Een „lichaam van ouderlingen” met roulerend voorzitterschap
In de slottoespraak op elk van de „Goddelijke Naam”-districtsvergaderingen van Jehovah’s getuigen werd veel over „ouderlingen” gezegd en werd nog dieper ingegaan op hetgeen in de voorgaande studieartikelen is afgedrukt. Deze inlichtingen werden met enthousiasme ontvangen en wij publiceren ze hier ten behoeve van al onze lezers:
U ZULT u herinneren dat in de lezing „Theocratische organisatie te midden van democratieën en communisme” werd gezegd dat de gemeentedienaar optreedt als voorzitter van de gemeente. Wij noemen hem vaak de presiderende dienaar. Volgens de schriftuurlijke uiteenzetting die wij hebben gehoord, is de gemeentedienaar zowel een „oudere man” of ouderling als een opziener. Er werd ook gezegd: „Wanneer het voorzitterschap dat hij heeft bekleed na verloop van tijd rouleert en op een ander lid van de raad van ouderlingen of het ’lichaam van oudere mannen’ overgaat, blijft hij nog steeds een lid van die raad en worden hem passende taken toegewezen.” — Blz. 117, paragraaf 21.
Sommige broeders nu vragen wat er met dit rouleren wordt bedoeld en of dit ook in onze tijd dient te geschieden.
Wij hebben gemerkt dat gemeenten volgens de bijbel een aantal oudere mannen kunnen hebben die allen opzieners zijn. De apostel Paulus spreekt over een „lichaam van ouderlingen [Grieks: presbuterion]”. In 1 Timótheüs 4:14 lezen wij: „Veronachtzaam de gave in u niet, die u werd gegeven door middel van een voorzegging en toen het lichaam van oudere mannen [of: ouderlingen] u de handen oplegde.” Hier was een „lichaam van oudere mannen” dat verantwoordelijkheid had. En tot Titus zei Paulus, zoals in Titus 1:5 staat opgetekend: „Daarom heb ik u op Kreta achtergelaten, opdat gij de dingen waaraan wat ontbrak, in orde zoudt brengen en in stad na stad oudere mannen zoudt aanstellen, zoals ik u orders heb gegeven.” In de voetnoot van de New World Translation, uitgave van 1971, wordt verwezen naar het ’aanstellen van ouderlingen’. Deze mannen werden aangesteld om ouderlingen en opzieners in de gemeente te zijn. Geen van hen trachtte de belangrijkste, verantwoordelijkste en meest prominente en gezaghebbende positie in de gemeente te verkrijgen, noch wilden zij dat soort van personen zijn (1 Tim. 3:1). Zij vormden allen een lichaam van herders die graag voor de schapen wilden zorgen en zij werkten allen als een lichaam van ouderlingen samen. — Hand. 20:17, 28.
Natuurlijk zou dit „lichaam van ouderlingen” een voorzitter moeten hebben die zorg droeg voor het herderlijke werk dat in de gemeente gedaan moest worden. In die vroege dagen van de christelijke gemeente rouleerde het voorzitterschap zeer waarschijnlijk onder de ouderlingen.
JAARLIJKSE ROULERING
De vraag die de broeders nu stellen is: Hoe zal dit thans in zijn werk gaan? Het schijnt goed te zijn om de ouderlingen jaarlijks te laten rouleren. Betekent dit dat de gemeentedienaar elk jaar veranderd zal worden? Ja! Hij zal nog steeds een ouderling, nog steeds een van de opzieners zijn, maar een andere ouderling in de gemeente zal nu gemeentedienaar of de voorzitter van het „lichaam van oudere mannen” worden. Dat wil niet zeggen dat de nieuwe voorzitter nu de belangrijkste ouderling wordt; het betekent eenvoudig dat hij gedurende een bepaalde tijd extra verantwoordelijkheden te behartigen krijgt.
De inlichtingen die wij op de vrijdagmiddag van de districtsvergadering hebben gekregen, gaven te kennen dat er vijf verschillende mannen konden zijn die vijf sleutelposities in de gemeente innamen, namelijk de gemeentedienaar, de assistent-gemeentedienaar, de bijbelstudiedienaar, de Wachttoren-studiedienaar en de dienaar der theocratische bedieningsschool. Zij dienden allen „oudere mannen” van de gemeente te zijn als de gemeente zoveel aangestelde ouderlingen heeft, en zij zouden een „lichaam van ouderlingen” vormen. Als zij zouden rouleren, zou er elk jaar een nieuwe voorzitter zijn. Onder de rouleringsregeling zou de voorzitter, de gemeentedienaar, zijn positie afstaan en logischerwijs zou de assistent-gemeentedienaar gedurende de volgende jaarlijkse termijn in de hoedanigheid van voorzitter, of gemeentedienaar, optreden.
Het schijnt goed te zijn om in overeenstemming met datgene wat in de lezing over de „Theocratische organisatie” werd gezegd, te beginnen met 1 oktober 1972 deze rouleringsmethode in werking te stellen. Zo Jehovah wil, zal dus volgend jaar, op 1 oktober 1972, degene die dienst doet als assistent-gemeentedienaar, indien mogelijk, de plaats van de gemeentedienaar innemen en zullen alle andere oudere mannen of ouderlingen in de gemeente van positie verwisselen. Logischerwijs zal de bijbelstudiedienaar de assistent-gemeentedienaar worden, de Wachttoren-studiedienaar zal de bijbelstudiedienaar worden en de dienaar der theocratische bedieningsschool zal de Wachttoren-studiedienaar worden. De vroegere gemeentedienaar, die nog steeds deel uitmaakt van het „lichaam van ouderlingen” en nog steeds een toewijzing heeft om de kudde Gods te weiden, zal (als er slechts vijf ouderlingen zijn) de overgebleven vacante positie van de opzieners innemen, hetgeen de positie van de dienaar der theocratische bedieningsschool zal zijn. Gedurende het volgende jaar zal hij dus dat dienstvoorrecht hebben als een deel van zijn verantwoordelijkheid in het weiden van de kudde Gods. Samen met het gehele „lichaam van ouderlingen” zal hij een van de opzieners blijven, maar de voorzitter van het „lichaam van ouderlingen” zal de nieuwe gemeentedienaar zijn en hij zal het algemene opzicht over het werk hebben. Als er vijf verschillende ouderlingen zijn die vijf verschillende toegewezen ambten bekleden, dan zullen allen elk jaar een andere positie gaan bekleden.
De vraag zou gesteld kunnen worden: Als een ouderling het ambt van voorzitter nu eens niet wenst te vervullen of hier om de een of andere reden niet toe in staat is, wat dan? Dan zou op het „lichaam van ouderlingen” de taak rusten de aanbeveling te doen dat hij overgeslagen wordt en misschien de volgende die in de roulering aan de beurt is, dienst als voorzitter zal verrichten. Onder die omstandigheden zou de bijbelstudiedienaar wellicht gedurende het komende jaar de positie van gemeentedienaar kunnen innemen en de presiderende voorzitter kunnen zijn. Maar alle posities dienen te wijzigen, tenzij het een kleine gemeente is met slechts één ouderling. Dit zou het geval kunnen zijn in pas opgerichte gemeenten. Wij moeten in gedachten houden dat alle oudere mannen die door het besturende lichaam op het hoofdbureau als ouderlingen en opzieners zijn aangesteld, een ambt van verantwoordelijkheid op zich nemen en daarom dient iedereen bereid te zijn wat zijn ambt betreft te rouleren en gedurende een jaar de voorzitter te zijn en de positie van de presiderende dienaar in te nemen. Ook zal elke ouderling die op zijn verzoek wordt overgeslagen niet nog een jaar in het door hem beklede ambt blijven dienen, maar hij zal met een ander voor hem aanvaardbaar verantwoordelijk ambt worden belast.
Het is waar dat sommige gemeenten niet genoeg bekwame ouderlingen of opzieners hebben en sommige broeders momenteel misschien twee ambten hebben. In zulke gevallen zal het „lichaam van ouderlingen” een aanbeveling bij het besturende lichaam moeten doen met betrekking tot degene die in de volgende ronde twee posities zou kunnen bekleden wanneer er een nieuwe voorzitter, of presiderende dienaar, van het „lichaam van ouderlingen” is.
IN AANMERKING KOMEN VOOR OUDERLING
Als de gemeente nu echter niet vijf broeders heeft die voor ouderling in aanmerking komen en de broeders die voor opziener in aanmerking komen niet de tijd hebben om voor het werk te zorgen dat bij meer dan een dienaarspositie betrokken is? Wat dan? In dat geval zou een diakonos of dienaar in de bediening gebruikt kunnen worden, maar wanneer er een dienaar in de bediening, of diakonos, wordt gebruikt om een theocratische bedieningsschool te leiden, betekent dit nog niet dat hij automatisch, door dat ambt te bekleden, een lid van het „lichaam van ouderlingen” zou worden. Hij moet aan de vereisten voldoen voordat hij als ouderling aangesteld zou worden. Wanneer hij eenmaal als een lid van het „lichaam van ouderlingen” is aangesteld, of er nu vijf ouderlingen of meer in de gemeente zijn, zou hij zijn ambt bij toerbeurt vervullen door de diverse ambten te behartigen waarvoor het „lichaam van ouderlingen” hem zou aanbevelen en waarvoor het besturende lichaam hem zeer waarschijnlijk zal aanstellen.
