Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w82 1/4 blz. 10-14
  • „Heer, open de ogen van de koning van Engeland”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „Heer, open de ogen van de koning van Engeland”
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1982
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • TYNDALES VROEGE LEVEN
  • ZIJN VERTALING ONTMOET TEGENSTAND
  • DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN
  • VERRAAD, BERECHTING EN DOOD
  • ZIJN GEBED VERHOORD
  • ZIJN UW OGEN GEOPEND?
  • William Tyndale — Een man met visie
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1995
  • William Tyndales bijbel voor het volk
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
  • Hoe de bijbel tot ons is gekomen — Deel 2
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1997
  • Tyndale, William
    Verklarende woordenlijst
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1982
w82 1/4 blz. 10-14

„Heer, open de ogen van de koning van Engeland”

HIJ werd in augustus 1536 als een ketter veroordeeld. Maar pas in oktober van dat jaar werd hij naar de brandstapel gebracht. Vlak voordat hij werd gewurgd en zijn lichaam werd verbrand, waren zijn laatste, met luide stem uitgesproken woorden: „Heer, open de ogen van de koning van Engeland.”

De man was William Tyndale. Waarom werd hij als een ketter veroordeeld en werd zijn lichaam op de brandstapel verbrand? Wat had de koning van Engeland niet ingezien? En zouden wij een waardevolle les kunnen leren uit wat er met Tyndale gebeurde? Laten wij voor het verkrijgen van de antwoorden eerst Tyndales achtergrond beschouwen.

TYNDALES VROEGE LEVEN

Tyndale werd omstreeks 1494 in Gloucestershire, Engeland, geboren. Hij ging studeren aan de Oxford Universiteit, waar hij in 1515 zijn doctorsgraad in de letteren behaalde. Kort daarna bracht hij enige tijd aan de Universiteit van Cambridge door.

In 1522 was Tyndale weer terug in Gloucestershire en was hij de particuliere onderwijzer van de kinderen van Sir John Walsh geworden. Aangezien hij ter ondersteuning van zijn ideeën de Schrift gebruikte, kwam hij al gauw in conflict met de vooraanstaande katholieke geestelijken en doctoren die de landheer bezochten. Lady Walsh maakte zich zorgen en vroeg hem waarom ’wij u zouden geloven boven hen, die zulke grote, geleerde en begiftigde mannen zijn’.

Hierop besloot Tyndale Enchiridion militis christiani (Handboek van de christen-strijder), een werk van de hand van de geleerde Desiderius Erasmus, in het Engels te vertalen. Hierin werden vele van de overheersende religieuze praktijken en leringen veroordeeld. Erasmus schreef bijvoorbeeld: „Het is voor mij altijd een bron van verbazing dat pausen en bisschoppen zo onbescheiden zijn om heer en meester genoemd te willen worden terwijl Christus Zijn discipelen verbood zich aldus te laten noemen. . . . De uitdrukkingen apostel, herder, bisschop, zijn uitdrukkingen die betrekking hebben op functie of dienst, niet op heerschappij of bestuur.” Erasmus moedigde in dit werk ook tot meer bijbelstudie aan.

Het duurde niet lang of Tyndales woedende tegenstanders beschuldigden hem van ketterij. Hoewel hij besefte in welk gevaar hij verkeerde, raakte hij er steeds meer van overtuigd dat hij onwetendheid alleen kon uitbannen door de bijbel in de Engelse landstaal van zijn tijd te vertalen, waardoor het gewone volk in staat werd gesteld hem te lezen.

Hij was al gauw opnieuw in een discussie gewikkeld met een geestelijke, die uiteindelijk zei: „Wij zouden het beter zonder de wet van God kunnen stellen dan zonder die van de paus.” Hierdoor geschokt antwoordde Tyndale: „Ik trotseer de paus en al zijn wetten. . . . Indien God mijn leven spaart, zal ik, binnen niet vele jaren, maken dat een jongen die achter de ploeg loopt, beter met de Schrift op de hoogte is dan gij.” Tyndale zou zijn woord gestand doen. Vastbesloten de bijbel begrijpelijk te maken voor „een jongen die achter de ploeg loopt”, vertrok hij in 1523 naar Londen om de katholieke bisschop Cuthbert Tunstall op te zoeken, aangezien hij in de mening verkeerde dat deze vriend van Erasmus hem zou helpen.

