U kunt uw broeder winnen
„Ga zijn fout . . . blootleggen tussen u en hem alleen. Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen.” — MATTHEÜS 18:15.
1, 2. Welke praktische raad gaf Jezus over de wijze waarop wij met fouten moeten omgaan?
AANGEZIEN de bediening van Jezus nog geen jaar meer zou duren, had hij uiterst belangrijke lessen voor zijn discipelen. U kunt ze lezen in Mattheüs hoofdstuk 18. Eén ervan was dat wij, net als kinderen, nederig moeten zijn. Daarna beklemtoonde hij dat wij „een van deze kleinen” niet tot struikelen moeten brengen en dat wij dienen te proberen afgedwaalde „kleinen” te herstellen, zodat zij niet vergaan. Vervolgens voegde Jezus waardevolle, praktische raad toe over het oplossen van moeilijkheden tussen christenen.
2 U herinnert u misschien zijn woorden: „Wanneer . . . uw broeder een zonde begaat, ga zijn fout dan blootleggen tussen u en hem alleen. Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. Luistert hij echter niet, neem dan nog één of twee met u, opdat uit de mond van twee of drie getuigen elke zaak bevestigd wordt. Indien hij naar hen niet luistert, spreek dan tot de gemeente. Indien hij zelfs naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u net als een mens uit de natiën en als een belastinginner” (Mattheüs 18:15-17). Wanneer dienen wij deze raad toe te passen, en wat dient hierbij onze houding te zijn?
3. Welke algemene benaderingsmethode dienen wij ten opzichte van andermans dwalingen te volgen?
3 Het voorgaande artikel beklemtoonde dat aangezien wij allen onvolmaakt zijn en geneigd zijn fouten te maken, wij ons best moeten doen om vergevensgezind te zijn. Dat is vooral zo wanneer wij gekrenkt zijn over wat een medechristen gezegd of gedaan heeft (1 Petrus 4:8). Het is vaak het beste om gewoon aan de overtreding voorbij te gaan — te vergeven en te vergeten. Wij kunnen dit bezien als een bijdrage die wij leveren aan de vrede in de christelijke gemeente (Psalm 133:1; Spreuken 19:11). Toch kan er zich een gelegenheid voordoen waarbij u van mening bent dat u een kwestie moet oplossen met uw broeder of zuster die u gekrenkt heeft. In zo’n geval dienen Jezus’ bovenvermelde woorden tot richtsnoer.
4. Hoe kunnen wij in principe Mattheüs 18:15 toepassen op andermans dwalingen?
4 Jezus gaf de raad om ’zijn fout bloot te leggen tussen u en hem alleen’. Dat is verstandig. Sommige Nederlandse vertalingen geven deze zinsnede weer met „onder vier ogen”. Wanneer u een probleem vriendelijk en in de privé-sfeer ter sprake brengt, is het gewoonlijk gemakkelijker het op te lossen. Een broeder die iets beledigends of onvriendelijks heeft gedaan of gezegd, kan eerder bereid zijn de dwaling aan u alleen toe te geven. Als anderen zouden luisteren, zou hij wegens de onvolmaakte menselijke natuur geneigd kunnen zijn om te ontkennen dat hij fout was geweest of te trachten te rechtvaardigen wat hij had gedaan. Maar als u de kwestie „onder vier ogen” ter sprake brengt, komt u er misschien achter dat het gaat om een misverstand en niet om een zonde of een opzettelijke overtreding. Als u beiden eenmaal hebt begrepen dat het om een misverstand ging, kunt u het oplossen, waardoor u niet toelaat dat een onbeduidende kwestie ernstige vormen aanneemt en uw verhouding schaadt. Bijgevolg kan het in Mattheüs 18:15 uiteengezette beginsel zelfs op kleinere overtredingen in het dagelijkse leven worden toegepast.
Wat bedoelde hij?
5, 6. Naar wat voor zonden verwees Mattheüs 18:15 contextueel, en wat wordt daardoor te kennen gegeven?
5 Strikt genomen houdt Jezus’ raad verband met ernstiger kwesties. Jezus zei: „Wanneer . . . uw broeder een zonde begaat.” In ruime zin kan „een zonde” elke fout of nalatigheid zijn (Job 2:10; Spreuken 21:4; Jakobus 4:17). De context geeft echter te kennen dat de door Jezus bedoelde zonde ernstig moet zijn geweest. Ze was zwaar genoeg om ertoe te kunnen leiden dat de kwaaddoener werd bezien „als een mens uit de natiën en als een belastinginner”. Wat betekent die zinsnede?
6 Jezus’ discipelen die deze woorden hoorden, wisten dat hun landgenoten geen omgang hadden met heidenen (Johannes 4:9; 18:28; Handelingen 10:28). En zij meden beslist belastinginners, mannen die van joodse afkomst waren, maar die het volk waren gaan uitbuiten. Mattheüs 18:15-17 had dus feitelijk betrekking op ernstige zonden, niet op persoonlijke beledigingen of krenkingen die u eenvoudig kunt vergeven en vergeten. — Mattheüs 18:21, 22.a
7, 8. (a) Wat voor zonden moeten door ouderlingen behandeld worden? (b) Welke zonden kunnen in overeenstemming met Mattheüs 18:15-17 tussen twee christenen afgehandeld worden?
7 Onder de Wet vereisten sommige zonden meer dan dat een gegriefd persoon vergeving schonk. Lastering, afval, afgoderij en de seksuele zonden van hoererij, overspel en homoseksualiteit moesten gerapporteerd en door oudsten (of priesters) behandeld worden. Dat geldt ook in de christelijke gemeente (Leviticus 5:1; 20:10-13; Numeri 5:30; 35:12; Deuteronomium 17:9; 19:16-19; Spreuken 29:24). Merk echter op dat het soort zonden waarover Jezus hier sprak tussen twee personen opgelost konden worden. Bijvoorbeeld: gedreven door toorn of jaloezie belastert iemand zijn medemens. Een christen verplicht zich contractueel om een karwei te verrichten met specifieke materialen en het op een bepaalde datum af te hebben. Een andere christen komt overeen geld in termijnen of op een vastgestelde datum terug te betalen. Een persoon geeft zijn werkgever de verzekering dat als deze hem opleidt, hij van zijn kant gedurende een bepaalde periode of in een bepaald gebied niet (ook niet in een andere baan) zal concurreren of zal proberen de klanten van zijn werkgever over te nemen.b Als een broeder zijn woord niet zou houden en geen berouw over zulke overtredingen heeft, zou het beslist ernstig zijn (Openbaring 21:8). Maar zulke overtredingen zouden tussen de twee betrokkenen rechtgezet kunnen worden.
8 Maar hoe zou u te werk gaan om de kwestie op te lossen? Jezus’ woorden zijn vaak als drie stappen opgevat. Laten wij elk daarvan eens beschouwen. Probeer, in plaats van ze te bezien als starre wettelijke procedures, de zin ervan te vatten, waarbij u nooit uw liefdevolle doel uit het oog verliest.
Tracht uw broeder te winnen
9. Wat dienen wij in gedachte te houden met betrekking tot het toepassen van Mattheüs 18:15?
9 Jezus begon: „Wanneer . . . uw broeder een zonde begaat, ga zijn fout dan blootleggen tussen u en hem alleen. Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen.” Het is duidelijk dat dit niet een stap is die louter op grond van een vermoeden wordt gedaan. U dient over bewijsmateriaal of specifieke informatie te beschikken waarvan u gebruik kunt maken om uw broeder te helpen inzien dat hij een fout heeft begaan en de zaken recht moet zetten. Het is goed om prompt te reageren en niet toe te laten dat de kwestie ernstiger vormen aanneemt of zijn houding diep verankerd raakt. En vergeet niet dat erover piekeren ook u schade kan toebrengen. Aangezien het gesprek tussen u en hem alleen wordt gevoerd, dient u zich ervan te weerhouden er van tevoren met anderen over te spreken om sympathie te winnen of uw zelfbeeld op te vijzelen (Spreuken 12:25; 17:9). Waarom? Wegens het doel dat u wilt bereiken.
10. Wat zal ons helpen onze broeder te winnen?
10 Uw doel dient te zijn uw broeder te winnen, niet hem te straffen, te vernederen of te gronde te richten. Als hij werkelijk fout heeft gehandeld, staat zijn verhouding met Jehovah op het spel. U zult hem beslist als uw christelijke broeder willen behouden. De kans van slagen zal toenemen als u in het gesprek onder vier ogen kalm blijft, harde woorden of een beschuldigende toon vermijdt. Houd tijdens deze liefdevolle confrontatie in gedachte dat u beiden onvolmaakte, zondige mensen bent (Romeinen 3:23, 24). Als hij beseft dat u niet over hem geroddeld hebt en ziet dat u oprecht hulp wilt bieden, kan het zijn dat een oplossing niet ver weg is. Deze vriendelijke, duidelijke benadering zal vooral wijsheid weerspiegelen als blijkt dat u beiden een mate van schuld treft of dat in feite een misverstand aan de kwestie ten grondslag lag. — Spreuken 25:9, 10; 26:20; Jakobus 3:5, 6.
11. Wat zouden wij, ook al luistert een overtreder niet naar ons, kunnen doen?
11 Als u hem kunt helpen inzien dat er een overtreding is begaan en dat die ernstig is, kan het zijn dat hij tot berouw wordt gebracht. Maar het is nu eenmaal zo dat trots een obstakel kan zijn (Spreuken 16:18; 17:19). Dus ook al geeft hij aanvankelijk de overtreding niet toe en heeft hij geen berouw, dan kunt u enige tijd wachten voordat u op de kwestie doorgaat. Jezus zei niet: ’Ga slechts eenmaal en leg zijn fout bloot.’ Aangezien het een zonde is die u kunt oplossen, overweeg dan hem opnieuw in de geest van Galaten 6:1 en „onder vier ogen” te benaderen. U kunt succes hebben. (Vergelijk Judas 22, 23.) Maar wat te doen als u ervan overtuigd bent dat er een zonde is begaan en dat hij niet gunstig wil reageren?
Hulp inroepen bij rijpe personen
12, 13. (a) Welke tweede stap zette Jezus uiteen in verband met het behandelen van fouten? (b) Wat is passende raad wanneer men deze stap zet?
12 Zou u willen dat anderen u snel laten vallen als u zich aan een ernstige overtreding schuldig had gemaakt? Beslist niet. Insgelijks toonde Jezus aan dat u het na de eerste stap niet dient op te geven er moeite voor te doen uw broeder te winnen, ervoor te zorgen dat hij samen met u en anderen God op aanvaardbare wijze blijft aanbidden. Jezus schetste een tweede stap: „Luistert hij . . . niet, neem dan nog één of twee met u, opdat uit de mond van twee of drie getuigen elke zaak bevestigd wordt.”
13 Hij zei om „nog één of twee” mee te nemen. Hij zei niet dat na het doen van de eerste stap u de vrijheid hebt om het probleem met vele anderen te bespreken, contact op te nemen met een reizende opziener, of broeders over het probleem te schrijven. Hoewel u er misschien van overtuigd bent dat de overtreding is begaan, is die in feite nog niet volledig bewezen. U zou geen negatieve informatie willen verbreiden die zich als laster van uw zijde zou kunnen uitwijzen (Spreuken 16:28; 18:8). Maar Jezus zei om één of twee anderen met u mee te nemen. Waarom? En wie zouden dat kunnen zijn?
14. Wie zouden wij voor de tweede stap kunnen meenemen?
14 U probeert uw broeder te winnen door hem ervan te overtuigen dat er een zonde is begaan en door hem ertoe te brengen berouw te hebben teneinde in vrede met u en met God te leven. Met het oog daarop zou de ideale situatie zijn als de „één of twee” getuigen van de overtreding waren. Misschien waren zij erbij toen het gebeurde, of beschikken zij over deugdelijke inlichtingen met betrekking tot wat in een zakelijke kwestie gedaan (of niet gedaan) is. Als zulke getuigen er niet zijn, hebben degenen die u meebrengt misschien ervaring op het betreffende terrein en kunnen derhalve vaststellen of datgene wat zich heeft voorgedaan werkelijk een overtreding was. Bovendien zouden zij, mocht dit later nodig zijn, getuigen kunnen zijn van hetgeen gezegd was, waardoor zij de te berde gebrachte feiten en de moeite die gedaan is, bevestigen (Numeri 35:30; Deuteronomium 17:6). Zij zijn dus niet louter neutrale partijen, scheidsrechters; toch dient hun aanwezigheid om te helpen uw broeder en hun broeder te winnen.
15. Waarom zouden christelijke ouderlingen van nut kunnen blijken te zijn als wij de tweede stap moeten doen?
15 U hoeft niet te denken dat degenen die u meebrengt ouderlingen in de gemeente moeten zijn. Maar rijpe mannen die ouderling zijn, kunnen door hun geestelijke bekwaamheden misschien een bijdrage leveren. Zulke ouderlingen zijn „als een wijkplaats voor de wind . . . en een schuilplaats voor de slagregen, als waterstromen in een waterloos land, als de schaduw van een zware, steile rots in een uitgeput land” (Jesaja 32:1, 2). Zij hebben ervaring in het redeneren met en het terechtbrengen van broeders en zusters. En de kwaaddoener heeft goede redenen om vertrouwen te stellen in zulke „gaven in mensen” (Efeziërs 4:8, 11, 12).c De kwestie in bijzijn van zulke rijpe personen uitspreken en in gebed met hen gaan, kan een ander klimaat scheppen en oplossen wat onoplosbaar scheen. — Vergelijk Jakobus 5:14, 15.
Een laatste poging om hem te winnen
16. Wat is de derde stap die Jezus uiteenzette?
16 Als het ook met stap twee niet lukt om de kwestie recht te zetten, raken gemeenteopzieners beslist bij de derde stap betrokken. „Indien hij naar [de één of twee] niet luistert, spreek dan tot de gemeente. Indien hij zelfs naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u net als een mens uit de natiën en als een belastinginner.” Wat houdt dit in?
17, 18. (a) Welk voorbeeld helpt ons te begrijpen wat het zeggen wil ’tot de gemeente te spreken’? (b) Hoe zetten wij die stap in deze tijd?
17 Wij vatten dit niet op als een richtsnoer om de zonde of overtreding op een geregelde of speciale vergadering van de hele gemeente te berde te brengen. Wij kunnen aan de hand van Gods Woord vaststellen wat de juiste procedure is. Kijk eens wat er in Israël uit de oudheid gedaan moest worden in geval van opstand, vraatzucht en dronkenschap: „Ingeval een man een zoon blijkt te hebben die onhandelbaar en weerspannig is, die niet naar de stem van zijn vader of de stem van zijn moeder luistert, en zij hem hebben gecorrigeerd maar hij niet naar hen wil luisteren, dan moeten zijn vader en zijn moeder hem grijpen en hem naar de oudere mannen van zijn stad en naar de poort van zijn plaats brengen, en zij moeten tot de oudere mannen van zijn stad zeggen: ’Deze zoon van ons is onhandelbaar en weerspannig; hij luistert niet naar onze stem, hij is een veelvraat en een dronkaard.’ Dan moeten alle mannen van zijn stad hem met stenen stenigen.” — Deuteronomium 21:18-21.
18 De zonden van de man werden niet aangehoord en beoordeeld door de hele natie en ook niet door allen die tot zijn eigen stam behoorden. In plaats daarvan werd de kwestie door de erkende „oudere mannen” als vertegenwoordigers van de gemeente behandeld. (Vergelijk Deuteronomium 19:16, 17 betreffende een geval dat door ’de priesters en de rechters die in die dagen dienst deden’, werd behandeld.) Wanneer het in deze tijd nodig is om de derde stap te doen, wordt de kwestie insgelijks afgehandeld door de ouderlingen, die de gemeente vertegenwoordigen. Zij beogen hetzelfde doel, namelijk de christelijke broeder indien enigszins mogelijk te winnen. Zij weerspiegelen dit door blijk te geven van eerlijkheid, niet op de zaak vooruit te lopen of partijdig te zijn.
19. Wat zullen de ouderlingen die aangewezen zijn de kwestie aan te horen, trachten te doen?
19 Zij zullen ernaar streven de feiten af te wegen en de getuigen te horen die nodig zijn om vast te stellen of de zonde werkelijk is begaan (of nog steeds wordt begaan). Zij willen de gemeente tegen verdorvenheid beschermen en de geest van de wereld buiten houden (1 Korinthiërs 2:12; 5:7). In overeenstemming met de schriftuurlijke hoedanigheden die zij bezitten, zullen zij trachten „zowel door de gezonde leer te vermanen als de tegensprekers terecht te wijzen” (Titus 1:9). Hopelijk zal de kwaaddoener niet zijn als de Israëlieten over wie Jehovah’s profeet schreef: ’Ik heb geroepen, maar gij hebt niet geantwoord, ik heb gesproken, maar gij hebt niet geluisterd, en gij bleeft doen wat kwaad was in mijn ogen en hebt datgene verkozen waarin ik geen behagen schepte.’ — Jesaja 65:12.
20. Wat moet er volgens Jezus’ zeggen gebeuren als de zondaar weigert te luisteren en berouw te hebben?
20 In betrekkelijk weinig gevallen weerspiegelt de zondaar echter diezelfde houding. Mocht dat het geval zijn, dan is Jezus’ aanwijzing duidelijk: „Hij [zij] u net als een mens uit de natiën en als een belastinginner.” De Heer adviseerde niet om onmenselijk te zijn of eropuit te zijn iemand schade toe te brengen. Er bestaat echter geen onzekerheid omtrent de aanwijzing van de apostel Paulus om onberouwvolle zondaars uit de gemeente te sluiten (1 Korinthiërs 5:11-13). Zelfs dit kan uiteindelijk leiden tot het doel, namelijk om de zondaar te winnen.
21. Welke mogelijkheid staat steeds open voor iemand die uit de gemeente gesloten is?
21 Wij kunnen die mogelijkheid zien aan de hand van Jezus’ gelijkenis van de verloren zoon. Nadat die zondaar het, zoals werd geïllustreerd, enige tijd zonder de liefdevolle omgang van zijn vaders huis had moeten stellen, ’kwam hij tot bezinning’ (Lukas 15:11-18). Paulus zei tot Timotheüs dat sommige kwaaddoeners mettertijd berouw zouden hebben en „weer tot bezinning [zouden] komen uit de strik van de Duivel” (2 Timotheüs 2:24-26). Wij hopen beslist dat een ieder die onberouwvol zondigt en uit de gemeente gesloten moet worden zijn verlies zal voelen — zowel wat Gods goedkeuring als wat de hartelijke omgang en het sociale contact met loyale christenen betreft — en tot bezinning zal komen.
22. Hoe kunnen wij onze broeder toch nog winnen?
22 Jezus beschouwde mensen uit de natiën en belastinginners niet als reddeloos verloren. Een van de laatstgenoemden, Mattheüs Levi, had berouw, ’volgde Jezus’ oprecht en werd zelfs als apostel gekozen (Markus 2:15; Lukas 15:1). Als een zondaar in deze tijd dus „zelfs naar de gemeente niet luistert” en daaruit wordt verwijderd, kunnen wij wachten om te zien of hij mettertijd berouw zal hebben en rechte paden voor zijn voeten zal maken. Als dat gebeurt en hij weer een lid van de gemeente is, zullen wij vervolgens blij zijn onze broeder in de kudde van ware aanbidding teruggewonnen te hebben.
[Voetnoten]
a McClintock en Strongs Cyclopedia zegt: „De publikanen [belastinginners] van het Nieuwe Test[ament] werden als verraders en afvalligen beschouwd, verontreinigd door hun veelvuldige contact met de heidenen, gewillige werktuigen van de onderdrukker. Zij werden op één lijn gesteld met zondaars . . . Daar zij aan zichzelf werden overgelaten, aangezien fatsoenlijke lieden hen op een afstand hielden, werden hun enige vrienden of metgezellen aangetroffen onder degenen die, evenals zijzelf, paria’s waren.”
b Zakelijke of financiële aangelegenheden waarbij een mate van bedrog, oplichterij of listigheid betrokken is, kunnen vallen onder het soort zonden die Jezus bedoelde. Als aanduiding gaf Jezus, na het richtsnoer in Mattheüs 18:15-17 verschaft te hebben, een illustratie van slaven (werknemers) die geld schuldig waren en niet in staat waren het terug te betalen.
c Eén bijbelgeleerde merkte op: „Het gebeurt soms dat een kwaaddoener meer acht zal slaan op twee of drie personen (vooral als het mensen zijn die respect verdienen) dan op één, vooral als het bij die ene gaat om een persoon met wie hij een meningsverschil heeft gehad.”
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Op wat voor zonde heeft Mattheüs 18:15-17 voornamelijk betrekking?
◻ Wat dienen wij in gedachte te houden als wij de eerste stap moeten doen?
◻ Wie kunnen een hulp zijn als wij tot de tweede stap moeten overgaan?
◻ Wie zijn bij het doen van de derde stap betrokken, en hoe kunnen wij onze broeder toch nog winnen?
[Illustratie op blz. 18]
Joden meden belastinginners. Mattheüs kwam tot inkeer en volgde Jezus
[Illustratie op blz. 20]
Vaak kunnen wij een kwestie „onder vier ogen” oplossen