Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • km 11/77 blz. 3-6
  • Nieuwe regelingen voor gemeentelijke organisatie

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Nieuwe regelingen voor gemeentelijke organisatie
  • Onze Koninkrijksdienst 1977
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • SECRETARISSEN TOT VOORDEEL VAN DE KUDDE GODS
  • „ZIJ ZULLEN ALLEN DOOR JEHOVAH WORDEN ONDERWEZEN”
  • GODS WET IN DE GEMEENTE TEN UITVOER LEGGEN
  • Aan alle lichamen van ouderlingen
    Koninkrijksdienst 1975
  • Opzieners als herders van de kudde
    Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen
  • Een „lichaam van ouderlingen” met roulerend voorzitterschap
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • Aan alle lichamen van ouderlingen
    Onze Koninkrijksdienst 1976
Meer weergeven
Onze Koninkrijksdienst 1977
km 11/77 blz. 3-6

Nieuwe regelingen voor gemeentelijke organisatie

Zoals op de districtsvergaderingen is aangekondigd, zijn er in de gemeentelijke organisatie bepaalde nieuwe regelingen gekomen. Alle ouderlingen dienen deze inlichtingen, die gebaseerd zijn op lezingen die op de congressen zijn gehouden, zorgvuldig te lezen en dienovereenkomstig te handelen.

SECRETARISSEN TOT VOORDEEL VAN DE KUDDE GODS

1 Tegenwoordig, nu het Koninkrijkswerk goed gegrondvest is door middel van ruim veertigduizend gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de gehele wereld, is het nodig ten behoeve van de gemeente bepaalde berichten bij te houden of administratie te voeren. Dit is in overeenstemming met het bijbelse beginsel dat in 1 Korinthiërs 14:40 staat: „Laat alle dingen betamelijk en volgens regeling geschieden.”

2 Iedere gemeente zal er derhalve mee gebaat zijn een aangestelde secretaris te hebben die de verantwoordelijkheid zal dragen te zorgen voor de correspondentie en andere communicaties van de gemeente, terwijl hij tevens belangrijke berichten en administratie zal bijhouden. Gedurende de komende zes maanden (tijdens het bezoek van de kringopziener) zal het lichaam van ouderlingen in iedere gemeente één van de ouderlingen voor aanstelling als secretaris van de gemeente aanbevelen. Dit dient een broeder te zijn die over de bekwaamheden beschikt om op juiste wijze voor de administratie en het archief van de gemeente zorg te dragen en die in staat is een goede correspondentie te voeren. Sommige broeders zijn voor dergelijk werk geschikter dan andere (1 Kor. 12:28-30). Derhalve dienen de ouderlingen de bekwaamheden van de broeder die zij willen aanbevelen, aan een zorgvuldig onderzoek te onderwerpen, waarbij zij de taken waarvan hij zich moet kwijten alsook zijn bereidwillige geest om zijn broeders te willen dienen, in aanmerking zullen nemen. In sommige gemeenten zijn wellicht verscheidene broeders bekwaam voor deze taak. Maar aangezien deze dienstpositie slechts aan één ouderling toegewezen kan worden, zullen de ouderlingen slechts één persoon voor aanbeveling moeten uitkiezen. Zij zullen ook in gedachten hebben dat de benoeming tot secretaris een permanente aanstelling is die niet aan roulering onderhevig is. De secretaris zal onafgebroken, jaar in jaar uit, als zodanig blijven dienen tot het moment waarop het lichaam van ouderlingen het misschien passend oordeelt een verandering aan te bevelen. — Zie 2 Koningen 12:10, 11 en 22:3.

3 De secretaris dient tijdens het eerstvolgende bezoek van de kringopziener na 1 september door het plaatselijke lichaam van ouderlingen aanbevolen te worden. Een dergelijke aanbeveling zal worden gedaan wanneer de normale aanbevelingen betreffende aanstellingen van ouderlingen en dienaren in de bediening opgestuurd worden. Het woord „secretaris” dient in de kantlijn van het aanbevelingsformulier (S-2) vóór de naam van de desbetreffende persoon, onder aanbevelingen voor ouderlingen geschreven te worden.

4 De volledige naam en het volledige adres van de secretaris dient op het S-29 formulier bij de aanbeveling ingesloten te worden. Het adres van de secretaris zal het permanente correspondentieadres voor de gemeente worden. Alle correspondentie bestemd voor de gemeente en afkomstig van het Besturende Lichaam of het Genootschap zal aan dat adres gericht worden.

5 De broeder die als secretaris voor de gemeente wordt aangesteld, dient een geregelde vergaderingbezoeker te zijn en hij moet ervoor zorgen dat de andere ouderlingen in het belang van de gemeente de gemeenteadministratie kunnen raadplegen. Als hij weet dat hij om de een of andere reden gedurende een bepaalde tijd weg zal zijn, dient hij er regelingen voor te treffen dat een andere broeder zijn taak tijdelijk overneemt en nagaat of er op zijn adres ook brieven of andere boodschappen gekomen zijn.

6 De secretaris zal tot taak hebben belangrijke gemeenteadministratie ordelijk te bewaren. Tot deze administratie behoren de aanstellingen van ouderlingen en dienaren in de bediening, alle brieven van het Genootschap aan de ouderlingen en de gemeente, kopieën van de verslagen van de reizende opzieners, bestellingen en overmakingen aan het Genootschap, paperassen betreffende het bezit van de Koninkrijkszaal of andere eigendommen van de gemeente, inlichtingen over eventuele leningen voor een Koninkrijkszaal, verzekeringen, aktes en andere documenten. Ook gegevens betreffende uitsluitingszaken die door een rechterlijk comité behandeld zijn, moeten in het gemeentearchief bewaard worden.

7 De secretaris dient een punctueel persoon te zijn die de datums in het oog houdt waarop er voor bepaalde behoeften van de gemeente zorg gedragen moet worden. Als de gemeente een stichting of wettelijke corporatie gevormd heeft ten einde haar dienst voor Jehovah te kunnen verrichten, dient de secretaris te weten wat er van regeringswege wordt vereist op het gebied van rapporten aan regeringsfunctionarissen, jaarvergaderingen, het bijhouden van notulen van vergaderingen en het bekendmaken van alle eventueel vereiste mededelingen betreffende de stichting of corporatie. Hij dient het dossier van de stichting of corporatie onder zijn hoede te houden en erop toe te zien dat degene die voor het opmaken van de notulen verantwoordelijk is, ze goed bijhoudt.

8 Als de gemeente een Koninkrijkszaal of andere onroerend goederen in eigendom heeft, dient de secretaris zich ervan te vergewissen dat er aan de plaatselijke regeringsvereisten wordt voldaan ten einde iedere vrijstelling van belasting te verkrijgen waar plaatselijk wellicht de mogelijkheid toe bestaat. Als er wettelijke kennisgevingen ontvangen worden, zal hij ervoor zorgen dat ze onder de aandacht van het lichaam van ouderlingen gebracht worden en er door de gemeente prompt aandacht aan geschonken wordt.

9 De secretaris zal er belangstelling voor hebben de zakelijke aangelegenheden van de gemeente te coördineren, zoals de prompte betaling van de zaalhuur, en bijkomende kosten, verzekeringen, afbetalingen van eventuele leningen, het betalen van verschuldigde belastingen en het ruimschoots van tevoren opsturen van bestellingen voor uitnodigingen voor de Gedachtenisviering. Tevens zal hij ervoor zorgen dat berichten en verslagen op tijd opgestuurd worden.

10 Hij zal de correspondentie naar het bijkantoor van het Genootschap opsturen, met inbegrip van bestellingen en overmakingsformulieren, die door andere broeders die in de gemeente dienen, gereedgemaakt zijn. Hij zal de verantwoordelijkheid hebben deze te controleren om erop toe te zien dat ze leesbaar zijn en dat de getallen kloppen.

11 Wanneer hij brieven van het Genootschap ontvangt die aan alle ouderlingen gericht zijn, zal hij deze onder alle ouderlingen laten circuleren en iedere ouderling diens initialen op de brief laten zetten als teken dat hij de brief gelezen heeft. Hij zal zulke brieven „volgen” en ervoor zorgen dat hij ze terugkrijgt nadat alle ouderlingen ze gelezen en afgehandeld hebben, waarna hij ze in het gemeentearchief zal opbergen.

12 De secretaris zal de Verkondigersberichtskaarten bijhouden en de velddienstberichten van de gemeente opstellen. In sommige gemeenten wil het lichaam van ouderlingen misschien een ouderling (indien beschikbaar) of een bekwame dienaar in de bediening aanstellen om de secretaris met de zorg voor een deel van de administratie te helpen.

13 Wij verwachten niet dat deze werkzaamheden al de tijd van de secretaris zullen opslokken, maar degenen die als secretaris aangesteld worden, kunnen een gemeenteboekstudie leiden en zullen in verband met hun studiegroep de leiding in de velddienst nemen. De secretaris zal als iedere andere ouderling in samenwerking met de gemeente dienen door onderdelen op de vergaderingen te behartigen, als lid van een rechterlijk comité dienst te doen, enzovoort.

14 In grote gemeenten waar een flink aantal ouderlingen aangesteld is, zou het kunnen gebeuren dat het lichaam van ouderlingen een broeder als secretaris aanbeveelt die nu dienst verricht in een positie waarin hij het al erg druk heeft, bijvoorbeeld als bijbelstudieopziener of velddienstopziener. In dat geval wil het lichaam van ouderlingen het misschien zo regelen dat een andere ouderling zijn diensttaak overneemt wanneer hij de aanstelling voor zijn nieuwe werk als secretaris ontvangt. In kleine gemeenten is de secretaris wellicht in staat ook in andere functies te dienen.

15 Wij zijn er vast van overtuigd dat het aanstellen van een secretaris voor iedere gemeente tegemoet zal komen aan een behoefte die momenteel in de gemeenten bestaat en nog meer voordelen zal afwerpen terwijl het lichaam van ouderlingen aan allen in de kudde Gods aandacht blijft schenken. — Hand. 20:28.

„ZIJ ZULLEN ALLEN DOOR JEHOVAH WORDEN ONDERWEZEN”

16 In deze laatste dagen zijn christenen nog steeds ’personen die door Jehovah worden onderwezen’ (Jes. 54:13). Zij hebben tevens waardering voor de voorziening van „gaven in mensen” die, onder andere, de verantwoordelijkheid hebben te onderwijzen (Ef. 4:11-13). Aangaande dit punt schreef de discipel Jakobus: „Niet velen van u moeten leraren worden, mijn broeders, wetend dat wij een zwaarder oordeel zullen ontvangen” (Jak. 3:1). Ouderlingen zijn er derhalve voortdurend op uit hun onderwijs te verbeteren. Sommigen zijn doeltreffende onderwijzers op het individuele vlak of in het houden van lezingen. Anderen zijn goede onderwijzers in de velddienst en zijn er bedreven in nieuwelingen te helpen. En er zijn ouderlingen die met veel succes anderen helpen geestelijke vorderingen te maken door op leerzame wijze de Wachttoren-studie of de Theocratische School te leiden. Bekwaamheden variëren maar welke gave iemand ook heeft, hij wordt aangemoedigd deze ten behoeve van anderen te gebruiken. — 1 Petr. 4:10, 11.

17 Zoals we op de districtsvergaderingen van dit jaar geleerd hebben, zijn er bepaalde veranderingen aangebracht die op het toezicht over twee gemeentevergaderingen van invloed zullen zijn. Nadat in september 1977 de jaarlijkse roulering heeft plaatsgevonden, zullen twee van de vijf dienstposities die door ouderlingen worden ingenomen, niet meer aan roulering onderhevig zijn. Dit zijn de positie van (1) de Wachttoren-studieleider en (2) de opziener van de Theocratische School. Het lichaam van ouderlingen dient te beschouwen wie onder hen bijzonder geschikt zouden zijn om in deze twee posities te dienen. De ouderlingen die in september deze posities gaan bekleden, zullen tot aan het bezoek van de kringopziener tijdelijk als zodanig dienen.

18 De suggesties die de kringopziener tijdens zijn bezoek doet, kunnen het lichaam van ouderlingen wellicht helpen een definitieve keuze te doen. De gedachte is dat de feitelijke toewijzing voor deze twee posities door het lichaam van ouderlingen en niet door de kringopziener gedaan zal worden. Er zullen hier geen aanstellingsbrieven van het bijkantoor van het Genootschap voor vereist zijn. Opdat het bijkantoor echter toch over gegevens ter raadpleging zal beschikken, zal de kringopziener op de achterzijde van het aanbevelingsformulier (S-2) een passende aantekening maken. Links van de namen op de lijst van alle aangestelde ouderlingen in de gemeente, zal hij aangeven welke ouderling is aangesteld om de Wachttoren-studie te behartigen en welke ouderling voor de Theocratische School zorg zal dragen. Hij zal respectievelijk de afkortingen „WSL” en „TSO” gebruiken. Op deze wijze zullen zowel het bijkantoor als de plaatselijke gemeente over gegevens beschikken waarin vermeld staat wie de toewijzing hebben ontvangen om permanent in deze twee posities te dienen.

19 Behalve dat het lichaam van ouderlingen in samenwerking met de kringopziener de ouderlingen toewijst die het opzicht over deze beide posities zullen hebben, zullen zij tevens andere ouderlingen aanwijzen die op deze twee vergaderingen eveneens bijzonder goed onderwijs geven, ten einde de Wachttoren-studieleider en de opziener van de Theocratische School te assisteren. De Wachttoren-studieleider zal het op prijs stellen wanneer andere ouderlingen hem, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden, voor perioden van een maand per keer met het leiden van de wekelijkse Wachttoren-studie helpen. Het zal zijn verantwoordelijkheid zijn een rooster op te stellen met de datums waarop deze extra ouderlingen de Wachttoren-studie zullen leiden. Hetzelfde geldt voor de opziener van de Theocratische School, die blij zal zijn met de hulp van andere ouderlingen om hem bij het leiden van de ene of meerdere scholen van de gemeente voor perioden van gewoonlijk twee maanden per keer te assisteren. De opziener van de Theocratische School heeft de verantwoording een rooster voor deze broeders op te stellen.

20 Zoals reeds gezegd, zullen deze beide ouderlingen voor onbepaalde tijd in hun onderwijspositie blijven. Als het lichaam van ouderlingen en de op bezoek zijnde kringopziener dit op enig toekomstig tijdstip raadzaam achten, zouden er wijzigingen aangebracht kunnen worden. Deze verbeterde onderwijsregeling zal de broeders in staat stellen overeenkomstig hun grootste bekwaamheid te dienen. In gemeenten met slechts weinig ouderlingen zal het nodig zijn zich zo goed mogelijk aan te passen door de één of twee uitgekozen mannen te gebruiken, ook al zal het voorzitterschap jaarlijks blijven rouleren.

21 HET BEZOEK VAN DE KRINGOPZIENER: De reizende opzieners van Jehovah’s volk hebben de gemeenten reeds lang als aangestelde onderwijzers gediend. Zij voldoen aan de bijbelse vereisten om in de gemeente te onderwijzen. Tijdens hun bezoeken dragen zij er veel toe bij dat het verlichtende onderwijs van de gemeenten op een hoog peil blijft.

22 Tot nog toe werden er op vier dagen van zijn bezoek gemeentevergaderingen gehouden, plus een bijeenkomst met de ouderlingen en dienaren in de bediening, een bijeenkomst met de ouderlingen en de bijeenkomst met de pioniers. Dit was zowel voor de gemeenteleden als voor de kringopziener een druk bezet weekschema.

23 Met ingang van september 1977 is een gewijzigd weekprogramma van kracht geworden. Voortaan zullen er tijdens zijn bezoek op slechts drie dagen gemeentevergaderingen gehouden worden.

24 Wij raden aan de Theocratische School en de dienstvergadering op de dinsdag van zijn bezoek te houden. De normale Theocratische School en een dienstvergadering van 30 minuten zullen tot slot gevolgd worden door de dienstlezing van de kringopziener, zodat de vergadering met de liederen en gebeden inbegrepen, in totaal twee uur zal duren.

25 De hele gemeente zal bij voorkeur op een normale vergaderingavond, misschien op donderdag of vrijdag, opnieuw in de Koninkrijkszaal bijeenkomen; het lichaam van ouderlingen zal iemand uit hun midden uitkiezen om die avond één grote boekstudie te leiden. De boekstudie zal tot 45 minuten teruggebracht worden, maar niettemin dient er geprobeerd te worden het aangegeven gedeelte voor die week te behandelen.

26 Na de boekstudie zal de kringopziener een onderdeel met zaaldeelname behandelen, met als titel ’Blijf in de dingen die je hebt geleerd’ (2 Tim. 3:14). In dit onderdeel mag elk punt verwerkt worden waarmee de gemeente volgens de kringopziener gebaat zal zijn. Hij vindt het wellicht passend niet alleen stof uit recente Wachttorens maar ook uit het Organisatie-boek, Onze Koninkrijksdienst en andere publikaties te behandelen. Dit onderdeel van 30 minuten zal tot slot gevolgd worden door een dienstlezing door de kringopziener. Deze door-de-weekse vergadering zal in totaal één uur en 45 minuten duren, de liederen en gebeden inbegrepen.

27 Ook het schema voor de zondag van zijn bezoek zal gewijzigd worden, zodat deze vergadering met inbegrip van de liederen en gebeden twee uur zal duren. De kringopziener zal een openbare lezing van 55 minuten houden. De verandering zit hem in de vorm en lengte van de Wachttoren-studie, die geleid zal worden zonder eerst de paragrafen te lezen. Er zullen dertig minuten aan worden besteed om de toehoorders de vragen te laten beantwoorden. Deze studie zal worden gevolgd door de slotlezing van de kringopziener.

28 Wij menen dat dit gewijzigde weekschema een evenwichtiger weekprogramma zal bieden. Hierdoor vervalt een extra vergaderavond, welke tijd de broeders en zusters nu voor andere bezigheden kunnen gebruiken. Er dienen plannen gemaakt te worden voor extra inspanningen in de velddienst gedurende deze speciale week. Aldus zullen allen in de gemeente er een aandeel aan hebben als een collectief licht in hun gemeenschap te schijnen.

29 DE KONINKRIJKSBEDIENINGSSCHOOL: Ouderlingen hebben zeer veel waardering tot uitdrukking gebracht voor de opleiding waarin de Koninkrijksbedieningsschool voorzien heeft. In feite hebben velen van hen gevraagd de school nog eens te kunnen bezoeken ten einde ’up to date’ te blijven. Met het oog op de organisatorische wijzigingen die in de afgelopen jaren aangebracht zijn, schijnt het raadzaam te zijn dat alle ouderlingen een extra opleiding ontvangen. De gemeenten schijnen er de meeste vruchten van te plukken wanneer verscheidene ouderlingen de school gelijktijdig doorlopen.

30 Om die redenen is de cursus herzien en aangepast ten einde aan de huidige behoeften van de christelijke gemeente tegemoet te komen. Ook de stof in het leerboek is herzien.

31 Er zijn regelingen getroffen dat alle ouderlingen gedurende het voorjaar van 1978 in hun respectieve kringen de Koninkrijksbedieningsschool zullen kunnen bezoeken. Wij zijn vol vertrouwen dat deze voorziening een bron van aanmoediging en geestelijke verkwikking zal zijn.

GODS WET IN DE GEMEENTE TEN UITVOER LEGGEN

32 De regeling om Gods wet in de hedendaagse christelijke gemeente ten uitvoer te leggen, komt overeen met de regeling die in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening onder de vroege christenen bestond. In samenwerking met de „getrouwe en beleidvolle slaaf” is er een centraal of besturend lichaam van oudere mannen dat er speciaal voor verantwoordelijk is leiding te geven aan de tenuitvoerlegging van bijbelse wetten onder Jehovah’s christelijke getuigen. Gemeentelijke ouderlingen alsook de reizende opzieners zijn gemachtigd om ten behoeve van de gemeente als rechters op te treden. Deze tenuitvoerleggers van Gods wetten worden als een liefdevolle voorziening van Jehovah gewaardeerd en vanwege hun werk met respect bejegend (1 Thess. 5:12, 13; 1 Tim. 5:17). Ten einde anderen te onderwijzen en Gods vereisten hoog te houden, moeten deze mannen de bijbelse wetten goed kennen. Zij beseffen dat rechtspreken niet slechts een kwestie van het aanhoren van zaken is. Gods wet ten uitvoer leggen, houdt hunnerzijds in deze wet na te leven en te onderwijzen, erop aan te dringen haar te gehoorzamen en haar als basis voor hun oordeel te gebruiken wanneer zij in een rechterlijke hoedanigheid optreden.

33 Er bestaat tegenwoordig behoefte aan zowel bekwame raadgevers als rechters (Jes. 1:26). In de meeste situaties in het leven is het zo dat wanneer er problemen rijzen, raadgevers werkelijk gewaardeerd worden wanneer zij vragen of problemen helpen oplossen die men onder hun aandacht brengt. Als iemand derhalve een overtreding begaat „voordat hij zich ervan bewust is”, kunnen twee of meer van de ouderlingen hem gewoonlijk liefdevolle hulp schenken. Dit wordt in de „geest van zachtaardigheid” gedaan terwijl zij de dwalende raad geven en herstellen (Gal. 6:1, 2). Wanneer ouderlingen bemerken dat een persoon een handelwijze begint te volgen die rechtstreeks in strijd is met de goddelijke wet, dienen zij een ijverige krachtsinspanning in het werk te stellen hem te helpen, waarbij zij hem zo nodig herhaaldelijk waarschuwen (Tit. 3:10, 11). Door barmhartig te zijn, slagen zij er wellicht in dergelijke personen „uit het vuur te rukken” en hen voor een zwaarder oordeel te behoeden (Jud. 23). Flagrante overtredingen vereisen dat ouderlingen ’met strengheid terechtwijzen’ met het doel het geloof van de betrokkene weer gezond te maken. Ten einde op juiste wijze voordeel van de diensten van de gemeentelijke herders te hebben, dienen alle ernstige zaken onder hun aandacht gebracht te worden, zodat zij de wetten van God naar de noodzaak dit vereist, kunnen toepassen.

34 In de huidige regeling deden de presiderende opziener, de velddienstopziener en de bijbelstudieopziener als rechterlijk comité dienst. Maar deze broeders hebben reeds vele verantwoordelijkheden. Bovendien vergt het ervaring en tijd om rechterlijke aangelegenheden alsook ernstige gevallen van kwaaddoen te behandelen, die dikwijls ingewikkeld worden en zorgvuldige beschouwing, bespreking, en het geven van schriftuurlijke raad en terechtwijzing vereisen, of waarbij zelfs tot uitsluiting moet worden overgegaan wanneer er geen berouw wordt getoond. Soms is er meer dan één zaak hangende die dringend aandacht behoeft. Als bepaalde zaken uitgesteld of nodeloos gerekt worden, raken sommigen misschien verontrust en menen zij dat er niets gedaan wordt of dat de gemeente onvoldoende beschermd wordt. Hoewel alle ouderlingen die in de gemeente dienst verrichten, verantwoordelijkheidsgevoel bezitten, tonen de feiten aan dat degenen die automatisch in het rechterlijke comité zitting namen, niet altijd in die mate voorbereid of ervaren waren als voor het zorgvuldig ten uitvoer leggen van Gods wet binnen de gemeente wordt vereist.

35 Wanneer ernstige kwesties die een rechterlijk optreden vereisen, onder de aandacht van de ouderlingen worden gebracht, hoe wordt de procedure van het uitkiezen van een rechterlijk comité voortaan dan op gang gebracht? Wel, in bepaalde gevallen zouden personen die zich aan een ernstige overtreding schuldig hebben gemaakt, of degenen die met zekerheid van een dergelijke overtreding afweten, elke ouderling kunnen benaderen met wie zij naar hun gevoel graag willen praten. Deze kan op zijn beurt de voorzitter vragen een vergadering van de ouderlingen bijeen te roepen. In geval de voorzitter afwezig is, zal de kwestie voorgelegd worden aan degene die hij tijdelijk als voorzitter aangewezen heeft, en deze zal een dergelijke vergadering dan ook presideren. De ouderling die het eerst van het probleem gehoord heeft, zal in het kort de aard van de zaak aan het hele lichaam van ouderlingen dat aanwezig is, uiteenzetten. Dit betekent niet dat hij in nodeloze details zal treden, maar hij zal eenvoudig vermelden om welke persoon of personen het gaat, en wat het probleem is, of het om immoraliteit, bedrog, dronkenschap, drugmisbruik of enige andere ernstige overtreding gaat. Het lichaam van ouderlingen zal er aandacht aan schenken of het probleem een alleenstaand of een gehuwd persoon betreft, alsook jeugd of een ander kenmerk in aanmerking nemen dat hen wellicht in staat zal stellen een juiste keuze van ouderlingen te doen. Als het bijvoorbeeld om een geschil gaat waarbij iemand bedrog ten laste wordt gelegd, willen zij wellicht ervaren ouderlingen uitkiezen wier achtergrond hen geschikter maakt om als rechterlijk comité dienst te doen ten einde een dergelijke beschuldiging te onderzoeken.

36 Wat op deze eerste bijeenkomst beschouwd wordt, dient niet besproken te worden met degenen die niet gerechtigd zijn ervan af te weten. Ouderlingen dragen de verantwoordelijkheid dingen vertrouwelijk te houden. Wanneer een ouderling of een lid van het rechterlijke comité zich aan ondoordacht gepraat schuldig maakt of het in hem gestelde vertrouwen schendt, kan dit tot problemen leiden. Spreuken 25:9 zegt: „Bepleit uw eigen zaak met uw naaste, en openbaar het vertrouwelijke gesprek van een ander niet.” De wijsheid van die woorden dient nauwgezet in acht genomen te worden. Ouderlingen dienen te beseffen dat wanneer zij het in hen gestelde vertrouwen schenden, dit vragen zou kunnen oproepen met betrekking tot de betrouwbaarheid van hun oordeel en de diepte van hun liefde jegens anderen die er mogelijk bij betrokken zijn. — Spr. 10:19; 11:13.

37 Het kan wel eens voorkomen dat er zich gelijktijdig meer dan één probleem van ernstige aard voordoet. Het kan nodig zijn twee rechterlijke comités uit te kiezen om de verschillende zaken af te handelen, vooropgesteld dat er voldoende bekwame ouderlingen zijn. Zijn die er niet, dan is het aan het lichaam van ouderlingen om te bepalen hoe zij de situatie het beste kunnen oplossen. Zijn er minder dan drie ouderlingen in een gemeente, dan kunnen bekwame ouderlingen uit een nabijgelegen gemeente, indien ze beschikbaar zijn, uitgenodigd worden om als comitéleden op te treden. Als een gemeente zich in een geïsoleerd gebied bevindt en het niet praktisch is ouderlingen van veraf te laten komen om met de leden van het plaatselijke rechterlijke comité zitting te nemen, dan mag een bekwame dienaar in de bediening uitgekozen worden ter aanvulling van het rechterlijke comité. Of als de gemeente binnen een week of twee door een reizende opziener bezocht zal worden, kunnen de plaatselijke ouderlingen besluiten zijn bezoek af te wachten en kunnen zij hem vragen met hen samen in een rechterlijk comité te dienen. Wanneer het niet mogelijk is dat er meer dan twee ouderlingen aanwezig zijn, dan zou de zaak door slechts hen beiden behandeld kunnen worden (Matth. 18:19). Als zij het er niet met elkaar over eens zijn wat in de desbetreffende kwestie ten aanzien van de overtreder gedaan moet worden, kan elk van hen zijn verslag aan het bijkantoor van het Genootschap voorleggen. Indien in zeer geïsoleerde gebieden geen van deze alternatieven mogelijk is, mag de plaatselijke ouderling of de verantwoordelijke persoon die als plaatsvervangend opziener dienst doet, het bijkantoor van het Genootschap schrijven om te vragen wat het beste gedaan zou kunnen worden.

38 Een rechterlijk comité hoeft niet tot drie leden beperkt te zijn. De Schrift geeft nergens te kennen dat een specifiek aantal oudere mannen in de vroege christelijke gemeente met de behandeling van overtredingen belast was. De oudere mannen die gedurende Israëls geschiedenis in de gemeenschap dienden, hebben wellicht met zovelen van hen als er in de stadspoort beschikbaar waren, zaken aangehoord. Boaz bijvoorbeeld koos tien van de oudere mannen van de stad uit om de zaak te horen die hij wilde voorleggen (Ruth 4:1, 2). Toentertijd stond evenwel iedereen in de gemeenschap onder de regeling van het Wetsverbond, en dit vergrootte het aantal mensen voor wie de oudere mannen verantwoordelijk waren. Maar in deze tijd zal het aantal personen binnen iedere gemeente in de meeste gevallen niet zo groot zijn, zodat het gewoonlijk voldoende is wanneer drie personen in een rechterlijk comité zitting hebben. Wanneer de ernst van wat bij de kwestie betrokken is het rechtvaardigt dat vier of zelfs vijf ervaren mannen als comité dienen, mag dit zo geregeld worden.

39 Het is niet nodig dat degene die een probleem heeft, zich er overmatig bezorgd over maakt wie precies de ouderlingen zijn met wie hij zal samenkomen. Christenen die zich aan degenen die hen weiden onderwerpen, kunnen het volste vertrouwen hebben dat de onderherders het beste voor de kudde wensen (Hebr. 13:17). Zij dienen het oordeel te respecteren van degenen die zijn aangesteld om Gods rechtvaardige beginselen ten uit voer te leggen en aan te tonen wat er in Zijn Woord staat, evenals dit in het Israël van weleer verwacht werd (Deut. 17:10-13). Als van de overtreder of beschuldigde bekend is dat hij of zij bepaalde negatieve gevoelens jegens een van de ouderlingen heeft, zal het lichaam van ouderlingen dit in gedachten houden en bij het doen van hun keuze van een goed oordeel blijk geven. Door van consideratie jegens alle betrokkenen blijk te geven, zullen zij tijdens het verhoor de grootst mogelijke medewerking ontvangen van degenen die worden gehoord.

40 In zeldzame gevallen zou het kunnen voorkomen dat een of meer van de betrokkenen beweren dat een lid van het rechterlijke comité partijdig is. Als dit voorafgaand aan het werkelijke verhoor gebeurt, zal het lichaam van ouderlingen beschouwen of er enige grond voor een dergelijke bewering is. Spreuken 24:23 zegt: „Het tonen van partijdigheid in het gericht is niet goed.” Het wordt derhalve aan het plaatselijke lichaam van ouderlingen overgelaten om te beslissen of een wijziging in de samenstelling van het comité noodzakelijk is. Ouderlingen die verwant zijn aan een beschuldigde of die samen met de betrokken persoon in zaken geweest zijn of met wie zij bijzonder bevriend waren, zullen normaal gesproken niet in het rechterlijke comité dienen wanneer er andere bekwame broeders beschikbaar zijn. Een ieder dient er naar eer en geweten van overtuigd te zijn dat hij zonder partijdigheid kan dienen.

41 Het dient duidelijk te zijn dat er bij het uitkiezen van dergelijke comités geen „rouleringsregeling” betrokken is. Met het oog op het feit dat er veel pas-aangestelde ouderlingen zijn, die in het verleden nog geen enkele ervaring met het behandelen van rechterlijke aangelegenheden hebben opgedaan, mag het lichaam van ouderlingen een van hen uitnodigen om in een comité te dienen ten einde zaken te behandelen die niet al te gecompliceerd zijn. Op die manier zullen onervaren ouderlingen de kans krijgen om te leren terwijl zij zitting hebben in een rechterlijk comité dat een werkelijke zaak behandelt.

42 Wanneer een rechterlijk comité eenmaal met de behandeling van een zaak begint, moeten er ook nog andere factoren in gedachten gehouden worden. In plaats van slechts naar strakke regels te zoeken om vast te stellen hoe een situatie aangepakt moet worden, is het nodig te bepalen of er werkelijk een fundamentele wet van God overtreden is. Bijbelse beginselen, de omstandigheden die erbij betrokken zijn, alsook de ernst van de begane zonde — dit zijn allemaal factoren die afgewogen moeten worden. En wat valt er over de houding van de betrokken persoon te zeggen? Ook dit is belangrijk. Door de zaken op een dergelijke wijze aan te pakken en grondig te werk te gaan, zullen rechterlijke comités het vermijden personen overhaast terecht te wijzen of uit te sluiten, terwijl er onvoldoende gronden voor een dergelijk optreden zijn (Spr. 25:8). En omgekeerd zullen zij, wanneer zij met personen te maken hebben die niet werkelijk van oprecht berouw blijk gegeven hebben, niet al te toegevend zijn. Wij herinneren ons hoe Paulus de Korinthische christenen aanmoedigde een uitgesloten man die berouw had getoond, weer in hun midden op te nemen. Niettemin maakte hij in diezelfde tweede brief melding van anderen die onberouwvol over hun kwaaddoen bleven. — 2 Kor. 12:21.

43 Waarlijk geestelijk gezinde mannen te hebben die op onpartijdige wijze in een rechterlijke hoedanigheid binnen de gemeente dienen, is een liefdevolle voorziening voor ons bestwil. Gehoorzaamheid aan Gods wet en eerbied voor degenen die haar ten uitvoer leggen, brengt vele voordelen. Niet alleen worden wij geholpen de rechtvaardige beginselen van de bijbel te begrijpen en toe te passen, wat op zichzelf genomen ons al behoedt en rein houdt, maar de tenuitvoerlegging van Gods wet dient ook om ons, wanneer dat nodig wordt, streng te onderrichten, terecht te brengen en te herstellen. Wij zijn aldus in staat een goedgekeurde positie voor het aangezicht van Jehovah te behouden, hetgeen onontbeerlijk is voor leven in zijn komende nieuwe ordening. — Ps. 19:7-11.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen