Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w76 1/8 blz. 470-473
  • Romeinen — goed nieuws voor jood en heiden

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Romeinen — goed nieuws voor jood en heiden
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • LEERSTELLIG — HET GOEDE NIEUWS
  • PERSOONLIJKE AANGELEGENHEDEN
  • AANSPORING IN VERBAND MET CHRISTELIJK GEDRAG
  • Romeinen, brief aan de
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Bijbelboek nummer 45 — Romeinen
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Romeinen, De brief aan de
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Er is goed nieuws dat iedereen nodig heeft
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2011
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
w76 1/8 blz. 470-473

Romeinen — goed nieuws voor jood en heiden

DE GEÏNSPIREERDE brief van de apostel Paulus aan de joodse en heidense christenen in Rome vormde inderdaad goed nieuws voor hen. Als gevolg van de losprijs die Jezus Christus had verschaft, waren jood en heiden op gelijke voet voor Jehovah God komen te staan, en door geloof te oefenen in Jezus Christus, konden zij door God rechtvaardig verklaard worden. De joden verkeerden niet langer in slavernij aan de Wet, en de heidense bekeerlingen tot het christendom behoefden niet langer besneden te worden om aanbidders van Jehovah te worden. Wat een „goed nieuws”! Paulus gebruikt de uitdrukking „goed nieuws” in werkelijkheid twaalf maal in deze brief. — Rom. 1:9, 17; 3:20-30.

Wanneer en van waaruit schreef Paulus deze brief? Uit het boek Handelingen en het boek Romeinen zelf blijkt duidelijk dat Paulus deze brief schreef terwijl hij in Korinthe was, en wel omstreeks het jaar 56 G.T. Strikt genomen heeft Paulus deze brief gedicteerd en heeft een van zijn medewerkers, Tertius, hem op schrift gesteld. — Rom. 16:22.a

Hoe was de christelijke gemeente in Rome ontstaan? Het is heel goed mogelijk dat ze werd gevormd door de joden en proselieten die met Pinksteren in het jaar 33 G.T. naar Jeruzalem waren gekomen, aldaar het goede nieuws over Jezus Christus hadden gehoord, zoals dit door Petrus en anderen werd gepredikt, waren gedoopt en toen weer naar Rome waren teruggekeerd. — Hand. 2:5, 10.

In deze brief legt Paulus niet alleen een innige liefde voor zijn broeders in Rome aan de dag, maar betoont hij zich ook heel fijngevoelig. Hoe dat zo? Doordat hij wanneer hij in de gelegenheid was om hun raad te geven of hen te corrigeren, steeds als het ware enkele verzachtende woorden toevoegde. Nadat hij had beklemtoond dat de besnijdenis van het hart en niet de besnijdenis van het vlees bij God telt — een punt dat sommige joodse christenen maar moeilijk konden accepteren — merkte hij bijvoorbeeld op dat de joden niettemin bevoorrecht waren doordat God hun de „heilige uitspraken”, dat wil zeggen, de geïnspireerde Schrift, had toevertrouwd. — Rom. 2:28 tot 3:2.

Er zou van Paulus’ geïnspireerde brieven gezegd kunnen worden dat ze in grote trekken drie gebieden van het christelijke denken en de christelijke activiteit bestrijken: ze verschaffen een uiteenzetting van de christelijke leer, behandelen aangelegenheden die hem persoonlijk betreffen en bevatten aansporingen met betrekking tot een christelijk gedrag; dit geldt ook voor Romeinen.

LEERSTELLIG — HET GOEDE NIEUWS

Wanneer Paulus het thema van de rechtvaardigverklaring op grond van geloof ontwikkelt, gebruikt hij de uitdrukking „rechtvaardig” ongeveer vijfenvijftig maal in al zijn brieven, terwijl deze uitdrukking vaker in het boek Romeinen voorkomt dan in welk andere boek van de christelijke Griekse Geschriften maar ook. De verwante uitdrukking „rechtvaardigheid” komt naar verhouding ook veel vaker in Romeinen voor dan in elk andere boek van de gehele bijbel.

Paulus begint met te zeggen dat hij een apostel van het goede nieuws is, dat hij zich hier niet voor schaamt en dat ’de rechtvaardige door middel van zijn geloof zal leven’ (Rom. 1:1, 16, 17). Dit goede nieuws schenkt degenen die het goede doen de hoop op eeuwig leven. God is niet partijdig, vandaar dat de heidenen, ook al hadden zij geen uiteenzetting van Gods wetten, een wet hadden die op hun hart stond geschreven. — Rom. 2:7-16.

Ongeacht wie de waarheid van Gods Woord nu wel of niet aanvaarden, geldt voor christenen dat zij ’God waarachtig bevonden moeten laten worden, ook al wordt ieder mens een leugenaar bevonden’ (Rom. 3:4). Aangezien alle mensen geboren zondaars zijn, kan niemand door de Wet rechtvaardig verklaard worden; in plaats daarvan beklemtoonde de Wet juist de onvolmaaktheid en zondigheid van de mens. Buiten de Wet heeft God rechtvaardigheid mogelijk gemaakt door middel van geloof in het slachtoffer van Jezus Christus, zodat niemand reden heeft tot roemen. Ten einde de superioriteit van geloof ten opzichte van werken van de Wet aan te tonen, merkt Paulus op dat Abraham zelfs nog voordat hij werd besneden, rechtvaardig werd verklaard wegens zijn geloof. — Rom. 4:1-12.

Paulus vervolgt met aan te tonen welk een grote liefde God tot uitdrukking heeft gebracht door zijn Zoon voor ons te laten sterven, en dat nog wel toen wij zondaars waren. Evenals zonde en de dood zich ten gevolge van de ongehoorzaamheid van één mens, Adam, tot alle mensen hebben uitgebreid, zullen ook, door de gehoorzaamheid van één mens, Jezus Christus, velen rechtvaardig worden en leven verwerven. — Rom. 5:12; 6:23.

Allen die in eendracht met Christus zijn, zowel joden als heidenen, zijn derhalve vrij van de veroordeling. Door zulke voorzieningen te treffen, handelt God niet onrechtvaardig, want hij heeft het recht een beslissing te nemen in dergelijke kwesties. Hij heeft dat recht getoond toen hij Isaäk koos in plaats van Ismaël en Jakob in plaats van Esau, en ook in zijn handelingen ten aanzien van Farao uit de oudheid. Als de Grote Pottenbakker kan hij met menselijke vaten handelen zoals het hem behaagt; ja, alles hangt „van God” af. — Rom. 8:1; 9:6-26.

Steeds weer opnieuw legt Paulus de nadruk op de belangrijkheid van geloof voor het ontvangen van redding. Degenen die Jehovah’s naam aanroepen, zullen gered worden, maar hoe kunnen zij hem aanroepen van wie zij niet gehoord hebben, en hoe kunnen zij horen tenzij iemand tot hen predikt? Het is waar dat de grote meerderheid der joden in gebreke bleef Christus te aanvaarden, maar dat betekende geen nederlaag voor God. Neen, een overblijfsel aanvaardde Christus, net zoals in de dagen van Elia een overblijfsel van 7000 personen niet afvallig was geworden. Vervolgens illustreert Paulus de manier waarop veel joden, net als gekweekte olijftakken, wegens hun gebrek aan geloof in Jezus, als toekomstige leden van het zaad van Abraham werden afgekapt. Er werden wilde olijftakken op hun plaats geënt, maar dit vormde geen reden tot roemen, want als zij geen geloof zouden hebben, konden ook zij afgekapt worden.

PERSOONLIJKE AANGELEGENHEDEN

Paulus’ geïnspireerde brieven zijn beslist persoonlijke brieven, vol met inlichtingen die ons in staat stellen hem beter te leren kennen en des te meer lief te hebben. Na zijn inleiding prijst Paulus de christenen te Rome dan ook wegens hun krachtige geloof en onthult hij zijn liefde voor hen door te schrijven: „Ik verlang ernaar u te zien om u enige geestelijke gave te kunnen meedelen en u daardoor standvastig te maken; of liever, opdat er onder u een uitwisseling van aanmoediging mag zijn, doordat een ieder wordt aangemoedigd door middel van het geloof van de ander, zowel het uwe als het mijne.” — Rom. 1:11, 12.

In zijn uiteenzetting gebruikt hij een hartelijke menselijke benadering door hen, door middel van het persoonlijke voornaamwoord „wij”, bij de stof te betrekken en ook door herhaaldelijk naar zichzelf te verwijzen — „het goede nieuws dat ik bekendmaak”, „ik spreek in menselijke bewoordingen”, enzovoort. In hoofdstuk zeven spreekt hij over zijn eigen strijd in verband met de zonde in het vlees (Rom. 2:16; 6:19; 7:7-25). Vervolgens vertelt hij over zijn droefheid wegens het ongeloof van zijn joodse broeders, hetgeen hem ertoe brengt ten behoeve van hen bij God te pleiten. Hij heeft deze grote bezorgdheid voor hen ondanks het feit dat hij „een apostel der natiën”, dat wil zeggen, van de heidenen, is. — Rom. 9:1-5; 10:1, 2; 11:13, 14, 25.

In zijn raad om ons lichaam aan Gods dienst aan te bieden, geeft Paulus ons de persoonlijke aansporing: „Ik [verzoek] u dringend, broeders, bij de meedogendheden Gods” (Rom. 12:1). En de laatste twee hoofdstukken handelen in het bijzonder over zijn persoonlijke aangelegenheden. In hoofdstuk vijftien vertelt hij over de omvang van zijn predikingsactiviteiten en ook over zijn verlangen om in maagdelijke gebieden te prediken. Hij verwijst naar de bijdrage die hij naar de behoeftige broeders in Jeruzalem zal brengen en vraagt de broeders voor hem te bidden. In zijn laatste hoofdstuk noemt hij zesentwintig christenen in Rome op en zendt hij hun, alsook anderen, zijn groeten. Hij waarschuwt hen voor bepaalde gevaren en bidt voor hun geestelijke welzijn.

AANSPORING IN VERBAND MET CHRISTELIJK GEDRAG

Paulus geeft in zijn brief aan de Romeinen veel aansporingen en aanmoedigingen. Hij is niet iemand die uitvoerig leerstellige kwesties bespreekt zonder kwesties die het gedrag betreffen, ter sprake te brengen. In hoofdstuk één spreekt hij bijvoorbeeld over Gods gramschap tegen goddeloze mensen, die niet te verontschuldigen zijn, aangezien Gods hoedanigheden in de schepping gezien kunnen worden. Niettemin blijven zij, zoals hij zegt, schepselen aanbidden in plaats van de Schepper, terwijl zij zich aan allerlei immoraliteit overgeven en derhalve de vernietiging verdienen.

In hoofdstuk twee waarschuwt Paulus ons ervoor dat wij niet anderen moeten oordelen terwijl wijzelf dezelfde dingen doen waar wij hen om veroordelen. Ook geeft hij ons de raad niet te prediken dat anderen Gods geboden moeten onderhouden terwijl wij ze tegelijkertijd zelf overtreden. In hoofdstuk vijf moedigt hij ons er vervolgens toe aan te juichen in verdrukking, aangezien verdrukking tot een goedgekeurde toestand leidt, welke op zijn beurt hoop en vertrouwen tot gevolg heeft. Aangezien Christus voor ons is gestorven, moeten wij dood zijn met betrekking tot zonde en ’onze leden als slaven aan de rechtvaardigheid aanbieden, met heiligheid in het vooruitzicht’. — Rom. 6:1-23.

Vervolgens toont Paulus aan dat wij de dingen van de geest moeten bedenken, die leven betekenen, en dat Gods geest aan de gezalfde christenen getuigenis aflegt dat zij werkelijk Gods geestelijke zonen zijn. God laat alle dingen ten goede samenwerken voor degenen die hem liefhebben, vandaar dat Paulus zegt: „Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?” Ja, Gods liefde is zo sterk dat geen enkele kracht in hemel of op aarde, in het verleden of in de toekomst, ons van die liefde kan scheiden (Hoofdstuk 8). In hoofdstuk tien beklemtoont hij dat wij zowel in ons hart moeten geloven als met onze lippen moeten belijden om redding te kunnen verkrijgen. In hoofdstuk 12 spoort hij ons ertoe aan onze geest te hervormen opdat wij God op een aanvaardbare manier kunnen dienen en tedere genegenheid voor elkaar kunnen hebben.

In hoofdstuk dertien verschaft Paulus vervolgens een dwingende reden voor het gehoorzamen van wereldlijke autoriteiten, zoals in het betalen van belasting. Nogmaals geeft hij de waarschuwing anderen niet te oordelen, deze keer in verband met voedsel, aangezien het koninkrijk van God niet in eten en drinken bestaat. Wij dienen ons er veeleer om te bekommeren dat wij het goede doen en in vrede met elkaar leven. Zijn wij sterk? Laten wij dan geduldig degenen verdragen wier geweten zwak is. Verder herinnert hij ons eraan dat Gods Woord tot ons onderricht werd geschreven, opdat wij door middel van de troost die dit Woord geeft en onze volharding hoop zouden kunnen hebben (Rom. 15:1-4). En tot besluit waarschuwt hij voor zelfzuchtige mensen die verdeeldheid veroorzaken en geeft hij de raad wijs te zijn ten opzichte van het goede maar onschuldig te zijn ten opzichte van het slechte. Deze gehele brief bevat werkelijk schitterende raad!

Mogen wij thans eveneens voordeel trekken van de inhoud van deze brief en er moeite voor doen deze in ons leven toe te passen!

[Voetnoten]

a Men is algemeen van mening dat Romeinen de eerste plaats inneemt in de collectie van Paulus’ brieven, en wel wegens de lengte van deze brief. Hoe dan ook, dit was ongetwijfeld zo door God beschikt, aangezien de in dit boek vermelde waarheden fundamenteel zijn en men zou kunnen zeggen dat de rest van zijn brieven op deze waarheden zijn gebaseerd of ze als iets vanzelfsprekends beschouwen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen