’Vet en glanzend’
Jeremia 5:28 beschrijft degenen die door wetteloze middelen welvarend worden: „Zij zijn vet geworden; zij zijn glanzend geworden. Zij hebben ook in slechte dingen de maat overschreden.” Zulke goddeloze mensen waren vet in de betekenis van goed gevoed. Daarom hing hun huid niet los alsof zij aan ondervoeding leden. Neen, zij hadden aardig wat vlees en hun huid was glad, „glanzend”. Maar hun welvaart was slechts tijdelijk. Jehovah ging hun rekenschap vragen. — Jer. 5:29.