Reizende opzieners zijn thans tot zegen
1, 2. (a) Welke gevaren bedreigen ons thans? (b) Hoe kunnen wij toegerust zijn om de Duivel te weerstaan? (c) Welke voortreffelijke voorziening heeft Jehovah getroffen om ’de gemeenten te versterken’?
WIJ LEVEN in „kritieke tijden”, de slotfase van de voorzegde „laatste dagen”. Bijbelonderzoekers weten dit (2 Tim. 3:1). Toch kunnen tijdige waarschuwingen ons vaak helpen elke in de geest opkomende onverschilligheid ten aanzien van de gevaren die ons bedreigen, af te weren. Een vijandige wereld en haar onzichtbare heerser blijven steeds meer druk uitoefenen om het geloof te verzwakken en om te misleiden en in het verderf te storten. (Joh. 14:30; Openb. 12:9, 12). Ja, werkelijk, „de gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Joh. 5:19). In zijn woede verhevigt hij zijn oorlog tegen degenen die de geboden van God onderhouden (Openb. 12:17). Listig tracht hij Jehovah’s volk van de levende God weg te trekken tot een nutteloze, wereldse levenswijze, waardoor hij hen afsnijdt van de ’herder en opziener van hun zielen’, Jehovah God. De Duivel is eropuit iemand te verslinden. — Hebr. 3:12; 1 Petr. 1:18, 19; 2:25; 5:8.
2 Om zo’n tragisch resultaat te vermijden, hebben wij elke voorziening nodig die Jehovah heeft getroffen om ons geestelijk sterk te houden. Op deze wijze kunnen wij de Duivel weerstaan en ermee voortgaan alleen voor Jehovah heilige dienst te verrichten (Matth. 4:8-11; Jak. 4:7). Tot de voorzieningen die Gods dienstknechten zeer tot voordeel strekken, behoort de regeling dat reizende opzieners hen dienen en „zien hoe zij het maken”. Zulke bezoeken dragen ertoe bij ’de gemeenten dusdanig te versterken’ dat ze een standpunt innemen tegen de vijand, en hen ertoe aan te sporen een grotere activiteit te ontplooien in het dienen van God. — Hand. 15:36, 41; 1 Petr. 5:9; 1 Kor. 16:9.
3. Hoe behoren reizende opzieners de kudde te bezien, en welke krachtsinspanningen moeten zij ten behoeve van hen doen?
3 De ernst en belangrijkheid van het werk van deze reizende opzieners mogen niet onderschat worden. Zij moeten het beginsel ter harte nemen dat in Spreuken 27:23 staat opgetekend, waar wij lezen: „Gij behoort beslist te weten hoe uw kleinvee eruitziet. Zet uw hart op uw kudden.” Deze reizende opzieners dienen nauwlettend de geestelijke toestand van de kudde gade te slaan, ten einde deze voor gevaar te beschermen. Zij moeten ook trachten in de behoeften ervan te voorzien door voor elk afzonderlijke „schaap” belangstelling te tonen. (Vergelijk 1 Samuël 17:34, 35; Filippenzen 2:4.) Daar het hun diepe wens is hun broeders tot voordeel te strekken, zullen zij elke oprechte krachtsinspanning in het werk stellen om hen te onderwijzen en in het evangelisatiewerk aan te moedigen (1 Tim. 5:17; 2 Tim. 4:5). Door zich aldus in te spannen, zullen zij als Epafras zijn, die ’zich veel moeite gaf’ ten behoeve van de gemeente. — Kol. 4:12, 13.
4. Wat kunnen wij persoonlijk doen om voordeel te trekken van de bezoeken van deze oudere mannen?
4 Door volledig voordeel te trekken van deze bezoeken, kan elk van ons veel nut ontvangen van de raad, aanmoediging en hulp van deze oudere mannen. Deze zegeningen kunnen echter alleen verkregen worden wanneer elkeen van ons zijn medewerking verleent en zich ijverig inspant.
VOORBEREIDING NOODZAKELIJK
5. Welke voorbereidingen hebben veel invloed op het succes van het bezoek van de reizende opziener? (1 Kor. 14:40)
5 Wanneer de reizende opziener een gemeente bezoekt, staan er verscheidene activiteiten op het programma. Het succes van het bezoek hangt grotendeels af van de voorbereidingen die de gemeente tijdig heeft getroffen. De tijden en plaatsen in verband met het uittrekken in de dienst moeten worden vastgesteld en er moet gebied voor groepsgetuigenis apart gehouden worden. Ook moeten de gemeenteberichten bijgewerkt zijn en beschikbaar staan om gecontroleerd te worden. Verkondigers zullen beslist veel voordelen ontvangen wanneer zij regelingen treffen om aan het predikingswerk deel te nemen. Sommigen kunnen misschien als hulppioniers dienen. Een aantal ouderlingen en dienaren in de bediening zullen hun aangelegenheden misschien zo kunnen regelen dat zij in het midden van de week aan groepsactiviteit kunnen deelnemen. De ouderlingen kunnen zorgvuldig aandacht schenken aan de agendapunten van de ouderlingenvergadering tijdens die week. Wanneer de regelingen die voor de week zijn getroffen, enthousiast worden bekendgemaakt, kan dit bijdragen tot stimulerende omgang en activiteit gedurende de gehele periode.
6. Welke gastvrijheid en consideratie kunnen ten toon gespreid worden?
6 Reizende opzieners en hun vrouwen zullen de gastvrijheid die hun door de gemeente wordt verleend, waarderen (Hebr. 13:1, 2). Zij moeten leren zich aan de wisselende omstandigheden in hun toewijzingen aan te passen. Zij zijn aan beperkingen onderhevig, net als degenen van ons die misschien met bepaalde gezondheidsproblemen te kampen hebben, en hebben voldoende rust nodig om elke dag hun tempo te kunnen volhouden. Daarom moet er van tevoren gepaste aandacht aan zulke zaken worden geschonken. De reizende opzieners en hun vrouwen dienen natuurlijk niets overdadigs te verwachten. Wat maar ook op attente wijze geregeld wordt op het gebied van bescheiden, geschikte huisvesting en gezonde maaltijden, dient met oprechte waardering aanvaard te worden. — Rom. 12:13.
7. Hoe kan de gemeente de meeste voordelen uit het bezoek putten?
7 In de mate dat ouderlingen en de overige gemeenteleden zich op juiste wijze op het bezoek voorbereiden en er enthousiasme voor ontwikkelen, in die mate zal iedereen er voordeel van ontvangen. Indien de voorbereiding onvoldoende is of tot de laatste minuut wordt uitgesteld, zullen niet de beste resultaten worden bereikt.
MANIEREN OM ER PERSOONLIJK VOORDEEL VAN TE ONTVANGEN
8. Hoe kunnen wij persoonlijk voordeel trekken van de lezingen die worden gehouden? (Spr. 19:20; 20:18)
8 Wanneer het bezoek begint, zijn er bepaalde dingen die iedereen kan doen om er het meeste voordeel van te ontvangen. De lezingen van de reizende opziener handelen over aangelegenheden van aanbidding, een christelijke levenswijze en doeltreffender manieren om het „goede nieuws” te prediken en te onderwijzen. Degenen die de schriftuurlijke aanmoedigingen en vermaningen ter harte hebben genomen, zijn vaak geholpen beslissingen te nemen en veranderingen in hun leven aan te brengen die tot hun vooruitgang hebben geleid (1 Tim. 4:15). Aangezien wij dit beseffen, zullen wij volledig aan elke vergadering willen deelnemen en raadgevingen die op ons persoonlijk van toepassing zijn, in ons opnemen. — Hebr. 10:23-25.
9. Waarom dienen wij niet te aarzelen op de reizende opziener toe te stappen, en wat zouden wij met hem kunnen bespreken?
9 Onze houding ten opzichte van de bezoekende opziener kan ons ook helpen voordeel van zijn aanwezigheid te trekken. Wegens zijn drukke schema zullen sommigen misschien aarzelen op hem toe te stappen. Hij is er echter om hulp te bieden. Allen dienen zich derhalve vrij te voelen kennis met hem te maken (2 Kor. 6:11-13). Wij kunnen met hem bespreken wat wij op vergaderingen hebben geleerd, alsook interessante punten in de publikaties, velddienstervaringen en vragen over het verbeteren van onze persoonlijke dienstactiviteit. — Fil. 4:8, 9.
10. Op welke manieren kunnen wij er voordeel van trekken wanneer wij de reizende opziener in de velddienst vergezellen?
10 Ook moeten wij niet schromen of er terughoudend in zijn hem in de velddienst te vergezellen. Zijn enige doel is juist ons aan te moedigen en te helpen in plaats van kritiek te leveren op wat wij doen (Hand. 18:27, 28). Als hij een bepaalde suggestie heeft, zullen wij die natuurlijk graag aanvaarden. Hij moet zichzelf niet te serieus nemen, maar moet eraan denken dat hij op een vriendelijke en liefdevolle manier met anderen omgaat (1 Thess. 2:7, 8). Als sommigen van ons in het verleden geaarzeld hebben volledig voordeel van zijn bezoek te trekken, laten wij ons dan ten doel stellen er de volgende keer dat hij komt, iets aan te doen. Dit zal ten zeerste tot zowel zijn als onze vreugde bijdragen.
11. Welke voordelen kunnen de zusters ontvangen wanneer zij met de vrouw van de reizende opziener omgaan en van ganser harte met haar samenwerken?
11 De meeste reizende opzieners zijn gehuwd en worden door hun vrouw vergezeld. Hoewel hij degene is met wie ernstige problemen besproken zullen worden, kunnen vooral zusters in de gemeente voordeel trekken van de omgang met zijn vrouw en van haar voorbeeld in het veld. Zij werkt onder leiding van haar man en zal graag ingaan op uitnodigingen van zulke zusters om hen in verscheidene takken van de dienst te vergezellen. Het wordt altijd op prijs gesteld wanneer de voortreffelijke ondersteuning van de velddienstactiviteit in de ochtend, gedurende de middag kan worden voortgezet, terwijl plaatselijke zusters dan misschien in vervoer kunnen voorzien en aan het werk kunnen deelnemen. Dit maakt de echtgenoot veelal vrij om extra afspraken te maken. Zusters hebben aldus een schitterende gelegenheid om tot de doeltreffendheid van het bezoek bij te dragen.
12. Wat zouden degenen kunnen doen die graag willen dienen waar de behoefte groter is?
12 Hebt u er belangstelling voor elders een vollediger aandeel aan het Koninkrijkswerk te hebben? Indien het gebied in uw eigen gemeente goed wordt bewerkt, vraag de reizende opziener dan om suggesties in welk andere gebied uw hulp beter gebruikt zou kunnen worden (2 Kor. 10:15, 16). In elk land over de gehele aarde willen degenen die op het werk toezien, u graag helpen uw krachtsinspanningen uit te breiden.
13. (a) Waarom en hoe zijn pioniers geholpen, door hun persoonlijke problemen met de reizende opziener te bespreken? (b) Welke waardering hebben sommige pioniers met betrekking tot zijn bezoek tot uitdrukking gebracht? (c) Hebben de pioniers in de plaatselijke gemeente iets overeenkomstigs op te merken?
13 Naar alle waarschijnlijkheid is de reizende opziener gedurende vele jaren een pionierwerker in het veld geweest, zodat hij goed op de hoogte is van de problemen die iemand vaak dreigen te ontmoedigen. Andere pioniers die enige tijd met hem doorbrengen om hun persoonlijke problemen met hem te bespreken, ongeacht of deze nu betrekking hebben op economische moeilijkheden, gezondheid, gezinsverplichtingen enzovoort, krijgen hierdoor vaak een frisse kijk en worden geholpen hun vaste besluit om in deze dienst voort te gaan, te hernieuwen (Fil. 4:11-13; 1 Thess. 3:7-10; Gal. 4:13; 1 Tim. 5:8). Twee pioniers die onlangs hulp hadden ontvangen van een reizende opziener schreven:
„Wij hebben [zijn] bezoek aan onze gemeente beslist op prijs gesteld. Hij heeft zowel ons als de hele gemeente erg aangemoedigd. Wij zijn erdoor aangemoedigd in de pioniersdienst te blijven, ondanks de aard van onze problemen.”
Een speciale pionier die wegens ziekte twee weken lang het bed had moeten houden, verklaarde:
„Ik voelde me erg ontmoedigd omdat ik niet zo’n goede maand had gehad. Maar de kringopziener bezocht ons en heeft ons allen erg aangemoedigd. Wij hebben bijzonder van zijn bezoek genoten en wij allen (vooral ik) voelen ons gereed om nog meer ons best te doen om onze dienst voor Jehovah te verbeteren.”
Ja, pioniers, en trouwens alle anderen in de gemeente, zullen beslist voordeel van zijn bezoek ontvangen. — Fil. 3:16.
VOORDEEL VOOR DEGENEN DIE IN VERANTWOORDELIJKE POSITIES ZIJN AANGESTELD
14, 15. (a) Waaruit blijkt dat Paulus belangstelling had voor ouderlingen en dienaren in de bediening? (b) Welke belangrijke kwesties kunnen er met de reizende opziener besproken worden, en hoe kunnen ouderlingen de met hem doorgebrachte tijd op een verstandige wijze gebruiken?
14 In de eerste eeuw legde Paulus een speciale belangstelling aan de dag voor ouderlingen en dienaren in de bediening (Fil. 1:1). In 1 Timótheüs 3:1-10, 12, 13 en Titus 1:5-9 zette hij uiteen aan welke vereisten zij moesten voldoen en gaf hij hun veel voortreffelijke raad. Evenzo zijn reizende opzieners in deze tijd tot voordeel van de verantwoordelijke broeders in de gemeente door te voorzien in specifieke raad en hulp.
15 Op hun bijeenkomst met de ouderlingen hebben reizende opzieners aanmoedigende suggesties en raad gegeven. Hun achtergrond in het behartigen van gemeentelijke verantwoordelijkheden, alsook de ervaring die zij door het bedienen van tientallen gemeenten hebben opgedaan, stelt hen in staat praktische opmerkingen en raad te verschaffen over verschillende aspecten van het evangelisatiewerk en het maken van discipelen, het herderlijke werk en het verbeteren van de vergaderingen. Indien ouderlingen op deze bijeenkomst evenwel kostbare tijd aan terloopse aangelegenheden besteden, missen zij de voordelen van het bespreken van deze belangrijkere aangelegenheden die van invloed zijn op de gemeente. De plaatselijke ouderlingen dienen daarom een agenda op te stellen die aan het komende bezoek is aangepast, waardoor de gelegenheid wordt verschaft datgene te behandelen wat voor de vooruitgang en het geestelijke welzijn van de gemeente van het grootste belang zou zijn. — Spr. 21:5; Fil. 1:9-11.
16. Hoe en waarom kunnen dienaren in de bediening gedurende zijn bezoek gelegenheden benutten om hulp te ontvangen?
16 Wanneer iemand een dienaar in de bediening is, kunnen er in verband met zijn werk in een gemeenteboekstudiegroep, zijn toewijzing bepaalde berichten bij te houden, of met betrekking tot andere taken in de Koninkrijkszaal, aspecten zijn ten aanzien waarvan de reizende opziener hem kan helpen zich hiervan te kwijten. De dienaar in de bediening dient gelegenheden om hulp te ontvangen, te benutten, ten einde vorderingen te maken (Luk. 16:10). Door zich betrouwbaar en progressief te betonen, zal hij er blijk van geven de broeders te willen dienen en in de toekomst grotere voorrechten waardig te zijn. — 1 Kor. 4:1, 2.
17. Hoe kunnen ouderlingen die ernstige problemen behandelen, van het bezoek voordeel trekken?
17 Ouderlingen zullen wellicht ook ten zeerste geholpen zijn met de opmerkingen en raad van de reizende opziener inzake het behandelen van ernstige problemen (Spr. 13:10). Misschien hadden zij wat moeilijkheden met de behandeling van een recent geval van kwaaddoen of een niet afgehandelde zaak. De schriftuurlijke raad van de bezoeker kan hen helpen aangelegenheden zorgvuldig te overwegen voordat zij een beslissing nemen. — Spr. 15:22.
18, 19. (a) Welke problemen onder ouderlingen kunnen zich, tengevolge van menselijke onvolmaaktheden, zo nu en dan voordoen? (b) Hoe kan de reizende opziener in zo’n geval hulp bieden?
18 Tengevolge van menselijke onvolmaaktheden kunnen ouderlingen of dienaren in de bediening bij gelegenheid enkele problemen onder elkaar hebben (Jak. 3:2). Misschien was er sprake van kleingeestige kritiek of misverstanden. Een van de ouderlingen kan in gebreke zijn gebleven een vertrouwelijke mededeling voor zich te houden, hetgeen tot gekwetste gevoelens en ondermijning van het respect voor hem en andere ouderlingen heeft geleid (Spr. 25:9). Misschien heeft trots iemand zodanig uit zijn evenwicht gebracht dat hij zich te serieus is gaan nemen en onredelijk is geworden (Rom. 12:3). Wat moet er worden gedaan als de onderlinge samenwerking door deze of overeenkomstige moeilijkheden is verstoord en de plaatselijke verantwoordelijke broeders er niet in zijn geslaagd de kwestie op te lossen?
19 De ouderlingen dienen de reizende opziener in vertrouwen te nemen en zijn hulp te zoeken, opdat de harmonie in hun omgang met elkaar wordt hersteld (Ef. 4:1-3). Hij zal hen misschien kunnen helpen de dingen op grond van Gods Woord te beredeneren (Spr. 20:3). Door aldus te trachten kwesties prompt en vreedzaam op te lossen, kunnen de ouderlingen er blijk van geven waardering te hebben voor deze voorziening om dingen met een bezoekende oudere broeder in de Heer te bespreken en kunnen zij toelaten dat Gods Woord dingen rechtzet. — 2 Tim. 3:16.
20. Wat kan er worden gedaan wanneer een reizende opziener onoordeelkundig heeft gehandeld?
20 Evenzo dienen ouderlingen te beseffen dat ook de reizende opziener onvolmaakt is. Af en toe kan het de plaatselijke ouderlingen toeschijnen dat hij onoordeelkundig heeft gehandeld, evenals de apostel Petrus niet zonder fouten was (Gal. 2:11-14). Evenals iedere andere ouderling dient de bezoekende opziener nooit te denken dat hij boven raad verheven is. Indien een aantal ouderlingen verontrust is over iets wat hij heeft gezegd of gedaan, zou het van vriendelijkheid van hun zijde getuigen hem hiernaar te vragen. Het kan een misverstand of vergissing zijn geweest, in welk geval begrip kan worden getoond en de kwestie door liefde bedekt kan worden (1 Petr. 4:8). Anderzijds kunnen zij ook een deugdelijke raad te berde brengen die hij zal moeten toepassen om zijn broeders op een nuttiger wijze te dienen. Evenals David zou hij hun raad als een liefderijke goedheid beschouwen die hij „niet zou willen weigeren”. — Ps. 141:5.
RAADGEVER BIJ HET BESCHOUWEN VAN AANBEVELINGEN
21, 22. (a) Waarom is het een ernstige verantwoordelijkheid, ouderlingen en dienaren in de bediening aan te bevelen? (b) Hoe trekken ouderlingen er voordeel van wanneer de reizende opziener samen met hen aanbevelingen beschouwt en hierbij als raadgever optreedt?
21 Lichamen van ouderlingen hebben getracht zich op juiste wijze te kwijten van hun verantwoordelijkheid nieuwe ouderlingen en dienaren in de bediening aan te bevelen of het initiatief te nemen tot de ontheffing van hen die reeds zijn aangesteld. Het is een ernstige zaak, te beschouwen of een man aan de vereisten voldoet die voor het dragen van gemeentelijke verantwoordelijkheid gesteld zijn. Dit wordt beklemtoond door de woorden van de apostel Paulus in 1 Timótheüs 5:22: „Leg nooit iemand haastig de handen op; heb ook geen deel aan de zonden van anderen; bewaar uw eerbaarheid.”
22 De reizende opziener strekt de gemeente daarom nog op een andere manier tot voordeel doordat hij er met het plaatselijke lichaam van ouderlingen voor gaat zitten om aanbevelingen te beschouwen. Het is absoluut noodzakelijk dat elke aanbevolen persoon aan de schriftuurlijke vereisten voldoet (1 Tim. 3:1-10, 12; Tit. 1:5-9; 1 Petr. 5:1-4). Bijvoorbeeld, is hij werkelijk een geestelijkgezinde man? Is hij een voorbeeld doordat hij ’veel vrucht draagt en zich Jezus’ discipel betoont’? (Joh. 15:8) In zijn rol als raadgever kan de bezoekende opziener ouderlingen die zulke vragen moeten beschouwen, helpen dit onbevooroordeeld te doen. De ouderlingen ontvangen hierdoor de gelegenheid van zijn raad en opmerkingen voordeel te trekken. Evenzo kan hij vragen te berde brengen om bepaalde kwesties in zijn eigen geest op te helderen. Zo’n bespreking dient ten doel te hebben op evenwichtige wijze vast te stellen of afzonderlijke personen werkelijk voor verantwoordelijkheden in aanmerking komen.
23. (a) Hoe kunnen wij het meeste voordeel trekken van de bezoeken van reizende opzieners? (b) Waartoe kan onze waardering voor deze bezoeken leiden?
23 Reizende opzieners spannen zich werkelijk hard voor ons in. Laten wij van hun dienst voordeel trekken. Laten wij openstaan voor elke passende raad die zij geven om ons erbij te helpen persoonlijke problemen te overwinnen of te verduren of om in liefde dichter tot de broederschap getrokken te worden (1 Petr. 2:17). Zij kunnen ons er beslist bij helpen krachtig vast te houden aan ons besluit druk van de zijde van deze wereld te weerstaan en volledig bekleed te blijven met de geestelijke wapenrusting om pal te kunnen staan in onze strijd tegen de Duivel (Ef. 6:11-18). Ja, laten wij de bezoeken van de reizende opzieners waarderen als nog een voorziening om ons te helpen de beproefde hoedanigheid van geloof aan te kweken die „een reden tot lof en heerlijkheid en eer bevonden [zal] worden bij de openbaring van Jezus Christus”. — 1 Petr. 1:7.
[Illustraties op blz. 24]
Bij de huizen prediken
In de gemeente onderwijzen
[Illustraties op blz. 25]
Jonge mensen aanmoedigen
De bejaarden vertroosten