ZIJN VERTALING ONTMOET TEGENSTAND

Tunstall riskeerde het echter niet hulp te bieden bij een onderneming die zozeer door de Kerk werd ontmoedigd. Tyndale won echter de vriendschap van een rijke koopman, Humphrey Monmouth, bij wie hij enkele maanden bleef wonen. Zich bewust van de toenemende gevaren waarmee hij werd geconfronteerd, kwam Tyndale al gauw tot de conclusie dat er „niet alleen in het paleis van mijn heer van Londen geen plaats [was] om het Nieuwe Testament te vertalen, maar dat er zelfs in geheel Engeland geen plaats was waar dit gedaan kon worden”. Met assistentie van Monmouth voer Tyndale daarom in 1524 naar Duitsland. Daar begon hij de christelijke Griekse Geschriften (gewoonlijk het Nieuwe Testament genoemd) te vertalen, niet uit het Latijn, zoals de bijbelvertaler John Wycliffe had gedaan, maar uit het oorspronkelijke Grieks.

Hoewel er onder strikte geheimhouding met het drukken van de bijbel werd begonnen, werd dit spoedig ontdekt door Johann Dobneck (Cochlaeus), die wel is beschreven als „de kwaadaardigste vijand van het in welke landstaal maar ook vertaalde Woord van God, die ooit heeft geleefd”. Dobneck tipte de autoriteiten en Tyndale moest met de tien of meer vellen die toen klaar waren, naar de stad Worms vluchten. In 1526 werd een uitgave van op zijn minst drieduizend exemplaren van zijn vertaling op succesvolle wijze voltooid. Deze exemplaren werden Engeland binnengesmokkeld en aan handelaren verkocht die als ’Nieuwtestamenters’ bekendstonden. De risico’s die erbij waren betrokken wanneer men ze kocht, werden groter toen bisschop Tunstall en andere geestelijken jacht gingen maken op exemplaren om ze bij St. Paul’s Cross in Londen te verbranden.

In 1527 ontdekte William Warham, aartsbisschop van Canterbury, een manier om Tyndales vertaling op te kopen voordat deze de mensen bereikte. Tunstall begon een soortgelijke werkwijze te volgen, en op deze manier werden veel exemplaren vernietigd. Maar wat was het werkelijke resultaat? „Ik zal geld ontvangen waardoor ik uit de schulden kom. Bovendien zal de gehele wereld luid protesteren tegen het verbranden van Gods Woord, en het geld dat ik overhoud, zal mij ertoe brengen mij des te meer te beijveren om het genoemde Nieuwe Testament te corrigeren”, verklaarde Tyndale. Hij kreeg op deze manier uiteindelijk geld in handen waarmee hij meer exemplaren kon drukken en aan een herziening kon werken. Niets wat de geestelijken deden, kon de verbreiding van het Woord van God tegenhouden!

Maar hoe kwam het dat de ogen van de geestelijken en zelfs van de koning van Engeland, Hendrik VIII, gesloten waren voor een vertaling in de landstaal, zoals die van Tyndale? Welnu, de vermaarde katholieke geleerde Erasmus opperde het volgende als een van de oorzaken: „Op veel plaatsen in de heilige boeken worden de ondeugden van zieleherders en vorsten gelaakt, en als de mensen ze zouden lezen, zouden zij gaan murmureren over degenen die over hen zijn aangesteld.” Hun bedenkingen waren echter niet alleen gericht tegen het idee van een vertaling in de landstaal. De koning was gekant tegen de „verderfelijke glossen”, de kanttekeningen, in Tyndales vertaling. Ook de geestelijken hadden bezwaar tegen de kanttekeningen, die zij als ondermijnend beschouwden voor het katholieke geloof. Niettemin verhinderde hun tegenstand dat de ogen van het gewone volk voor de waarheid van Gods Woord werden geopend.

