Vrij! — Na 20 jaar gevangenschap
Zoals verteld door Nancy Yuen
Een Ontwaakt!-correspondent in Hong Kong schrijft:
Onze familie op het bijkantoor van het Wachttoren Bijbel en Traktaatgenootschap in Hong Kong is gewend bezoekers uit het buitenland te ontvangen. Maar donderdag 15 februari 1979 was een zeer speciale gelegenheid. Onze gast was Nancy Yuen, een getrouwe getuige van Jehovah die net uit China was gekomen na 20 jaar gevangenschap. „Ik ben zo gelukkig bij jullie te zijn. Ik heb mijn familie gevonden”, zei ze.
Wij allen hadden over Nancy Yuen en haar reputatie van getrouwheid gehoord, maar nu was zij persoonlijk bij ons en konden wij haar geschiedenis uit de eerste hand horen. Zij begon haar verhaal door ons helemaal mee terug te nemen naar het jaar 1949. Dit vertelde zij ons:
ONGEVEER 30 jaar geleden bezocht Stanley Jones, een zendeling van het Wachttorengenootschap, voor het eerst ons huis in Sjanghai (China). Ik was toen getrouwd en had twee kinderen. De boodschap die hij bracht over Jehovah God en Zijn voornemen met de mensheid, interesseerde mij zeer.
Ik werd in 1950 gedoopt en bleef ijverig studeren om mijn kennis en inzicht te doen toenemen. Ik ben zo blij dat ik mijn christelijke verantwoordelijkheden die eerste jaren erg serieus nam, want had ik dat niet gedaan, dan zou ik de beproevingen die vóór mij lagen, nooit hebben kunnen doorstaan.
Tegen het jaar 1954 had ik vier jonge kinderen en had ik ook een actief aandeel aan het verkondigen van het goede nieuws van Jehovah’s koninkrijk. Tegen het begin van 1956 had de communistische regering Sjanghai stevig in haar macht. Wij begonnen waarschuwingen te krijgen onze prediking stop te zetten en onze activiteit tot de Koninkrijkszaal te beperken. Ik was echter van mening dat ik onze door God gegeven opdracht om te prediken ten uitvoer moest brengen, dus bleef ik van deur tot deur gaan.
Ik werd herhaaldelijk gearresteerd en vastgehouden voor ondervraging, waarbij ik soms vijf uur en soms wel tot drie dagen gevangen werd gehouden. Intussen vroeg ik, omdat mijn man in 1953 naar Hong Kong was verhuisd, toestemming mij daar bij hem te voegen. De autoriteiten zeiden dat zij mij een uitreisvergunning zouden geven op voorwaarde dat ik met prediken zou ophouden. Ik weigerde ermee op te houden en bijgevolg kreeg ik de vergunning nooit.
De communistische functionarissen werden geprikkeld door mijn vastberadenheid te blijven prediken. Tijdens een van de ondervragingen werd mij gezegd dat ik wel een van de meest halsstarrige personen in heel China was. Ten slotte werd ik eind 1956, na zesmaal wegens de prediking te zijn gearresteerd, opnieuw gevangen gezet toen een huisbewoner de autoriteiten ervan in kennis stelde dat ik van huis tot huis predikte. Daarna werd ik niet meer vrijgelaten.
DE GEVANGENSCHAP BEGINT
Ik was in een gelukkig gezin opgegroeid en had zelf een jong gezin. Nu werd ik van hen allen gescheiden en zat met geboeide handen in een donkere cel. Ik barstte in tranen uit. Ik voelde me zo zwak en hulpeloos! Er scheen geen uitweg te zijn. Al heel gauw kwamen mij bijbelse gedachten in de geest over het feit dat Jehovah „de God van alle vertroosting” is, die zijn dienstknechten kracht geeft (2 Kor. 1:3, 4). Toen wendde ik mij tot hem in een vurig gebed.
Vanaf die tijd sprak ik geregeld met Jehovah in gebed en voelde ik me iedere dag sterker en sterker worden. Omdat de bewakers merkten dat ik met mijn handen vóór mij bad, vooral bij de maaltijden, werden mijn armen drie dagen lang op mijn rug gebonden, met handboeien boven de ellebogen, totdat mijn armen en handen erg gezwollen waren. Dit weerhield mij er natuurlijk niet van te bidden. Maar tot op deze dag zijn de sporen ervan boven mijn ellebogen nog te zien.
Ik bracht vier jaar in gevangenschap door, gedurende welke tijd ik voortdurend werd ondervraagd. Zij wilden dat ik de twee zendelingen zou verraden en zou zeggen dat het Wachttoren Bijbel en Traktaatgenootschap een werktuig van het imperialisme was. Dit deed ik niet. Ik gebruikte deze gelegenheden om de functionarissen getuigenis te geven en hun te vertellen wat Gods Woord te zeggen had. Eén functionaris maakte de opmerking dat hij met alle verschillende religieuze groepen te maken had gehad en dat ze alle een compromis hadden gesloten. Maar hij bewonderde mijn moed en ijver. Hij zei: „Het is erg jammer dat u niet tot het communisme werd bekeerd voordat u tot het christendom werd bekeerd, want onze partij heeft mensen met een werkelijke overtuiging zoals u nodig.” In 1960 werd ik tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld, terwijl het vonnis inging vanaf mijn gevangenzetting in 1956.
In 1961 werd ik naar een werkkamp op het platteland overgeplaatst en daar had ik gelegenheden het „goede nieuws” met medegevangenen te delen. Ik hield nooit op met mijn predikingswerk en naarmate de tijd verstreek, werd ik vrijmoediger. Bij één gelegenheid predikte ik tot een groep van 12 personen, die aandachtig luisterden. Dit bleef niet onopgemerkt. Ik werd toen 19 dagen in de provinciale gevangenis gezet en er werden nog eens twee jaar aan mijn oorspronkelijke straf toegevoegd. Die 12 jaar gingen snel voorbij.
VRIJLATING EN TERUG NAAR DE GEVANGENIS
In 1968 werd ik vrijgelaten uit het werkkamp, hoewel mijn bewegingsvrijheid beperkt was. Ik was nu in staat te werken en ontving een loon van nog geen $10 (ƒ 20) per maand. Gedurende deze tijd stond men mij toe van de ene werkgroep naar de andere over te gaan en mijn moeder verhuisde naar hetzelfde district om bij mij in de buurt te zijn.
Daar men mij de vrijheid had gegeven om van plaats naar plaats te gaan, ondernam ik een reis die mij naar een aantal steden bracht, waaronder Antsjing, Hangtsjow, Nanking en Sjanghai. Ik bezocht vrienden en verwanten en deelde de Koninkrijkswaarheden die ik wist, met hen en met al hun kennissen aan wie zij mij voorstelden. Er ging bijna een jaar voorbij en opnieuw vroeg ik toestemming om China te verlaten en me bij mijn man in Hong Kong te voegen. Om de vergunning te krijgen, werd mij gevraagd terug te gaan naar het district Tsjinsang, waar ik had gewerkt en waar mijn moeder woonde. Voordat ik Tsjinsang bereikte, werd ik echter gearresteerd, meegenomen naar een politiebureau en 10 dagen gevangen gehouden. De politie ondervroeg twee gezinnen tot wie ik had gepredikt. Het gevolg was dat ik werd teruggezonden naar Tsjinsang en na twee jaar vrij te zijn geweest, weer gevangen werd gezet.
OPENBARE RECHTSZITTING
Opnieuw werd ik voortdurend ondervraagd. De commissaris van politie noemde mij halsstarrig en vertelde mij dat ik beter al mijn „misdaden” kon bekennen, anders zou het slecht met mij aflopen. Ik vertelde hem alles wat ik in de loop van mijn gesprekken met anderen had gezegd en deed dit op zo’n manier dat ik hem een goed getuigenis over Gods koninkrijk en Zijn komende nieuwe samenstel van dingen gaf. Ik maakte de commissaris van politie duidelijk dat alle regeringen plaats moeten maken voor Gods koninkrijk (Dan. 2:44). Van dit alles werden zorgvuldige notities gemaakt.
Vervolgens liet men mij met negen mannelijke gevangenen door de straten marcheren. Hun overtredingen varieerden van diefstal tot moord en verkrachting. Een ieder van ons had een bord voor zich waarop onze misdaden stonden opgesomd. Vervolgens las de commissaris van politie op het grote plein van een school in tegenwoordigheid van zo’n duizend mensen mijn „misdaden” over de geluidsinstallatie voor. Hij las alles voor wat ik had gezegd. Ik was blij te zien dat hij in feite aan meer mensen in die stad getuigenis had kunnen geven dan ik.
Later vernam ik dat bij navorsingen naar mijn predikingsactiviteit meer dan 100 personen in negen verschillende provincies betrokken waren geweest. Een lagere functionaris had gezegd dat ik een zeer halsstarrig persoon was, dat ik onverbeterlijk was en daarom terechtgesteld diende te worden. Maar een veel hogere functionaris stemde daar niet mee in en ik werd voor de tweede maal veroordeeld, nu tot 20 jaar gevangenisstraf.
Gedurende de volgende vier jaar verliep iedere dag hetzelfde. ’s Morgens vroeg mocht ik mijn cel uit om wat kleren te wassen en te baden, dan werd ik tot de avond weer naar mijn cel teruggebracht, waarna ik er weer even uit mocht om mijn was binnen te halen. Vervolgens werd ik voor de nacht in mijn cel opgesloten.
Op 1 november 1978 kwam het bericht dat ik toestemming zou krijgen om China te verlaten en me bij mijn man in Hong Kong te voegen. Zo gebeurde het dat eind januari 1979 mijn man en ik en onze vier kinderen voor het eerst in 26 jaar weer als gezin bij elkaar waren!
JEHOVAH HEEFT MIJ GESCHRAAGD
Het leven in de gevangenis en in het werkkamp was erg sober, hoewel ik altijd voldoende voedsel en kleding had. Het voedsel bestond voornamelijk uit rijst en groenten, met ongeveer viermaal per jaar wat vlees. Het was een gezond dieet en ik was in staat fit en in goede conditie te blijven. Ik hield mijn geest actief bezig door mij schriftplaatsen en bijbelse waarheden te binnen te roepen die ik de eerste jaren had geleerd. Ik zocht altijd naar gelegenheden om mijn hoop met anderen te delen en dit stelde mij in staat druk bezig en gelukkig te blijven.
Bij al mijn beproevingen voelde ik mij nooit verlaten. Ik bad geregeld om leiding zodat ik altijd het juiste zou doen. Ik bad om kracht en moed om staande te blijven. Nadat ik had gebeden, voelde ik mij er altijd opnieuw van verzekerd dat ik geen vergissing had begaan en dat de loopbaan die ik koos, de juiste was. Ik kan naar waarheid zeggen dat het gebed mij heeft geholpen dicht tot Jehovah te naderen, zo dicht dat ik soms dacht dat ik hem bijna kon zien. Vele malen riep ik mij de verzekering in Jesaja 66:2 te binnen dat God ziet „op de ellendige en de verslagene van geest”. Dit vormde altijd een bron van kracht en grote troost voor mij.
Toen Nancy Yuen werd gevraagd of zij de constante ondervraging door functionarissen en door de politie moeilijk te verdragen vond, antwoordde zij:
In het begin moest ik er even aan wennen, maar nadat ik mijn denkwijze aan de situatie had aangepast, viel het wel mee. Het is erg belangrijk de juiste kijk op de dingen te krijgen. Al heel vroeg tijdens mijn gevangenschap herinnerde ik mij de woorden van Jezus die staan opgetekend in Lukas 21:14, 15: „Neemt u . . . in uw hart voor niet van tevoren te repeteren hoe gij uw verdediging zult voeren, want ik zal u een mond en wijsheid geven, die al uw tegenstanders te zamen niet zullen kunnen weerstaan noch tegenspreken.” Ik leerde dus me nooit zorgen te maken over de ondervragingen. Ik beschouwde ze als gelegenheden om de functionarissen getuigenis te geven. Ik had hun altijd iets te vertellen over Jehovah God en zijn voornemen met de mensheid, en altijd scheen de juiste schriftplaats voor die gelegenheid in mijn gedachten op te komen.
Hoe denkt zij, wanneer zij nu terugblikt, over de 20 jaar die zij in gevangenschap heeft doorgebracht? Zij zegt:
Het was allemaal de moeite waard en ik ben mijn God, Jehovah, dankbaar voor de gelegenheid die ik had om mijn liefde en toewijding jegens hem te tonen. Zoals staat opgetekend in Matthéüs 13:45, 46, vergeleek Jezus het Koninkrijk met een reizende koopman die op zoek was naar zeer mooie parels. Toen hij één parel van grote waarde had gevonden, verkocht hij alles wat hij had en kocht ze. Om loyaal aan mijn God te zijn, moest ik alles opgeven, zelfs mijn kleine kinderen. Jehovah heeft mij in geen enkel opzicht in de steek gelaten. Hij heeft mij geschraagd en heeft op zijn eigen wonderbaarlijke manier voor mijn gezin gezorgd.
Op de vraag of zij nog een goede raad voor haar medechristenen had, antwoordde Nancy Yuen bedachtzaam:
Wees nooit bezorgd of bevreesd voor beproevingen die over u kunnen komen. Wij allen dienen op de een of andere manier beproevingen te verwachten. Ze zijn goed voor ons. Ze oefenen en louteren ons en tonen wat voor soort van christenen wij in werkelijkheid zijn. Beproevingen geven te kennen hoe sterk ons geloof werkelijk is en waar het versterkt kan worden. Als gevolg van mijn beproevingen voel ik mij nu veel sterker in het geloof. Wees dus nooit bevreesd. Bij vele gelegenheden putte ik grote troost uit de woorden van de apostel Petrus om ’al uw bezorgdheid op Jehovah te werpen, want hij zorgt voor u’ (1 Petr. 5:6, 7). U kunt hetzelfde doen.
Het voorbeeld van volharding en loyaliteit van deze toegewijde zuster is zowel aanmoedigend als geloofversterkend. Meer dan twee decennia lang hebben Jehovah’s Getuigen over de hele wereld voor hun geliefde broeders en zusters in China gebeden. Nu vernemen wij uit de eerste hand hoe hij hen tot op dit ogenblik liefdevol heeft verzorgd en geschraagd.
Nancy Yuen bezocht het bijkantoor van het Wachttorengenootschap in Hong Kong op 15 februari 1979, woonde op 16 februari haar eerste christelijke vergadering in 22 jaar bij en had op 17 februari met haar broeders weer een aandeel aan het van huis tot huis bekendmaken van Gods koninkrijk. Wij worden ertoe bewogen Jehovah te danken voor zulke hedendaagse voorbeelden van getrouwheid die alle ware christenen ertoe aanmoedigen loyaal te blijven aan hun God, Jehovah.
[Illustratie van Nancy Yuen op blz. 4]