Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w98 1/9 blz. 13-18
  • Blijf dicht bij de theocratie

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Blijf dicht bij de theocratie
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Wat is echte theocratie?
  • Een theocratische organisatie
  • De theocratische kijk op wereldlijke heerschappij
  • Stel Gods heerlijkheid op de eerste plaats
  • ’Wordt navolgers van God’
  • Jehovah regeert — door middel van theocratie
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1994
  • Herders en schapen in een theocratie
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1994
  • Voorwaarts onder de Theocratie de nieuwe ordening in!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • Deel 10: Eindelijk een volmaakte regering!
    Ontwaakt! 1990
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
w98 1/9 blz. 13-18

Blijf dicht bij de theocratie

„Jehovah is onze Rechter, Jehovah is onze Wetgever, Jehovah is onze Koning.” — JESAJA 33:22.

1. Waarom is het thema regering voor de meeste mensen van belang?

HET thema regering is voor allen van groot belang. Een goede regering brengt vrede en voorspoed tot stand. De bijbel zegt: „Door gerechtigheid doet een koning een land standhouden” (Spreuken 29:4). Een slechte regering daarentegen leidt tot onrecht, corruptie en onderdrukking. „Wanneer een goddeloze heerst, zucht het volk” (Spreuken 29:2). Door de hele geschiedenis heen hebben mensen vele regeringsvormen uitgeprobeerd, en droevig genoeg hebben zij vaak ’gezucht’ omdat zij door hun heersers werden onderdrukt (Prediker 8:9). Zal ooit de een of andere regeringsvorm erin slagen zijn onderdanen blijvende tevredenheid te schenken?

2. Waarom is „theocratie” een passende beschrijving van de regering van het oude Israël?

2 De geschiedschrijver Josephus noemde een unieke regeringsvorm toen hij schreef: „Hier heeft men de hoogste macht in den staat aan monarchen, ginds aan weinige machtige familiën, elders aan het volk in handen gegeven. Onze wetgever [Mozes] daarentegen heeft, met voorbijgang van al deze regeeringsvormen, den staat, zooals men, de taal geweld aandoende, zou kunnen zeggen tot een Theocratie gemaakt, door aan God de heerschappij en de macht op te dragen” (Tegen Apion, II, 17 [16]). Volgens de Concise Oxford Dictionary betekent theocratie „een regeringsvorm door God”. Het woord komt niet in de bijbel voor, maar het vormt een passende beschrijving van de regering van het oude Israël. Hoewel de Israëlieten een zichtbare koning kregen, was Jehovah hun werkelijke regeerder. De Israëlitische profeet Jesaja zei: „Jehovah is onze Rechter, Jehovah is onze Wetgever, Jehovah is onze Koning.” — Jesaja 33:22.

Wat is echte theocratie?

3, 4. (a) Wat is een echte theocratie? (b) Welke zegeningen zal de theocratie de hele mensheid weldra doen toekomen?

3 Vanaf het tijdstip dat Josephus het woord bedacht, zijn veel natiën als theocratieën aangeduid. Sommige daarvan bleken intolerant, fanatiek en wreed onderdrukkend te zijn. Waren het echte theocratieën? Niet in de zin waarin Josephus het woord gebruikte. Het probleem is dat het begrip „theocratie” een ruimere betekenis heeft gekregen. De World Book Encyclopedia definieert theocratie als „een regeringsvorm waarin de staat geregeerd wordt door een priester of priesters, en waarin leden van de priesterschap gezag hebben over burgerlijke en religieuze aangelegenheden”. Echte theocratie is echter geen regering door priesters. Het is werkelijk godsbestuur, een regering door de Schepper van het universum, Jehovah God.

4 Weldra zal de hele aarde onder een theocratie staan, en wat een zegen zal dat zijn! „God zelf zal bij [de mensen] zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan” (Openbaring 21:3, 4). Geen priesterregering door onvolmaakte mensen zou dit geluk kunnen bewerkstelligen. Alleen godsbestuur is daartoe in staat. Daarom proberen ware christenen niet langs politieke weg een theocratie in te voeren. Zij wachten geduldig op God die op zijn eigen tijd en wijze een wereldomvattende theocratie zal oprichten. — Daniël 2:44.

5. Waar is thans een echte theocratie werkzaam, en welke vragen worden erover gesteld?

5 Maar inmiddels is er een echte theocratie werkzaam. Waar? Onder degenen die zich vrijwillig aan Gods heerschappij onderwerpen en samenwerken om zijn wil te doen. Zulke getrouwen zijn bijeenvergaderd als een wereldomvattende geestelijke „natie” in haar geestelijke „land”. Zij zijn de overgeblevenen van „het Israël Gods” met hun meer dan vijf en een half miljoen christelijke metgezellen (Jesaja 66:8; Galaten 6:16). Dezen zijn onderdanen van Jezus Christus, de hemelse Koning die door Jehovah God, „de Koning der eeuwigheid”, op de troon is geplaatst (1 Timotheüs 1:17; Openbaring 11:15). In welk opzicht is deze organisatie theocratisch? Hoe bezien haar leden de autoriteit van wereldlijke regeringen? En hoe wordt er door de mensen die in hun geestelijke natie autoriteit uitoefenen aan het beginsel van theocratie vastgehouden?

Een theocratische organisatie

6. Hoe kan een zichtbare, menselijke organisatie door God geregeerd worden?

6 Hoe kan een menselijke organisatie worden geregeerd door Jehovah, die in de onzichtbare hemelen woont? (Psalm 103:19) Dit is mogelijk omdat degenen die ermee verbonden zijn de geïnspireerde raad opvolgen: „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand” (Spreuken 2:6; 3:5). Zij laten zich door God regeren, aangezien zij „de wet van de Christus” onderhouden en geïnspireerde bijbelse beginselen in hun dagelijkse leven toepassen (Galaten 6:2; 1 Korinthiërs 9:21; 2 Timotheüs 3:16; zie Mattheüs 5:22, 28, 39; 6:24, 33; 7:12, 21). Om dat te doen moeten zij bijbelstudenten zijn (Psalm 1:1-3). Net als de Bereeërs uit de oudheid, die ’edel van geest’ waren, volgen zij geen mensen maar gaan zij steeds in de bijbel na of de dingen die zij leren waar zijn (Handelingen 17:10, 11; Psalm 119:33-36). Zij bidden net als de psalmist: „Leer mij de goedheid, de verstandigheid en de kennis zelf, want in uw geboden heb ik geloof geoefend.” — Psalm 119:66.

7. In welke volgorde wordt in de theocratie het opzicht gevoerd?

7 In iedere organisatie moeten er personen zijn die autoriteit uitoefenen en leiding verschaffen. Jehovah’s Getuigen vormen geen uitzondering, en zij houden vast aan de door de apostel Paulus uiteengezette gezagsstructuur dat „het hoofd van iedere man de Christus is; de man is op zijn beurt het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Christus” (1 Korinthiërs 11:3). In overeenstemming hiermee dienen alleen bekwame mannen als ouderlingen in de gemeenten. En hoewel Jezus — „het hoofd van iedere man” — in de hemel is, bevinden zich op aarde nog steeds „de overgeblevenen” van zijn gezalfde broeders, die de hoop hebben met hem in de hemel te regeren (Openbaring 12:17; 20:6). Dezen vormen de samengestelde „getrouwe en beleidvolle slaaf”. Christenen geven blijk van hun onderworpenheid aan Jezus, en derhalve aan Jezus’ hoofd, Jehovah, door het opzicht van die „slaaf” te aanvaarden (Mattheüs 24:45-47; 25:40). Op die manier is de theocratie ordelijk. „God is geen God van wanorde, maar van vrede.” — 1 Korinthiërs 14:33.

8. Hoe steunen christelijke ouderlingen het beginsel van theocratie?

8 Christelijke ouderlingen steunen het beginsel van theocratie, omdat zij erkennen dat zij verantwoording aan Jehovah verschuldigd zijn voor de wijze waarop zij hun beperkte mate van gezag uitoefenen (Hebreeën 13:17). En wanneer zij beslissingen nemen, verlaten zij zich op Gods wijsheid, niet die van henzelf. Hierin volgen zij het voorbeeld van Jezus. Hij was de wijste man die ooit heeft geleefd (Mattheüs 12:42). Niettemin zei hij tot de joden: „De Zoon kan niets uit zichzelf doen, maar alleen datgene wat hij de Vader ziet doen” (Johannes 5:19). Ouderlingen bezitten ook dezelfde houding als koning David. Hij oefende groot gezag uit in een theocratie. Toch wilde hij Jehovah’s weg volgen, niet die van hemzelf. Hij bad: „Onderricht mij, o Jehovah, in uw weg, en leid mij op het pad van oprechtheid.” — Psalm 27:11.

9. Welke evenwichtige kijk hebben opgedragen christenen ten aanzien van het verschil in hoop en in dienstvoorrechten in de theocratie?

9 Sommigen hebben in twijfel getrokken of het wel eerlijk is dat het gezag in de gemeente alleen door bekwame mannen wordt uitgeoefend of dat sommige christenen een hemelse hoop hebben, terwijl andere een aardse hoop hebben (Psalm 37:29; Filippenzen 3:20). Opgedragen christenen beseffen echter dat deze regelingen in het Woord van God worden uiteengezet. Ze zijn theocratisch. Als ze in twijfel worden getrokken, wordt dit gewoonlijk gedaan door degenen die geen bijbelse beginselen in aanmerking nemen. Bovendien weten christenen dat, waar het redding betreft, mannen en vrouwen in Jehovah’s ogen gelijk zijn (Galaten 3:28). Voor ware christenen is het het grootst mogelijke voorrecht aanbidders van de Soeverein van het universum te zijn, en zij zijn blij welke rol maar ook te vervullen die Jehovah hun toebedeelt (Psalm 31:23; 84:10; 1 Korinthiërs 12:12, 13, 18). Bovendien is eeuwig leven, hetzij in de hemel of op een paradijsaarde, een werkelijk schitterende hoop.

10. (a) Welke voortreffelijke houding legde Jonathan aan de dag? (b) Hoe geven christenen er thans blijk van een soortgelijke houding als die van Jonathan te bezitten?

10 Aldus vertonen Jehovah’s Getuigen overeenkomst met Jonathan, de godvrezende zoon van koning Saul. Jonathan zou waarschijnlijk een uitstekende koning geworden zijn. Maar wegens Sauls ontrouw koos Jehovah David uit om de tweede koning van Israël te zijn. Raakte Jonathan hierdoor verbitterd? Nee. Hij werd een goede vriend van David en beschermde hem zelfs tegen Saul (1 Samuël 18:1; 20:1-42). Zo zijn degenen met een aardse hoop niet jaloers op degenen met een hemelse hoop. En ware christenen zijn niet jaloers op degenen die theocratisch gezag in de gemeente uitoefenen. In plaats daarvan ’betonen zij hun meer dan buitengewone achting in liefde’ doordat zij hun harde werk ten behoeve van hun geestelijke broeders en zusters erkennen. — 1 Thessalonicenzen 5:12, 13.

De theocratische kijk op wereldlijke heerschappij

11. Hoe bezien christenen die zich aan theocratisch bestuur onderwerpen, wereldlijke autoriteiten?

11 Als Jehovah’s Getuigen zich onder een theocratie bevinden, onder godsbestuur, hoe staan zij dan tegenover nationale regeerders? Jezus zei dat zijn volgelingen „geen deel van de wereld” zouden zijn (Johannes 17:16). Christenen erkennen echter dingen aan „caesar”, de wereldlijke regeringen, verschuldigd te zijn. Jezus zei dat zij ’caesar dienen terug te betalen wat van caesar, maar God wat van God is’ (Mattheüs 22:21). Volgens de bijbel zijn menselijke regeringen „door God in hun relatieve posities geplaatst”. Jehovah, de Bron van alle autoriteit, laat regeringen bestaan, en hij verwacht dat ze goed zullen doen jegens degenen die onder hun jurisdictie vallen. In dat geval zijn ze „Gods dienares”. Christenen zijn „vanwege [hun] geweten” onderworpen aan de regering van het land waarin zij wonen (Romeinen 13:1-7). Als de staat iets van een christen verlangt dat in strijd is met Gods wet, zal hij uiteraard „God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen”. — Handelingen 5:29.

12. Wier voorbeeld volgen christenen wanneer zij door de autoriteiten worden vervolgd?

12 En als ware christenen door regeringsautoriteiten worden vervolgd? Dan volgen zij het voorbeeld van de vroege christenen, die periodes van grote vervolging verduurden (Handelingen 8:1; 13:50). Deze geloofsbeproevingen kwamen niet onverwachts, aangezien Jezus ervoor had gewaarschuwd (Mattheüs 5:10-12; Markus 4:17). Toch zetten die vroege christenen het hun vervolgers niet betaald; noch verzwakte hun geloof onder de druk. In plaats daarvan volgden zij het voorbeeld van Jezus: „Wanneer hij werd beschimpt, ging hij niet terugschimpen. Wanneer hij leed, ging hij niet dreigen, maar hij bleef zich toevertrouwen aan degene die rechtvaardig oordeelt” (1 Petrus 2:21-23). Ja, christelijke beginselen zegevierden over de provocaties van Satan. — Romeinen 12:21.

13. Hoe hebben Jehovah’s Getuigen op vervolging en tegen hen gevoerde lastercampagnes gereageerd?

13 Zo is het ook in deze tijd. In deze eeuw hebben Jehovah’s Getuigen het, precies zoals Jezus had voorzegd, door toedoen van despotische heersers zwaar te verduren gehad (Mattheüs 24:9, 13). In sommige landen worden leugens en verkeerde voorstellingen van zaken in omloop gebracht door mensen die de autoriteiten ertoe proberen over te halen handelend tegen deze oprechte christenen op te treden. Toch bevelen de Getuigen ondanks zo’n „slecht bericht” zich door hun voortreffelijke gedrag als Gods dienaren aan (2 Korinthiërs 6:4, 8). Indien mogelijk leggen zij hun zaak aan functionarissen en aan de gerechtshoven van het land voor om hun onschuld aan kwaaddoen te bewijzen. Zij maken gebruik van alle middelen die hun ook maar ter beschikking staan om het goede nieuws in het openbaar te verdedigen (Filippenzen 1:7). Maar nadat zij alles wat maar mogelijk is binnen het raam van de wet hebben gedaan, laten zij vervolgens de kwestie in Jehovah’s hand (Psalm 5:8-12; Spreuken 20:22). Zij zijn niet bevreesd om, indien nodig, net als de vroege christenen ter wille van rechtvaardigheid te lijden. — 1 Petrus 3:14-17; 4:12-14, 16.

Stel Gods heerlijkheid op de eerste plaats

14, 15. (a) Wat komt bij degenen die het beginsel van theocratie steunen op de eerste plaats? (b) Bij welke gelegenheid gaf Salomo een schitterend voorbeeld van nederigheid in zijn positie van opzicht?

14 Toen Jezus zijn volgelingen leerde bidden, was het eerste wat hij noemde de heiliging van Jehovah’s naam (Mattheüs 6:9). In overeenstemming hiermee zoeken degenen die onder de theocratie leven Gods heerlijkheid, niet die van henzelf (Psalm 29:1, 2). De bijbel bericht dat dit in de eerste eeuw een struikelblok vormde voor sommigen die weigerden Jezus te volgen omdat ’zij de heerlijkheid van de mensen lief[hadden]’, zij hielden ervan door mensen geprezen te worden (Johannes 12:42, 43). Ja, het vergt nederigheid om Jehovah boven de eigen belangrijkheid te stellen.

15 Salomo toonde in dit opzicht een voortreffelijke geest. Vergelijk zijn woorden bij de inwijding van de glorierijke door hem gebouwde tempel eens met die van Nebukadnezar betreffende zijn bouwprestaties. Met mateloze trots pochte Nebukadnezar: „Is dit niet het grote Babylon dat ikzelf gebouwd heb voor het koninklijk huis, met de sterkte van mijn macht en voor de waardigheid van mijn majesteit?” (Daniël 4:30) In tegenstelling daarmee bagatelliseerde Salomo zijn prestatie bescheiden door te zeggen: „Zal God waarlijk bij de mensen op aarde wonen? Zie! De hemel, ja, zelfs de hemel der hemelen, kan u niet bevatten; hoeveel minder dan dit huis dat ik gebouwd heb!” (2 Kronieken 6:14, 15, 18; Psalm 127:1) Salomo verhoogde zichzelf niet. Hij wist dat hij slechts een vertegenwoordiger van Jehovah was en schreef: „Is overmoed gekomen? Dan zal oneer komen; maar wijsheid is bij de bescheidenen.” — Spreuken 11:2.

16. Hoe zijn ouderlingen een ware zegen gebleken door zichzelf niet te verheerlijken?

16 Evenzo verhogen ouderlingen Jehovah, niet zichzelf. Zij volgen Petrus’ raad op: „Indien iemand dient, hij diene als afhankelijk van de door God verschafte sterkte; opdat in alle dingen God verheerlijkt wordt door bemiddeling van Jezus Christus” (1 Petrus 4:11). De apostel Paulus beschreef het „opzienersambt” niet als een belangrijke positie van aanzien, maar als „een voortreffelijk werk” (1 Timotheüs 3:1). Ouderlingen worden aangesteld om te dienen, niet om te heersen. Zij zijn leraren en herders van Gods kudde (Handelingen 20:28; Jakobus 3:1). Nederige, zelfopofferende ouderlingen zijn een ware zegen voor een gemeente (1 Petrus 5:2, 3). „Blijft dat soort van mannen dierbaar achten”, en dank Jehovah dat hij in zo veel bekwame ouderlingen heeft voorzien om de theocratie in deze „laatste dagen” hoog te houden. — Filippenzen 2:29; 2 Timotheüs 3:1.

’Wordt navolgers van God’

17. In welke opzichten zijn degenen die zich onder de theocratie bevinden navolgers van God?

17 De apostel Paulus gaf de dringende raad: „Wordt . . . navolgers van God, als geliefde kinderen” (Efeziërs 5:1). Zij die zich aan de theocratie onderwerpen, trachten zoveel als dit voor onvolmaakte mensen mogelijk is als God te zijn. Zo zegt de bijbel over Jehovah: „De Rots, volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij” (Deuteronomium 32:3, 4). Om God in dit opzicht na te volgen, streven christenen naar getrouwheid, rechtvaardigheid en een evenwichtig gevoel voor gerechtigheid (Micha 6:8; 1 Thessalonicenzen 3:6; 1 Johannes 3:7). Zij vermijden veel dingen die in de wereld aanvaardbaar zijn geworden, zoals immoraliteit, begerigheid en hebzucht (Efeziërs 5:5). Omdat Jehovah’s dienstknechten zich aan goddelijke en niet aan menselijke maatstaven houden, is zijn organisatie theocratisch, rein en gezond.

18. Wat is Gods voornaamste hoedanigheid, en hoe weerspiegelen christenen deze hoedanigheid?

18 De voornaamste hoedanigheid van Jehovah God is liefde. „God is liefde”, zegt de apostel Johannes (1 Johannes 4:8). Aangezien theocratie regering door God betekent, duidt theocratie op regering door middel van liefde. Jezus zei: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Johannes 13:35). De theocratische organisatie heeft in deze moeilijke laatste dagen van buitengewone liefde blijk gegeven. Tijdens de genocide in Afrika betoonden Jehovah’s Getuigen liefde jegens allen, ongeacht tot welke etnische groep zij behoorden. Tijdens de oorlog in het voormalige Joegoslavië hielpen Jehovah’s Getuigen uit alle gebieden elkaar, terwijl andere religieuze groeperingen een aandeel aan de zogenoemde etnische zuivering hadden. Op het persoonlijke vlak proberen Jehovah’s Getuigen Paulus’ raad op te volgen: „Alle kwaadaardige bitterheid en toorn en gramschap en geschreeuw en schimpend gepraat worde uit uw midden weggenomen, evenals alle slechtheid. Maar wordt vriendelijk jegens elkaar, teder mededogend, elkaar vrijelijk vergevend, zoals ook God door Christus u vrijelijk vergeven heeft.” — Efeziërs 4:31, 32.

19. Welke zegeningen ontvangen degenen die zich aan de theocratie onderwerpen, thans en in de toekomst?

19 Degenen die zich aan de theocratie onderwerpen, verheugen zich in grote zegeningen. Zij hebben vrede met God en met medechristenen (Hebreeën 12:14; Jakobus 3:17). Zij hebben een doel in het leven (Prediker 12:13). Zij hebben geestelijke zekerheid en een onfeilbare hoop voor de toekomst (Psalm 59:9). Ja, zij hebben een voorproefje van hoe het zal zijn wanneer de hele mensheid zich onder een theocratische regering zal bevinden. Dan, zo zegt de bijbel, ’zal men generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee bedekken’ (Jesaja 11:9). Wat een schitterende tijd zal dat zijn! Mogen wij ons allen van een plaats verzekeren in dat toekomstige paradijs door thans dicht bij de theocratie te blijven.

Kunt u dit uitleggen?

◻ Wat is echte theocratie en waar is die thans te vinden?

◻ Hoe onderwerpen mensen zich in hun leven aan theocratisch bestuur?

◻ In welke opzichten zoeken allen die zich onder de theocratie bevinden Gods heerlijkheid boven die van henzelf?

◻ Wat zijn enkele goddelijke hoedanigheden die nagevolgd worden door degenen die de theocratie steunen?

[Illustratie op blz. 17]

Salomo stelde Gods heerlijkheid boven die van hemzelf

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen