Vragen van lezers
In Romeinen 9:3 schreef de apostel Paulus: „Ik zou wensen zelf vervloekt en van de Christus gescheiden te zijn ten behoeve van mijn broeders, mijn verwanten naar het vlees.” Bedoelde hij dat hij zijn leven zou offeren om medejoden te redden?
Jezus heeft het allesovertreffende voorbeeld van liefde gegeven. Hij was bereid afstand te doen van zijn ziel of leven ten behoeve van de zondige mensheid. Gedurende zijn openbare bediening spande hij zich tot het uiterste in voor zijn landgenoten — de joden — opdat er zo veel mogelijk van hen zouden behoren tot degenen die voordeel zouden trekken van zijn loskoopoffer (Markus 6:30-34). Hun onontvankelijkheid en tegenstand ten aanzien van de boodschap van redding heeft Jezus’ liefdevolle bezorgdheid voor het joodse volk nooit doen verflauwen (Mattheüs 23:37). En hij heeft ’een model nagelaten opdat wij in zijn voetstappen zouden treden’. — 1 Petrus 2:21.
Is het voor onvolmaakte mensen mogelijk Jezus’ voorbeeld van liefde na te volgen? Ja, en dat kunnen wij geïllustreerd zien in de apostel Paulus. Hij was zo bezorgd voor zijn medejoden dat hij uit liefde voor hen zei dat hij zou wensen zelf ter wille van hen „vervloekt en van de Christus gescheiden” te zijn.
Paulus bediende zich hier van een vorm van hyperbool of overdrijving om zijn punt in kwestie duidelijk te maken. Jezus gebruikte een soortgelijke overdrijving in Mattheüs 5:18, toen hij zei dat „hemel en aarde eerder zouden voorbijgaan dan dat ook maar één kleinste letter of één deeltje van een letter uit de Wet voorbijgaat en niet alles geschiedt”. Jezus wist dat hemel en aarde niet zouden voorbijgaan. Ook zou Paulus niet vervloekt worden, noch zouden alle joden het christendom aanvaarden. Maar waar het Paulus om ging, was dat hij vrijwel alles zou doen om de joden te helpen zich Gods middel tot redding door bemiddeling van Jezus Christus ten nutte te maken. Geen wonder dat de apostel medechristenen de aanmoediging kon geven: „Wordt navolgers van mij, zoals ik het ben van Christus.” — 1 Korinthiërs 11:1.
In deze tijd dienen christenen dezelfde bezorgdheid voor ongelovigen te hebben als Jezus en Paulus hadden. Nooit mogen wij onze liefde voor onze naasten en onze ijver om hen te helpen de weg tot redding te leren kennen, laten verflauwen door gebrek aan belangstelling of regelrechte tegenstand van de kant van de mensen in ons predikingsgebied. — Mattheüs 22:39.