Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w98 1/3 blz. 26-29
  • Mensen „met dezelfde gevoelens als wij”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Mensen „met dezelfde gevoelens als wij”
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Mozes’ overmoed veranderde in zachtmoedigheid
  • Elia had dezelfde gevoelens als wij in een tijd van streng onderricht
  • Jeremia gaf blijk van moed ondanks ontmoediging
  • Jezus had dezelfde gevoelens als wij
  • Jehovah’s vertrouwen
  • Elia „bad . . . dat het niet zou regenen”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Zult u getrouw zijn zoals Elia?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1997
  • Hij vond troost bij zijn God
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2011
  • Hij was waakzaam en hij wachtte
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2008
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
w98 1/3 blz. 26-29

Mensen „met dezelfde gevoelens als wij”

HIJ was een koning en een profeet maar ook een liefdevolle vader. Een van zijn zonen werd later ijdel en trots. Vastbesloten om zich wederrechtelijk meester te maken van de troon, ontketende deze zoon een burgeroorlog met de bedoeling zijn vader te doden. Maar in de strijd die volgde, was het de zoon die omkwam. Toen de vader hoorde dat zijn zoon dood was, ging hij alleen naar een dakvertrek en weende: „Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! O was ik maar gestorven, ikzelf, in plaats van u, Absalom mijn zoon, mijn zoon!” (2 Samuël 18:33) De vader was koning David. Net als andere profeten van Jehovah was hij „een mens met dezelfde gevoelens als wij”. — Jakobus 5:17.

In bijbelse tijden kwamen de mannen en vrouwen die uit naam van Jehovah spraken uit alle rangen en standen en waren gewone mensen. Net als wij hadden zij problemen en gingen zij gebukt onder onvolmaaktheden. Wie waren sommige van deze profeten, en in welk opzicht hadden zij dezelfde gevoelens als wij?

Mozes’ overmoed veranderde in zachtmoedigheid

Een vooraanstaande profeet uit voorchristelijke tijden was Mozes. Maar zelfs op veertigjarige leeftijd was hij nog niet zover dat hij als Jehovah’s woordvoerder kon dienen. Waarom niet? Terwijl zijn broeders door de Farao van Egypte werden onderdrukt, groeide Mozes in Farao’s huisgezin op en was „krachtig in zijn woorden en daden”. Het verslag vertelt ons: „Hij veronderstelde dat zijn broeders zouden begrijpen dat God hun door zijn hand redding gaf.” In zijn overmoed trad hij agressief op ter verdediging van een Hebreeuwse slaaf en doodde daarbij een Egyptenaar. — Handelingen 7:22-25; Exodus 2:11-14.

Nu was Mozes gedwongen te vluchten en hij bracht de volgende veertig jaar als herder in het verre Midian door (Exodus 2:15). Aan het eind van die periode werd Mozes, nu tachtig jaar, door Jehovah als profeet aangesteld. Maar Mozes was niet meer overmoedig. Hij voelde zich zo onbekwaam dat hij er zijn twijfels over had dat Jehovah hem als profeet aanstelde, en hij gebruikte uitdrukkingen als: „Wie ben ik, dat ik naar Farao zou gaan?” en „Wat zal ik . . . zeggen?” (Exodus 3:11, 13) Met Jehovah’s liefdevolle geruststelling en hulp trok Mozes er op uit om zich met veel succes van zijn taak te kwijten.

Hebt u ooit net als Mozes uit overmoed dingen gezegd die onverstandig bleken? Zo ja, aanvaard dan nederig verdere opleiding. Of hebt u zich onbekwaam gevoeld om u van bepaalde christelijke verantwoordelijkheden te kwijten? Aanvaard, in plaats van die verantwoordelijkheden af te wijzen, de door Jehovah en zijn organisatie geboden hulp. Degene die Mozes hielp, kan ook u helpen.

Elia had dezelfde gevoelens als wij in een tijd van streng onderricht

„Elia was een mens met dezelfde gevoelens als wij, en toch bad hij er in gebed om dat het niet zou regenen, en drie jaar en zes maanden lang regende het niet op het land” (Jakobus 5:17). Elia’s gebed was in overeenstemming met Jehovah’s wil om een natie die zich van Hem had afgekeerd, streng te onderrichten. Maar Elia wist dat de droogte waar hij om bad menselijk lijden zou veroorzaken. Het volk Israël leefde grotendeels van de landbouw; dauw en regen waren van levensbelang voor het volk. Aanhoudende droogte zou de grootste rampspoed betekenen. De plantengroei zou verdorren; oogsten zouden mislukken. Huisdieren die voor het werk werden gebruikt en tot voedsel dienden, zouden sterven en sommige gezinnen zouden dreigen te verhongeren. Wie zouden er het meest onder lijden? Het gewone volk. Een weduwe zei later tegen Elia dat zij nog maar een handvol meel en een beetje olie had. Zij was er zeker van dat zij en haar zoon weldra van honger zouden omkomen (1 Koningen 17:12). Om zo’n gebed te kunnen opzenden, moest Elia de vaste overtuiging hebben dat Jehovah voor Zijn dienstknechten — arm of rijk — die de ware aanbidding niet de rug hadden toegekeerd, zou zorgen. Zoals uit het verslag blijkt, werd Elia niet teleurgesteld. — 1 Koningen 17:13-16; 18:3-5.

Drie jaar later, toen Jehovah te kennen gaf dat hij het binnenkort zou laten regenen, blijkt Elia’s vurige verlangen dat er een eind aan de droogte zou komen, uit zijn herhaalde, intense gebeden terwijl hij ’ter aarde neerhurkte en zijn gezicht tussen zijn knieën gestoken hield’ (1 Koningen 18:42). Herhaaldelijk spoorde hij zijn bediende aan: „Klim omhoog alstublieft. Kijk in de richting van de zee” voor een aanwijzing dat Jehovah zijn gebeden had verhoord (1 Koningen 18:43). Wat moet hij verheugd zijn geweest toen eindelijk als verhoring van zijn gebeden ’de hemel regen gaf en het land zijn vrucht voortbracht’! — Jakobus 5:18.

Als u een ouder of een ouderling in de christelijke gemeente bent, hebt u wellicht met intense gevoelens te kampen wanneer u correctie toedient. Maar die menselijke emoties moeten getemperd worden door de overtuiging dat streng onderricht soms noodzakelijk is en dat het wanneer het met liefde wordt toegediend, „een vreedzame vrucht af[werpt], namelijk rechtvaardigheid” (Hebreeën 12:11). Wanneer Jehovah’s wetten gehoorzaamd worden, levert dit altijd wenselijke resultaten op. Net als Elia bidden wij uit het diepst van ons hart dat die wetten ten uitvoer worden gebracht.

Jeremia gaf blijk van moed ondanks ontmoediging

Van alle bijbelschrijvers was Jeremia misschien wel degene die het meest over zijn persoonlijke gevoelens schreef. Als jonge man aarzelde hij om zijn opdracht te aanvaarden (Jeremia 1:6). Niettemin ging hij heel moedig Gods woord bekendmaken, met als enig gevolg dat hij op felle tegenstand stuitte van zijn mede-Israëlieten — van koning tot gewone man. Soms maakte die tegenstand hem kwaad en bracht hem tot tranen (Jeremia 9:3; 18:20-23; 20:7-18). Bij verschillende gelegenheden werd hij door het gepeupel aangevallen, geslagen, kreeg hij een halsboei om, werd hij gevangengezet, met de dood bedreigd en achtergelaten in de modder op de bodem van een lege regenput om daar te sterven. Soms deed zelfs Jehovah’s boodschap hem pijn, zoals door zijn woorden wordt geïllustreerd: „O mijn ingewanden, mijn ingewanden! Ik lijd hevige smarten aan de wanden van mijn hart.” — Jeremia 4:19.

Toch hield hij van Jehovah’s woord, want hij zei: „Uw woord wordt mij tot uitbundige vreugde en verheuging van mijn hart” (Jeremia 15:16). Terzelfder tijd deed frustratie hem tot Jehovah roepen: „Gij wordt voor mij beslist als iets bedrieglijks, als wateren die onbetrouwbaar zijn gebleken”, als wateren van een beekje die snel opdrogen (Jeremia 15:18). Niettemin begreep Jehovah zijn tegenstrijdige gevoelens en bleef hem schragen opdat hij zijn opdracht kon vervullen. — Jeremia 15:20; zie ook 20:7-9.

Hebt u net als Jeremia met frustratie of tegenstand te kampen bij het verrichten van uw bediening? Zie dan naar Jehovah op. Blijf zijn leiding volgen en Jehovah zal ook uw inspanningen belonen.