Tyndale deed in zijn vertaling zijn woord gestand door uitdrukkingen te gebruiken die „een jongen die achter de ploeg loopt” kon begrijpen: „ouderling” of „oudste” in plaats van „priester”, „gemeente” in plaats van „kerk”, „liefde” in plaats van „charitas”, „berouw” in plaats van „penitentie”. Het gebruik van zulke woorden in plaats van oude kerkelijke termen was echter ketters in de ogen van orthodoxe katholieken als Sir Thomas More.

Ondertussen schreef Tyndale een aantal andere ’antiklerikale’ publikaties. In zijn Obedience of a Christian Man (gehoorzaamheid van een christelijke man) betwistte hij bijvoorbeeld de autoriteit van de paus, veroordeelde hij de rijkdom van de geestelijken en stelde hij andere misbruiken en verkeerde praktijken aan de kaak. Hij zei hierin het volgende ter verdediging van een vertaling van de Schrift in de Engelse landstaal: „Zij zeggen dat ze niet in onze taal vertaald kan worden, aangezien ze zo grof is. Ze is niet zo grof als zij gemene leugenaars zijn. . . . Dat het leken onder bedreigingen wordt verboden om de Schrift te lezen, spruit niet voort uit liefde voor uw ziel . . . aangezien zij u toestaan . . . Robin Hood te lezen, . . . en fabels vol liefde en wellust . . . zo smerig als het hart maar kan bedenken, om de geest van jongeren te verderven.”

Men begon Tyndale dus als een ketter te beschouwen en zijn vertaling van de christelijke Griekse Geschriften als een ketterse publikatie.

DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN

Tyndale had ook Hebreeuws geleerd, en zodra hij hiertoe in staat was, begon hij de Hebreeuwse Geschriften in het Engels te vertalen. Hij begon met de vertaling van de Pentateuch en ging per schip van Antwerpen naar Hamburg om dit schriftgedeelte daar te laten drukken. Maar hij leed schipbreuk voor de Nederlandse kust, waarbij al zijn boeken en geschriften verloren gingen. Toen hij ten slotte in 1529 Hamburg bereikte, ontmoette hij een oude kennis, Miles Coverdale, die hem hielp de gehele Pentateuch te vertalen. Deze werd ten slotte in 1530 gedrukt. De geestelijken en de koning zouden hun ogen echter nog steviger dichtknijpen voor deze vertaling!

Tyndales kanttekeningen bij de Pentateuch waren zelfs nog provocerender dan zijn kanttekeningen bij de christelijke Griekse Geschriften. Hij greep de gelegenheid aan om te beklemtonen wat naar zijn mening een tegenstrijdigheid was tussen sommige kerkelijke praktijken en Gods wetten. Merk de volgende voorbeelden op: Numeri 23:8, „’Hoe zal ik vervloeken die God niet vervloekt heeft’ [marge: De paus kan zeggen hoe]”; Deuteronomium 23:18, „’Breng noch het loon van een hoer, noch de waarde van een hond in het huis van de Heere uw God’ [marge: De paus zal niettemin schatting heffen en bisschoppen en abten kunnen zich geen betere pachters wensen]”; Deuteronomium 11:19, „’Spreekt (mijn woorden) tot hen als gij in uw huis zit’ [marge: spreekt over Robin Hood zeggen onze prelaten]”.

De verspreiding van bijbels en Tyndales en Luthers geschriften nam in Engeland zulke vormen aan dat koning Hendrik VIII er in mei 1530 toe werd gebracht een vergadering van ongeveer dertig bisschoppen en vooraanstaande geestelijken, met inbegrip van bisschop Tunstall, bijeen te roepen. Als gevolg hiervan werd een veroordeling van deze geschriften in de proclamatie van de koning opgenomen. Ze werden beschreven als „godslasterlijke en verderfelijke Engelse boeken” die het geloof verdraaiden en tot opstand aanzetten.

Vanaf die tijd werden niet slechts boeken verbrand. In de volgende twee jaar werden tien „ketters” op de brandstapel verbrand, van wie sommigen bekenden waren van Tyndale. Anderen gaven toe zijn boeken te bezitten, bekenden openlijk hun ’dwaling’ en werden beboet.

Tegen 1533 was Tyndale terug in Antwerpen. Hij herzag aldaar zijn uitgave van de christelijke Griekse Geschriften en werkte aan een verder gedeelte van de Hebreeuwse Geschriften, waarna hij het deel Jozua tot en met 2 Kronieken in handschriftvorm voltooide.

VERRAAD, BERECHTING EN DOOD

Er waren vanuit Engeland veel pogingen gedaan om Tyndale op te sporen en te arresteren, maar dit alles was tevergeefs tot mei 1535. Toen Tyndale met kooplieden in Antwerpen dineerde, leerde hij Henry Phillips kennen. Zich van geen gevaar bewust, nodigde Tyndale hem bij zich uit in het huis waar hij verbleef, hoewel zijn gastheer, Thomas Poyntz, duidelijk achterdochtig was. Na Tyndales vertrouwen gewonnen te hebben, lichtte Phillips de autoriteiten in. Het was echter niet verstandig Tyndale bij hem thuis te arresteren. Daarom nodigde Phillips hem uit om als zijn gast een maaltijd bij hem te komen gebruiken. Zij verlieten gezamenlijk het huis en gingen door een nauwe doorgang, waarbij Phillips achter Tyndale liep. Toen zij te voorschijn kwamen, werd Tyndale aangewezen en door de ambtenaren gegrepen en gearresteerd.

Tyndale werd in kasteel Vilvoorde, ruim negen en een halve kilometer van Brussel vandaan, gevangengezet, en hij bleef er een jaar en vier maanden. Zijn verhoor door een speciale commissie stelde hem in de gelegenheid getuigenis af te leggen van zijn geloof, op overvloedige wijze gesteund door de Schrift. Er volgde een lang dispuut met theologen van de nabijgelegen katholieke Universiteit van Leuven. Hij werd ten slotte als een ketter veroordeeld, en vlak voordat hij werd gewurgd en verbrand, uitte hij de woorden: „Heer, open de ogen van de koning van Engeland.”

ZIJN GEBED VERHOORD

Tyndale heeft nooit geweten hoe snel zijn laatste gebed verhoord zou worden en de bijbel in de handen van het gewone volk gelegd zou worden zodat iedereen hem zou kunnen lezen. Toen zouden ook de ogen van veel mensen geopend worden voor de erin vervatte waarheden.

Een jaar vóór Tyndales dood werd de eerste volledige gedrukte Engelse bijbel, die ten dele op Tyndales werk was gebaseerd, door Miles Coverdale uitgegeven. Op de titelpagina bevindt zich een houtgravure van de Duitse schilder Hans Holbein, waarin de naam Jehovah in de vorm van het Hebreeuwse tetragram voorkomt. Tyndale heeft als eerste de naam „Jehovah” in de Engelse taal geïntroduceerd, en wel in zijn vertaling van de Pentateuch in Exodus 6:3.

In 1537 werd een verdere herziening door John Rogers, die de naam Thomas Matthew gebruikte (waardoor deze herziening als Matthew’s Bible bekendstaat), aan koning Hendrik VIII aangeboden en koninklijk goedgekeurd. Maar ironisch genoeg was deze bijbel voornamelijk Tyndales vertaling, terwijl tot en met Twee Kronieken zelfs zijn manuscript werd gebruikt. Aan het einde van Maleachi verschenen zijn initialen, „W.T.” „Aldus werd [aartsbisschop] Cranmer ertoe gebracht collectief gepubliceerde en pseudoniem uitgegeven vertalingen goed te keuren die, toen ze afzonderlijk verschenen, door een speciaal bijeengeroepen college waren veroordeeld: aldus schonk de koning zijn goedkeuring aan werken die hij in zijn vroegere officiële bekendmakingen had veroordeeld.” — History of the Church of England, door R. W. Dixon, Deel 1, blz. 521.

Een jaar later werd er door Thomas Cromwell, vicaris-generaal, een uitdrukkelijk bevel uitgevaardigd waarin de geestelijken werd opgedragen ervoor te zorgen dat in elke kerk ten gerieve van parochianen één bijbel van het grootste formaat, stevig aan een ketting bevestigd, voorhanden zou zijn, terwijl zij ’elke persoon er bewust toe moesten brengen, aansporen en aanmoedigen dezelve te lezen, als zijnde het levende Woord van God’. Hier werd in zulk een mate door het volk op gereageerd dat er in 1539 opnieuw een proclamatie uitgevaardigd moest worden om de mensen ervan te weerhouden de bijbel hardop in de Kerk te lezen terwijl er een dienst aan de gang was. De geestelijken hadden klaarblijkelijk tot hun ontsteltenis bemerkt dat hun preken werden genegeerd terwijl velen er de voorkeur aan gaven gezamenlijk naar het voorlezen van de bijbel te luisteren!

ZIJN UW OGEN GEOPEND?

Voor zover het erom ging de bijbel beschikbaar te stellen zodat het gewone volk hem kon lezen, werd Tyndales laatste gebed, vlak voor zijn dood, verhoord. Maar hoe is de situatie in deze tijd?

’Ik heb een bijbel’, zullen velen zeggen. Maar is dat alles wat ervoor nodig is om de ogen geopend te krijgen? „Zij hebben ogen, maar zij kunnen niet zien”, zei God betreffende zijn volk in het oude Juda, dat ontrouw was geworden (Jer. 5:21). „Zien” kan dus betrekking hebben op het figuurlijke gezichtsvermogen, op geestelijk waarnemingsvermogen. Hoewel het waar is dat talloze miljoenen mensen een bijbel in huis hebben, bevindt deze zich in vele gevallen op een boekenplank, waar hij alleen maar stoffig wordt. Zou u zeggen dat de ogen van zulke mensen werkelijk zijn geopend, zodat ze de waarheid van de bijbel onderscheiden?

’Maar ik lees mijn bijbel’, zullen sommigen misschien antwoorden. Welnu, betekent het lezen van de bijbel op zich dat uw ogen zijn geopend? Niet noodzakelijkerwijs. Velen die de bijbel lezen, beschouwen hem louter als interessante lectuur. Toch leert de Schrift ons dat de ’ogen van ons hart’ geopend moeten worden (Ef. 1:18). Willen onze ogen werkelijk geopend worden, dan moeten wij datgene wat wij in de bijbel lezen, begrijpen, ter harte nemen en in ons leven toepassen.

Hoe staat het met u? Zijn uw ogen werkelijk geopend? Welnu, bent u ervan overtuigd dat het de moeite waard is te lezen wat er in de bijbel staat en dit in uw leven toe te passen? Indien u hierbij enige hulp zou willen gebruiken, zullen Jehovah’s Getuigen u graag van dienst willen zijn.

Wanneer uw ogen eenmaal zijn geopend, moet u ze open houden. In het bijbelboek Spreuken staat dan ook: „Mijn zoon, schenk toch aandacht aan mijn woorden. Neig tot mijn gezegden uw oor. Mogen ze niet wijken uit uw ogen. Bewaar ze midden in uw hart.” — Spr. 4:20, 21.

[Inzet op blz. 11]

„Indien God mijn leven spaart, zal ik, binnen niet vele jaren, maken dat een jongen die achter de ploeg loopt, beter met de Schrift op de hoogte is dan gij” — TYNDALE

[Illustratie op blz. 10]

WILLIAM TYNDALE

[Illustratie op blz. 12]

Tyndale vertaalt de bijbel

[Illustratie op blz. 13]

De wurging en verbranding van Tyndale

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen