Wanneer woede oplaait
IN DE stad New York (VS) schoot „een ’Kew Gardens’-man, die woedend was op zijn buren omdat zij luide muziek speelden, vier mensen dood, waarna hij zichzelf van het leven beroofde”. Aan de andere kant van de wereld, in Osaka (Japan), „werd een chauffeur met een pistool doodgeschoten toen hij claxonneerde omdat een auto vlak voor hem stopte”.
Naar alle waarschijnlijkheid hebt u zich nooit in die mate laten gaan. En u zult zo’n tragedie vanzelfsprekend willen vermijden. Kunt u echter zeggen dat u altijd uw geest beheerst? Dient u hier moeite voor te doen? Is het eigenlijk wel mogelijk hier iets aan te doen?
MEER DAN ONZE KALMTE BEWAREN
De bijbel moedigt ons er duidelijk toe aan onze geest te beheersen. Wij lezen: „Hij die langzaam tot toorn is, is beter dan een sterke man, en hij die zijn geest beheerst, dan wie een stad inneemt” (Spr. 16:32). De bijbel veroordeelt ook verlies van zelfbeheersing door te zeggen: „Als een opengebroken stad, zonder muur, is de man die zijn geest niet in bedwang heeft” (Spr. 25:28). Wat is er echter bij het beheersen van onze geest betrokken?
Onze geest beheersen, houdt duidelijk meer in dan alleen maar onze kalmte te bewaren. De bijbel gebruikt het woord „geest” vaak als een aanduiding van onze belangrijkste karaktereigenschappen, onze motieven en gezindheid. Dit is het geval in de bijbelse uitdrukkingen „geest van zachtaardigheid”, „stille en zachtaardige geest”, „getrouw van geest” en „hoogmoedige geest”. — 1 Kor. 4:21; 1 Petr. 3:4; Spr. 11:13; 16:18.
Kan er bijvoorbeeld van iemand die haat koestert in zijn hart maar die zich, doordat hij de kans niet krijgt, ervan weerhoudt een moord te plegen, werkelijk worden gezegd dat hij zijn geest beheerst? Is haat in orde zolang wij deze in bedwang houden? Jezus antwoordt: Neen! Hoewel Jezus moord veroordeelt, houden zijn woorden ook een veroordeling in van de haatdragende geest die ertoe kan leiden. — Zie Matthéüs 5:21, 22.
Soms zal het ons misschien lukken onze mond te houden en onze kalmte te bewaren en zonder een woord te zeggen, weg te lopen wanneer er een onaangename situatie is ontstaan. Maar als wij verscheidene dagen of zelfs weken later nog steeds over het voorval broeden en er overstuur van raken, geeft dit dan niet te kennen dat wij onze geest niet echt beheersen? Beheerst iemand werkelijk zijn geest wanneer hij zegt: „Ik kan het vergeven maar zal het nooit kunnen vergeten”? En wat valt er te zeggen over iemand die zich weliswaar niet kwaad maakt, maar die gemelijk en nors wordt en niet wil praten met degenen van wie hij vindt dat zij hem hebben gekwetst?
Wij kunnen gevoelens van frustratie of afgunst die in ons hart opkomen, niet negeren of ons er eenvoudig van afmaken door ze „normaal” te vinden. Deze gevoelens zijn onze ware „geest” of overheersende persoonlijkheid. Indien wij God willen behagen, zullen wij deze innerlijke emoties moeten beheersen.
Ten einde de schadelijke uitwerking van onbeheerste innerlijke emoties te tonen, zei Jezus Christus: „Uit het hart komen . . . goddeloze overleggingen, moord, overspel, hoererij, diefstal, valse getuigenissen en lasteringen voort.” Hij vervolgde met de woorden: „Die dingen verontreinigen de mens” (Matth. 15:19, 20). Ja, onze geest beheersen, betekent dat wij ons „hart” — dat wil zeggen, niets minder dan onze geesteshouding en beweegredenen — moeten beheersen.
Het is dus niet voldoende om ons alleen maar in te houden wanneer wij worden getergd. Willen wij God behagen, dan moeten wij werkelijk onze geest beheersen. Maar hoe?