Jezus had dezelfde gevoelens als wij

De grootste profeet aller tijden was Gods eigen Zoon, Jezus Christus. Hoewel hij een volmaakte man was, onderdrukte hij zijn emoties niet. Wij lezen vaak over zijn innerlijke gevoelens, die aan zijn gezicht en zijn reacties te zien moeten zijn geweest. Jezus werd vaak „door medelijden bewogen” en hij gebruikte dezelfde uitdrukking om personages in zijn illustraties te beschrijven. — Markus 1:41; 6:34; Lukas 10:33.

Hij moet met stemverheffing hebben gesproken toen hij de handelaars en de dieren de tempel uitdreef met de woorden: „Neemt deze dingen hier vandaan!” (Johannes 2:14-16) Petrus’ voorstel „Wees goed voor uzelf, Heer” ontlokte het krachtige antwoord „Ga achter mij, Satan!” — Mattheüs 16:22, 23.

Jezus had een bijzondere genegenheid voor bepaalde personen die hem heel na stonden. De apostel Johannes werd beschreven als de „discipel van wie Jezus veel hield” (Johannes 21:7, 20). En wij lezen: „Jezus nu had Martha en haar zuster en Lazarus lief.” — Johannes 11:5.

Jezus kon ook verdrietig zijn. Getroffen door de tragedie van Lazarus’ dood „liet [Jezus] zijn tranen de vrije loop” (Johannes 11:32-36). Als uiting van de hartepijn die hij door het verraad van Judas Iskariot voelde, citeerde Jezus een aangrijpende uitspraak uit de Psalmen: „Hij die zich met mijn brood placht te voeden, heeft zijn hiel tegen mij opgeheven.” — Johannes 13:18; Psalm 41:9.

Zelfs toen hij ondraaglijke pijn leed aan de paal, gaf Jezus blijk van intens medegevoel. Teder vertrouwde hij de zorg voor zijn moeder toe aan „de discipel die hij liefhad” (Johannes 19:26, 27). Toen hij zag dat een van de boosdoeners die naast hem aan de paal hingen van berouw blijk gaf, zei Jezus vol mededogen tegen hem: „Gij zult met mij in het Paradijs zijn” (Lukas 23:43). Wij kunnen de uitbarsting van emotie voelen in zijn uitroep: „Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?” (Mattheüs 27:46) En zijn laatste woorden voordat hij stierf, getuigen van een diepe liefde en een oprecht vertrouwen: „Vader, aan uw handen vertrouw ik mijn geest toe.” — Lukas 23:46.

Wat een geruststelling geeft dit alles ons! „Want wij hebben als hogepriester niet iemand die geen medegevoel kan hebben met onze zwakheden, maar iemand [Jezus] die evenals wij in alle opzichten op de proef is gesteld, maar zonder zonde.” — Hebreeën 4:15.

Jehovah’s vertrouwen

Jehovah heeft zijn keuze van woordvoerders nooit betreurd. Hij wist dat zij loyaal aan hem waren en hij zag vol mededogen de zwakheden voorbij van degenen die onvolmaakt waren. Toch verwachtte hij van hen dat zij hun opdracht vervulden. Met zijn hulp waren zij daartoe in staat.

Laten wij geduldig vertrouwen in onze loyale broeders en zusters tonen. Zij zullen in dit samenstel van dingen net als wij altijd onvolmaakt zijn. Toch dienen wij nooit te denken dat onze broeders en zusters onze liefde en aandacht niet waard zijn. Paulus schreef: „Wij evenwel die sterk zijn, behoren de zwakheden te dragen van hen die niet sterk zijn en niet onszelf te behagen.” — Romeinen 15:1; Kolossenzen 3:13, 14.

De profeten van Jehovah ervoeren alle emoties die wij ervaren. Niettemin vertrouwden zij op Jehovah, en Jehovah schraagde hen. Meer dan dat, Jehovah gaf hun redenen tot vreugde — een goed geweten, het besef dat zij zijn gunst genoten, loyale metgezellen die hen steunden en de verzekering van een gelukkige toekomst (Hebreeën 12:1-3). Laten ook wij vol vertrouwen dicht bij Jehovah blijven terwijl wij het geloof navolgen van de profeten uit de oudheid, mensen „met dezelfde gevoelens als wij”.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen