Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w97 15/5 blz. 4-8
  • Dient u in reïncarnatie te geloven?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Dient u in reïncarnatie te geloven?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1997
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • De oorsprong en de basis vaststellen
  • Is de ziel onsterfelijk?
  • Waarom lijden mensen?
  • Een vredige toekomst
  • Hoe vaak hebt u geleefd?
    Ontwaakt! 1985
  • Leert Gods Woord reïncarnatie?
    Ontwaakt! 1994
  • Is reïncarnatie een Bijbelse lering?
    Vragen over de Bijbel
  • Hebt u al eens eerder geleefd?
    Ontwaakt! 1975
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1997
w97 15/5 blz. 4-8

Dient u in reïncarnatie te geloven?

DE GRIEKSE filosoof Plato bracht verliefd worden in verband met de reïncarnatiegedachte. Hij geloofde dat de ziel onsterfelijk is en na de dood van het lichaam naar het „rijk van de zuivere ideeën” verhuist. Lichaamloos verblijft ze daar enige tijd om de ideeën te beschouwen. Wanneer de ziel later in een ander lichaam is gereïncarneerd, herinnert ze zich onbewust het rijk der ideeën en hunkert ernaar. Volgens Plato worden mensen verliefd omdat zij in hun geliefde de zuivere schoonheidsidee zien die zij zich vaag herinneren en waarnaar zij zoeken.

De oorsprong en de basis vaststellen

De reïncarnatieleer vereist dat de ziel onsterfelijk is. De oorsprong van reïncarnatie zal dus gezocht moeten worden bij die volken of naties die er een dergelijk geloof op na hielden. Op grond hiervan denken sommigen dat ze haar oorsprong vond in het oude Egypte. Anderen zijn van oordeel dat ze in het oude Babylonië is ontstaan. Om de Babylonische religie meer prestige te verlenen, introduceerde haar priesterschap de leerstelling van de zielsverhuizing. Zo konden zij er aanspraak op maken dat hun religieuze helden reïncarnaties waren van vermaarde, zij het reeds lang voordien gestorven voorouders.

In India kwam het geloof in reïncarnatie echter tot volle bloei. De hindoewijsgeren worstelden met het universele vraagstuk van het bestaan van kwaad en lijden. ’Hoe kan dit in overeenstemming worden gebracht met het denkbeeld van een rechtvaardige Schepper?’, was hun vraag. Zij trachtten de tegenstrijdigheid tussen Gods rechtvaardigheid en de onvoorziene rampen en de ongelijkheid in de wereld op te lossen. Mettertijd bedachten zij „de wet van karman”, de wet van oorzaak en gevolg — ’wat een mens zaait, dat zal hij oogsten’. Zij werkten een gedetailleerde ’balans’ uit, waarbij de verdiensten en fouten in het ene leven worden beloond of bestraft in het volgende.

„Karman” of „karma” betekent eenvoudig „daad”. Van een hindoe wordt gezegd dat hij een goed karman heeft als zijn handelen in overeenstemming is met sociale en religieuze normen, en een slecht karman als dat niet het geval is. Zijn daden, of karman, bepalen zijn toekomst in elke volgende wedergeboorte. „Alle mensen worden geboren met een blauwdruk van hun karakter, die voornamelijk tot stand gekomen is door hun daden in vorige levens, hoewel hun fysieke trekken door erfelijkheid worden bepaald”, zegt filosoof Nikhilananda. „Een mens is [derhalve] architect van zijn eigen lot, de bouwer van zijn eigen bestemming.” Het uiteindelijke doel is echter bevrijd te worden van deze cyclus van zielsverhuizingen en verenigd te worden met brahman — de opperste realiteit. Dit, zo gelooft men, wordt bereikt door te streven naar sociaal aanvaardbaar gedrag en speciale hindoeïstische kennis.

De reïncarnatieleer gebruikt derhalve als haar fundament de leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel en bouwt daarop voort met gebruikmaking van de wet van karman. Laten wij eens zien wat Gods geïnspireerde Woord, de bijbel, over deze ideeën te zeggen heeft.

Is de ziel onsterfelijk?

Laten wij ons, om deze vraag te beantwoorden, tot de hoogste autoriteit over dit onderwerp wenden — het geïnspireerde Woord van de Schepper. In het allereerste boek van de bijbel, Genesis, vernemen wij de nauwkeurige betekenis van „ziel”. Over de schepping van de eerste mens, Adam, zegt de bijbel: „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel” (Genesis 2:7). De ziel is duidelijk niet iets wat een mens heeft maar wat hij is. Het Hebreeuwse woord dat hier voor ziel wordt gebruikt, is neʹfesj. Het komt zo’n 700 maal in de bijbel voor, en het heeft nooit betrekking op een afzonderlijk, ongrijpbaar deel van een mens, maar altijd op iets tastbaars en fysieks. — Job 6:7; Psalm 35:13; 107:9; 119:28.

Wat gebeurt er met de ziel bij de dood? Beschouw eens wat er met Adam gebeurde bij zijn dood. Toen hij zondigde, zei God tegen hem: „Gij [zult] tot de aardbodem [terugkeren], want daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren” (Genesis 3:19). Denk u eens in wat dat betekent. Voordat God Adam uit het stof geschapen had, bestond Adam niet. Na zijn dood keerde hij terug tot dezelfde toestand van niet-bestaan.

Eenvoudig gezegd leert de bijbel dat dood het tegenovergestelde van leven is. In Prediker 9:5, 10 lezen wij: „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust, ook hebben zij geen loon meer, want de gedachtenis aan hen is vergeten. Alles wat uw hand te doen vindt, doe dat met uw kràcht, want er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool, de plaats waarheen gij gaat.”

Dit betekent dat de doden niets kunnen doen of voelen. Zij hebben geen gedachten meer, noch herinneren zij zich iets. De psalmist verklaart: „Stelt uw vertrouwen niet op edelen, noch op de zoon van de aardse mens, aan wie geen redding toebehoort. Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten.” — Psalm 146:3, 4.

De bijbel toont duidelijk aan dat bij de dood de ziel niet naar een ander lichaam doorverhuist, maar dat ze sterft. „De ziel die zondigt, díe zal sterven”, verklaart de bijbel nadrukkelijk (Ezechiël 18:4, 20; Handelingen 3:23; Openbaring 16:3). De leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel — niets meer of minder dan het fundament van de reïncarnatietheorie — vindt dus geen enkele ondersteuning in de bijbel. Zonder dat fundament stort de theorie ineen. Waardoor wordt het lijden dat wij in de wereld zien dan wel verklaard?

Waarom lijden mensen?

De oorzaak die aan het menselijk lijden ten grondslag ligt, is de onvolmaaktheid die wij allen van de zondige Adam hebben geërfd. „Door één mens [is] de zonde de wereld . . . binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus [heeft] de dood zich tot alle mensen . . . uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden”, zegt de bijbel (Romeinen 5:12). Als nakomelingen van Adam zijn wij allemaal onderhevig aan ziekte, ouderdom en de dood. — Psalm 41:1, 3; Filippenzen 2:25-27.

Verder verklaart de onverbiddelijke morele wet van de Schepper: „Wordt niet misleid: God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten; want wie met het oog op zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten” (Galaten 6:7, 8). Zo kan een promiscue levensstijl tot emotionele pijn, ongewenste zwangerschappen en seksueel overdraagbare ziekten leiden. „Het verbazingwekkende aantal van dertig procent van de fatale kankergevallen [in de Verenigde Staten] kan voornamelijk op rekening worden geschreven van het roken, en een zelfde aantal op die van de levenswijze, in het bijzonder eetgewoonten en gebrek aan beweging”, zegt het tijdschrift Scientific American. Sommige rampen die lijden veroorzaken, zijn te wijten aan ’s mensen wanbeheer over de hulpbronnen van de aarde. — Vergelijk Openbaring 11:18.

Ja, de mens heeft inderdaad veel van zijn ellende aan zichzelf te wijten. Aangezien de ziel echter niet onsterfelijk is, kan de wet van ’oogsten wat je zaait’ niet gebruikt worden om menselijk lijden in verband te brengen met karman — daden uit een verondersteld vorig leven. „Wie gestorven is, is van zijn zonde vrijgesproken”, verklaart de bijbel (Romeinen 6:7, 23). De oogst van de zonde wordt dus niet overgedragen op een leven na de dood.

Ook Satan de Duivel veroorzaakt veel lijden. Deze wereld wordt trouwens door Satan beheerst (1 Johannes 5:19). En zoals Jezus Christus voorzei, zouden Zijn discipelen ’ter wille van zijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle mensen’ (Mattheüs 10:22). Als gevolg daarvan worden de rechtvaardigen dikwijls met meer problemen geconfronteerd dan de goddelozen.

In deze wereld doen zich sommige gebeurtenissen voor waarvan de oorzaken niet gemakkelijk te onderkennen zijn. De snelste hardloper kan struikelen en de wedstrijd verliezen. Een machtig leger kan de nederlaag lijden tegen minder sterke troepen. Een wijs man zal misschien geen goede baan kunnen krijgen en daardoor wellicht honger lijden. Mensen met een uitstekend zakelijk inzicht krijgen misschien door omstandigheden niet de gelegenheid hun kennis in praktijk te brengen en komen daardoor in armoede te verkeren. Goed onderlegde mensen kunnen zich de toorn van de autoriteiten op de hals halen en in ongenade vallen. Waarom is dat zo? Omdat ’tijd en onvoorziene gebeurtenissen allen treffen’, antwoordt de wijze koning Salomo. — Prediker 9:11.

Lijden was het lot van de mensheid lang voordat de hindoewijsgeren probeerden te verklaren waarom het bestaat. Maar is er hoop op een betere toekomst? En welke hoop voor de doden biedt de bijbel?

Een vredige toekomst

De Schepper heeft beloofd dat hij binnenkort een einde zal maken aan de huidige wereldmaatschappij die onder Satans heerschappij staat (Spreuken 2:21, 22; Daniël 2:44). Een rechtvaardige nieuwe mensenmaatschappij — „een nieuwe aarde” — zal dan een realiteit zijn (2 Petrus 3:13). In die tijd zal „geen inwoner . . . zeggen: ’Ik ben ziek’” (Jesaja 33:24). Zelfs de smarten van de dood zullen weggedaan worden, want God „zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” — Openbaring 21:4.

Betreffende de inwoners van Gods beloofde nieuwe wereld voorzei de psalmist: „De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven” (Psalm 37:29). Bovendien zullen de zachtmoedigen „inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede”. — Psalm 37:11.

Mukundbhai, die in het voorgaande artikel werd genoemd, is ontslapen in de dood zonder de schitterende beloften van God te kennen. Maar miljoenen die gestorven zijn zonder God te kennen, hebben het vooruitzicht in zo’n vredige nieuwe wereld te worden opgewekt, want de bijbel belooft: „Er [zal] een opstanding . . . zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen.” — Handelingen 24:15; Lukas 23:43.

Het woord „opstanding” hier is de vertaling van het Griekse woord a·naʹsta·sis, dat letterlijk „een wederom opstaan” betekent. De opstanding houdt dus in dat het levenspatroon van de persoon opnieuw wordt geactiveerd.

De Schepper van hemel en aarde is oneindig in wijsheid (Job 12:13). Het is voor hem geen probleem zich het levenspatroon van overledenen te herinneren. (Vergelijk Jesaja 40:26.) Jehovah God is ook overvloedig in liefde (1 Johannes 4:8). Vandaar dat hij zijn volmaakte geheugen kan gebruiken, niet om de doden te straffen voor het slechte dat zij gedaan hebben, maar om hen weer tot leven te brengen op een paradijsaarde met de persoonlijkheid die zij hadden voordat zij stierven.

Voor miljoenen zoals Mukundbhai zal een opstanding betekenen dat zij weer bij hun geliefden zijn. Maar stel u voor wat het zou kunnen betekenen voor hen die nu leven. Neem bijvoorbeeld Mukundbhai’s zoon, die de schitterende waarheid omtrent God en zijn voornemens heeft leren kennen. Hoe vertroostend is het voor hem te weten dat zijn vader niet gevangenzit in een bijna eindeloze cyclus van wedergeboorten, die elk omgeven zijn door goddeloosheid en lijden! Hij slaapt eenvoudig in de dood, in afwachting van een opstanding. Hoe bezielend is het voor hem de mogelijkheid te overdenken om op een dag met zijn vader te kunnen delen wat hijzelf uit de bijbel heeft geleerd!

Het is Gods wil dat „alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” (1 Timotheüs 2:3, 4). Nu is het de tijd om te leren hoe u, samen met miljoenen anderen die Gods wil reeds doen, voor eeuwig op een paradijsaarde kunt leven. — Johannes 17:3.

[Inzet op blz. 7]

„Tijd en onvoorziene gebeurtenissen treffen hen allen.” — Prediker 9:11

[Kader op blz. 6]

Gods persoonlijkheid en „de wet van Karma”

„De wet van Karma”, zo legde Mohandas K. Gandhi uit, „is onverbiddelijk en onmogelijk te ontduiken. Er is dus voor God nauwelijks enige noodzaak om tussenbeide te komen. Hij stelde de wet vast en trok Zich, toen die er was, terug.” Gandhi vond dit moeilijk te begrijpen.

De opstandingsbelofte daarentegen onthult dat God intense belangstelling voor zijn schepping heeft. Om een dode weer tot leven te brengen op een paradijsaarde, moet God alles van die persoon weten en het zich herinneren. God bekommert zich werkelijk om een ieder van ons. — 1 Petrus 5:6, 7.

[Illustratie op blz. 5]

Het hindoeïstische rad des levens

[Illustratie op blz. 8]

Gods Woord leert de opstanding

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen