Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w76 1/12 blz. 728-730
  • Paulus schrijft Filippenzen — Een liefdevolle en vreugdevolle brief

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Paulus schrijft Filippenzen — Een liefdevolle en vreugdevolle brief
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE BAND VAN LIEFDE
  • EEN VREUGDEVOLLE BRIEF
  • ZEER TOEPASSELIJKE RAAD VOOR ONZE TIJD
  • Bijbelboek nummer 50 — Filippenzen
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Deel je vreugde met anderen!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2011
  • Filippenzen, brief aan de
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Laat je liefde toenemen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2019
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
w76 1/12 blz. 728-730

Paulus schrijft Filippenzen — Een liefdevolle en vreugdevolle brief

DE STAD Filippi werd gesticht door het militaire genie Philippus van Macedonië (de vader van Alexander de Grote), die haar naar zichzelf noemde. Ze werd de voornaamste stad van Macedonië, dat nu deel uitmaakt van noordelijk Griekenland en zuidelijk Joegoslavië. Historici geven hoog op van de voortreffelijke eigenschappen van de Macedoniërs en het schijnt dat de waarheidszaden die daar door de apostel Paulus waren gezaaid, werkelijk op goede en voortreffelijke aarde waren gevallen. — Luk. 8:8, 15.

Paulus en zijn medereizigers bezochten Filippi tijdens Paulus’ tweede zendingsreis, omstreeks 49-52 G.T. Het was hun door Gods geest niet toegestaan in bepaalde andere plaatsen te prediken. Toen had Paulus op een nacht een visioen waarin een zekere Macedoniër hem dringend verzocht: „Kom over naar Macedonië en help ons.” Lukas merkt op: „Zodra hij nu het visioen had gezien, zochten wij een gelegenheid naar Macedonië te vertrekken, daar wij de gevolgtrekking maakten dat God ons had geroepen om hun het goede nieuws bekend te maken.” — Hand. 16:6-10.

Het is zeer waarschijnlijk dat er weinig joden in Filippi woonden. Eén aanwijzing hiervan is dat Paulus, in plaats van zoals hij gewoon was op de sabbat naar de synagoge te gaan, buiten de stadspoort ging, waar vrouwen langs de rivier voor gebed bijeen waren.

Het is ook van belang de rol op te merken die vrouwen in de gemeente te Filippi speelden. Paulus ging naar een plaats waar vrouwen voor gebed bijeen waren. Het was een vrouwelijke bekeerling, Lydia, die buitengewone edelmoedigheid en gastvrijheid aan de dag legde, welke eigenschappen die gemeente later kenmerkten. Nadat zij gedoopt was, drong zij bij de groep zendelingen met klem aan: „Indien gijlieden van oordeel zijt dat ik getrouw ben aan Jehovah, komt dan in mijn huis en blijft er.” Lukas voegt eraan toe: „Zij dwong ons er gewoon toe” (Hand. 16:11-15). Het waren ook twee vrouwen over wie Paulus zich bezorgd maakte, Euódia en Syntyche, ’die zijde aan zijde met Paulus hadden gestreden voor het goede nieuws, evenals Clemens’, een broeder. — Fil. 4:2, 3.

DE BAND VAN LIEFDE

Er bestond een innige band van liefde tussen Paulus en de Filippenzen. Natuurlijk had hij in de eerste plaats liefde betoond door daarheen te reizen en tot hen te prediken, en zij reageerden bijzonder gunstig. Bij ten minste vier gelegenheden zonden zij Paulus geld. Toen hij in Thessaloníka was, waren zij tweemaal de enigen die dit deden, zoals hij met de volgende woorden zegt: „Geen enkele gemeente [nam] met mij [deel] aan de aangelegenheid van het geven en ontvangen dan gij alleen, want zelfs in Thessaloníka hebt gij mij zowel een eerste als een tweede maal iets voor mijn behoefte gezonden” (Fil. 4:15, 16). Hoewel Paulus toen hij in Korinthe was gebrek kreeg, werd hij niemand van de broeders daar tot last want ’de broeders die uit Macedonië kwamen hadden overvloedig zijn tekort aangevuld’ (2 Kor. 11:9). Ook toen Paulus een gevangene in Rome was, zonden de Filippenzen hem een gift (Fil. 4:10-14). Het schijnt dat deze gave, èn de gelegenheid om met hen in verbinding te treden, aanleiding vormden tot het schrijven van de brief aan de Filippenzen, omstreeks 60 of 61 G.T.

Paulus’ brief aan de Filippenzen kan werkelijk beschreven worden als een liefdevolle brief of een „liefdesbrief”. In overeenstemming hiermee stelt Paulus zichzelf niet voor in zijn officiële hoedanigheid van een apostel maar als een ’slaaf van Christus’. Dit wordt ook te kennen gegeven doordat er geen uitingen van rechtvaardige verontwaardiging en geen berisping wegens het aanvaarden van valse leringen in voorkomen.

Deze brief bevat daarentegen wel uitingen van liefde, zoals: „God is mijn getuige hoezeer ik naar u allen verlang met zulk een tedere genegenheid als Christus Jezus heeft.” Paulus heeft er niets op tegen in het vlees te blijven aangezien dat ’voor u noodzakelijker is’. Hij verwijst naar hen als zijn „geliefde” broeders. — Fil. 1:8, 24; 2:12; 4:1.

EEN VREUGDEVOLLE BRIEF

Paulus’ brief aan de Filippenzen vloeit ook over van blijdschap. Hij is zelf verheugd en hij vermaant hen zich te verheugen. Er zou gezegd kunnen worden dat de brief overvloeit van dezelfde geest die Paulus en Silas hadden toen men hen, na daar in Filippi gevangengezet en in het blok gesloten te zijn, te middernacht hoorde zingen en hardop hoorde bidden. — Hand. 16:25.

Zo zegt Paulus aan het begin dat hij zijn smeking met vreugde voor hen opzendt. Hij vertelt verder dat zijn gevangenschap veeleer tot de vooruitgang van het goede nieuws heeft bijgedragen. Ja, zijn gevangenisboeien zijn algemeen bekend geworden onder de soldaten van de keizer — bekend als de pretoriaanse lijfwacht — en de broeders hebben wegens Paulus’ gevangenschap moed gevat om het woord van God onbevreesder te spreken. Sommigen predikten Christus weliswaar met slechte of verkeerde beweegredenen, in de hoop meer lijden voor Paulus teweeg te brengen, maar daar het gevolg van dit alles was dat Christus nog meer bekendgemaakt werd, was Paulus’ reactie: „Hierover verheug ik mij. Ja, ik zal mij ook blijven verheugen.” — Fil. 1:13-18.

Ongeacht welk lot Paulus misschien te wachten staat, toch zegt hij: „Ik [ben] blij en verheug mij met u allen. Weest nu ook gij evenzo blij en verheugt u met mij.” Hij zendt Timótheüs naar hen toe opdat hij wanneer Timótheüs terugkomt een blijmoedige ziel moge zijn. Hij zendt ook Epafroditus opdat zij, wanneer zij hem zien zich mogen verheugen. „Ontvangt hem daarom op de gebruikelijke wijze in de Heer, met alle vreugde” (Fil. 2:17-19, 25-29). Hij begint wat nu hoofdstuk drie is in dezelfde trant, door te vermanen: „Tenslotte, mijn broeders, blijft u verheugen in de Heer.” En hoe vangt hij hoofdstuk vier aan? „Dientengevolge, mijn geliefde broeders, naar wie ik zo verlang, mijn vreugde en kroon.” Dan voegt hij eraan toe: „Verheugt u altijd in de Heer. Nogmaals zal ik zeggen: Verheugt u!” Verder in zijn brief slaat Paulus opnieuw een opgewekte toon aan door te zeggen: „Ik verheug mij ten zeerste in de Heer dat gij nu eindelijk uw denken ten behoeve van mij hebt verlevendigd, waaraan gij wel degelijk dacht, maar het ontbrak u aan de gelegenheid.” — Fil. 4:1, 4, 10.

ZEER TOEPASSELIJKE RAAD VOOR ONZE TIJD

Hoewel Paulus het niet noodzakelijk vond de christenen in Filippi te berispen, achtte hij het wel nodig hun goede opbouwende raad te geven met betrekking tot een juiste gedachtengang, een goed gedrag en ijver, hetgeen allemaal zeer toepasselijk is voor onze tijd. Hij blijft bidden „dat uw liefde steeds overvloediger mag zijn met nauwkeurige kennis en volledig onderscheidingsvermogen, dat gij u van de belangrijkere dingen moogt vergewissen, zodat gij tot op de dag van Christus onberispelijk moogt zijn en anderen niet tot struikelen brengt, en vervuld moogt zijn met rechtvaardige vruchten.” „Alleen, gedraagt u op een wijze die het goede nieuws over de Christus waardig is” (Fil. 1:9-11, 27). Hoe toepasselijk is zulk een raad voor onze tijd! Hoezeer moeten wij, met alle verleidingen tot zondigen om ons heen, oppassen dat wij nooit door minder belangrijke dingen op een zijspoor gebracht worden! En hoe belangrijk is het bovendien onze prediking van het goede nieuws kracht bij te zetten door een gedrag dat dit waardig is!

Paulus vervolgt met de wens uit te spreken dat zijn broeders in Filippi ’vaststaan in één geest, één van ziel zijde aan zijde strijdend voor het geloof van het goede nieuws, zonder zich in enig opzicht te laten verschrikken door hun tegenstanders’ (Fil. 1:27, 28). Gezien de groeiende tegenstand tegen de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk, is die raad net zo toepasselijk voor onze tijd.

Paulus’ volgende woorden moedigen ons aan verenigd te zijn in liefde, mededogen en tedere genegenheid en niets te doen uit twistgierigheid of uit egotisme, maar ’met ootmoedigheid des geestes de anderen superieur aan onszelf te achten’. Om zijn vermaning kracht bij te zetten, wijst hij op Jezus’ voorbeeld en beloning: Hoewel hij in Gods gedaante bestond, heeft Jezus niet begeerd gelijk aan God te zijn, maar hij heeft zich vernederd, niet alleen door als mens naar de aarde te komen, maar zozeer dat hij aan de verachte terechtstellingspaal is gestorven. Wegens deze handelwijze heeft God hem een naam boven elke andere naam gegeven. — Fil. 2:1-11.

Wederom geeft Paulus raad met betrekking tot een juist gedrag: ’Onthoudt u van gemurmureer en tegenspraak en weest onberispelijk, onschuldig, zonder smet.’ Een christen is verplicht zowel door woord als door daad getuigenis te geven, „als lichtgevers in de wereld [schijnend], het woord des levens stevig vasthoudend”. Hij waarschuwt ook voor degenen die roemen in het vlees. Hij wijst op alle dingen waarop hij zou kunnen roemen maar hij beschouwt ze als een hoop vuil, opdat hij Christus mag winnen. Alle dingen die achter hem liggen vergetend, strekt Paulus zich uit naar de dingen die voor hem liggen (Fil. 2:12-16; 3:2-14). En is dat niet wat alle christenen dienen te doen?

Met het oog op de huidige verslechterende economische situatie in de hele wereld, alsook het voortdurend toenemen van misdaad en gewelddadigheid, is Paulus’ raad om ons ondanks alles te blijven verheugen, wel zeer up-to-date. Ook dat wij ’over niets bezorgd moeten zijn, maar in alles door gebed en smeking te zamen met dankzegging onze smeekbeden bij God bekend moeten laten worden’. Dan ’zal de vrede van God die alle gedachten te boven gaat, ons hart en onze geestelijke vermogens behoeden’. Ja, een christen kan dank zij een goede verhouding tot zijn hemelse Vader, kalm en rustig zijn. — Fil. 4:6, 7.

Wij dienen ook niet over het hoofd te zien dat Paulus ons voortreffelijke indirecte raad geeft door het goede voorbeeld dat hij met betrekking tot ijver, waardering, geloof en tevredenheid stelt: „Ik heb geleerd om in welke omstandigheden ik ook verkeer, genoegen te nemen met wat ik heb.” „Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent.” — Fil. 4:11, 13.

En er is ons beslist nooit in mooiere en passender bewoordingen verteld waarmee wij ons hart en onze geest moeten vullen dan met de woorden die wij in Filippenzen 4:8 lezen: „Tenslotte, broeders, al wat waar is, al wat van ernstig belang is, al wat rechtvaardig is, al wat eerbaar is, al wat liefelijk is, alles waarover gunstig wordt gesproken welke deugd er ook is en al wat lof verdient blijft deze dingen bedenken.” Welk een beveiliging is het bedenken van zulke dingen tegen de vloed van vuiligheden en pornografie die wij van alle kanten zien en horen!

Paulus’ brief aan de Filippenzen is waarlijk een liefdevolle en vreugdevolle brief die voor alle thans levende christenen bijzonder nuttig is.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen