewijs heeft geleverd dat hij zijn thema terecht heeft gekozen. Jezus van Nazareth is werkelijk de Messías, de Zoon van God. Matthéüs heeft dit bewijs geleverd door de aandacht te vestigen op de vele profetieën die door Jezus zijn vervuld, de wonderen die hij heeft verricht en de waarheden die hij heeft onderwezen. Matthéüs beschikte ongetwijfeld over een scherp verstand en een dankbare geest, nog verlevendigd door Gods heilige geest. Omdat Gods geest hem leidde en de dingen die Jehovah God hem wilde laten optekenen in zijn geest terugbracht, was hij in staat een beknopt en krachtig verslag van Jezus’ leven te boek te stellen.
Hoe dankbaar kunnen wij jegens Jehovah God zijn dat Hij zo’n nederige, oprechte en onzelfzuchtige dienstknecht van hem, die ook een volgeling van zijn Zoon was, ertoe geïnspireerd heeft zo’n geloofversterkend verslag omtrent Jezus’ aardse bediening op te tekenen! Mogen wij werkelijk goed op de hoogte raken met dit verslag zodat wij niet alleen overeenkomstig de beginselen die door Jezus werden uiteengezet, kunnen leven maar ook bij elke gelegenheid het „goede nieuws” kunnen vertellen dat de lang geleden beloofde Messías op Gods bestemde tijd en in vervulling van vele in de Hebreeuwse Geschriften opgetekende profetieën, is gekomen. — Matth. 24:14.