Vragenbus
● Als er geld nodig is om broeders in rampgebieden te helpen of voor speciale aankopen die meer kosten dan op het moment voorhanden is, hoe dient de aangelegenheid dan in de gemeente behandeld te worden?
Paulus stelde de gemeenten in kennis van hun voorrecht ten behoeve van de broeders en zusters in Jeruzalem een materiële bijdrage te geven toen de hongersnood daar hevig werd, maar hij bepaalde natuurlijk niet hoeveel geld of goederen afzonderlijke personen of gemeenten dienden te geven. — 1 Kor. 16:1-3; 2 Kor. 9:5-7.
In geval van een ramp willen broeders en zusters die in de omgeving van het rampgebied wonen — aangezien zij het beste in de gelegenheid zijn hulp te bieden — wellicht individueel geld, voedsel, en andere dingen waaraan behoefte bestaat, geven, waarbij de ouderlingen de krachtsinspanningen coördineren. Indien de ouderlingen van deze en van andere gemeenten het juist achten een bijdrage te geven maar de geldmiddelen in de kas beperkt zijn, kan dit aan de gemeente voorgelegd worden. Er zou voor dit doel een afzonderlijke bijdragenbus neergezet kunnen worden. Of er zou een aanbeveling voorgelegd kunnen worden (ter goedkeuring door de gemeente) dat het geld dat gedurende de volgende paar vergaderingen in de bijdragenbus ontvangen wordt en dat niet nodig is ter bestrijding van de lopende onkosten, via het bijkantoor van het Genootschap naar degenen in nood verzonden wordt.
Als er in de kringkas niet voldoende geld voorhanden is voor onverwachte noodzakelijke uitgaven, met inbegrip van speciale aankopen die ten behoeve van de kring gebruikt zullen worden, mag de vergaderingopziener aan de andere ouderlingen uitleggen wat er nodig is. (Indien een districtsaangelegenheid niet kan wachten tot de ouderlingen van de andere kringen op een kringvergadering kunnen samenkomen, kan er een brief met de details naar alle presiderende opzieners verzonden worden.) De ouderlingen in iedere gemeente dienen de kwestie te bespreken en vervolgens kan het voorstel ter goedkeuring aan de gemeente voorgelegd worden. Zij kunnen een bijdrage geven al naar gelang hun omstandigheden toelaten.