China en het christendom
DUIZENDEN mensen brengen een bezoek aan China — dit jaar naar schatting zo’n 10.000 toeristen. „Wat u zult aantreffen”, aldus een artikel voor toeristen in The Wall Street Journal, „zijn ruime kamers, comfortabele treinen, het vertrouwde beeld van overvolle vliegtuigen, . . . uitstekende thee en de hoffelijkste en vriendelijkste mensen die u waar maar ook zult ontmoeten.” Maar wat valt er te zeggen over religie, en in het bijzonder het christendom?
Religie is niet populair — behalve de „rode religie”. Het christendom bestaat op dit moment praktisch niet. Een bericht uit Peking van de Associated Press (31 juli 1978) meldt: „De meeste kerken worden voor andere doeleinden gebruikt, zoals voor scholen, garages of warenhuizen. Er zijn in Peking twee christelijke kerken — een rooms-katholieke en een protestantse kerk — waar nu voornamelijk buitenlandse inwoners en bezoekers naar toe gaan.
Waarom bestaat er zo weinig belangstelling voor Jezus en zijn leringen? Het communisme in China heeft die religie natuurlijk onderdrukt. Maar er schuilt nog meer achter. De kerken hebben de leringen van Christus in een verkeerd daglicht gesteld, zoals de New York Times van 15 januari 1979 te kennen gaf: „Sinds de eerste presbyteriaanse, methodistische en rooms-katholieke zendelingen aan het einde van de negentiende eeuw het land binnenkwamen, heeft men het beeld van de westerse zendeling vereenzelvigd met westerse politiek.”
Ja, veel zendelingen schijnen hun nationale regeringen te hebben voorgestaan in plaats van Gods koninkrijk. Volgens een eerder verschenen verslag in de New York Times uitte men op een internationale theologische conferentie de jammerklacht: „Het is ongelukkig dat het christendom als de officiële religie van het westen ertoe werd gebracht op verscheidene manieren het imperialisme, feodalisme, kolonialisme en kapitalisme van de bourgeoisie te rechtvaardigen.”
In juni 1947 kwamen er echter twee christelijke zendelingen naar China die volkomen anders waren dan de zendelingen van de kerken der christenheid. Het waren Harold King en Stanley Jones, afgestudeerden van de achtste klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead. Zij voegden zich bij de kleine groep Jehovah’s Getuigen in Sjanghai (China) en namen met hen deel aan de van-huis-tot-huisprediking van Gods koninkrijk.
Mettertijd ontmoette Stanley Jones tijdens zijn prediking van huis tot huis een huisvrouw, Nancy Yuen. Haar echtgenoot was niet in de bijbel geïnteresseerd, maar Nancy wel, en zij zag onmiddellijk het verschil tussen de christenheid en de bijbelse leer van Jehovah’s Getuigen. Al gauw werd zij zelf een zeer actieve Getuige. Zij maakte snel vorderingen en bleek zeer ijverig in de van-huis-tot-huisprediking en het leiden van bijbelstudies, en dit alles in de Chinese taal.
In het begin van de jaren ’50 woonden wel 175 personen vergaderingen in Sjanghai bij, hoewel de activiteit van Jehovah’s Getuigen aan bepaalde beperkingen onderworpen was. Toen werd Nancy Yuen in 1956 gearresteerd en door de autoriteiten gevangen gezet. Toen de broeders King en Jones informeerden hoe het met haar ging, werden zij bars afgewezen met de woorden: „Dit is een kwestie die ons als Chinezen aangaat. Bemoeit u zich met uw eigen zaken.” Twee jaar later werden de broeders King en Jones zelf gearresteerd en zij brachten respectievelijk vijf en zeven jaar in Chinese gevangenissen door alvorens zij werden vrijgelaten en het land werden uitgezet.
Maar hoe ging het met Nancy Yuen? Wij geloven dat u de nu volgende geschiedenis omtrent haar boeiend en interessant zult vinden.