Zoals in de lezing over „Theocratische organisatie” werd uiteengezet, zal, wanneer iemand door het besturende lichaam tot „oudere man” of ouderling wordt aangesteld, deze aanstelling van kracht blijven en niet na verloop van een jaar ophouden. Hij zou de positie van een ouderling natuurlijk wel verliezen als hij onder voorwaarden werd gesteld of uit de gemeente werd gesloten. Dan zou hij die voortreffelijke positie, om een herder van de kudde Gods te zijn, kwijtraken. Als hij wegens ziekte of om een andere reden gedurende een bepaalde tijd het werk van een aangestelde dienaar niet zou kunnen behartigen, zou dat niet betekenen dat hij niet langer een ouderling was.
Laten wij aannemen dat een gemeente zes of zelfs zeven ouderlingen had. Dan zouden twee ouderlingen geen toewijzing hebben als dienaren in de vijf dienarenposities die eerder zijn genoemd. Wat zou er met hen gebeuren wanneer de overdracht van posities elk jaar op 1 oktober plaats vindt? Waarschijnlijk zou een de positie van de dienaar der theocratische bedieningsschool kunnen bekleden en de vroegere gemeentedienaar zou nu een van de twee oudere mannen zijn die geen aanstelling hebben voor een van die vijf dienarenposities. Hij zou echter nog steeds een lid van het „lichaam van ouderlingen” zijn en zou stellig belangstelling voor de gemeente hebben. Hij zou een actief aandeel hebben aan het weiden van de kudde. Hij zou blij zijn een aandeel aan de dienstvergadering en te hebben of zou op elk tijdstip voor een van de andere officieel aan gestelde leden die misschien weg of ziek zouden zijn, willen inspringen.
Ouderlingen in de gemeente kunnen, of zij nu al dan niet voor een andere dienaarspositie zijn aangesteld, heel goed in uitgekozen particuliere huizen als gemeenteboekstudieleiders dienst doen. En vooral wanneer zij niet actief zijn in de positie van een andere dienaar zal dit dikwijls mogelijk zijn. Wij hebben goede mannen in deze posities nodig en zoals de bijbel zegt, moet een opziener ’bekwaam zijn om te onderwijzen’. — 1 Tim. 3:2.
Iemand wordt echter nog geen ouderling, louter omdat hij als boekstudieleider wordt aangesteld. Hij heeft misschien niet de hoedanigheden om een ouderling of „oudere man” te zijn. In veel gevallen kan het „lichaam van ouderlingen” het nodig vinden degenen die in de Schrift als dienaren in de bediening worden aangeduid, voor boekstudieleiders te gebruiken (1 Tim. 3:8-10, 12, 13). Met andere woorden, de dienaar in de bediening helpt de ouderlingen bij het onderwijzen omdat er niet voldoende ouderlingen in de gemeente zijn om voor al deze gemeenteboekstudies zorg te dragen.
De broeders die als tijdschrift- en gebiedsdienaren, lectuurdienaren en comptabiliteitsdienaren zijn aangesteld, dienen op zijn minst dienaren in de bediening te zijn zoals die in de bijbel worden beschreven. Het is niet nodig dat ouderlingen in de gemeente worden aangesteld om voor lectuur, tijdschriften, gebied of comptabiliteit te zorgen. Deze mannen die dienaren in de bediening zijn, zijn assistenten van het „lichaam van ouderlingen”.
Hoe kan iemand ooit een ouderling worden? In 1 Timótheüs 3:1 lezen wij: „Indien iemand een opzienersambt tracht te verkrijgen, begeert hij een voortreffelijk werk.” Een jongeman die misschien als dienaar in de bediening wordt aangesteld en een gemeenteboekstudie leidt of andere door de raad van ouderlingen voorgeschreven werkzaamheden behartigt, streeft stellig naar een voortreffelijk werk. Hij dient ernaar te verlangen een „oudere man” of opziener te zijn, maar het kan zijn dat hij nu nog niet alle hoedanigheden bezit om de kudde Gods te weiden. Wanneer hij echter aan de vereisten voldoet die in 1 Timótheüs 3 en Titus 1 worden uiteengezet, kan hij bij het besturende lichaam worden aanbevolen om als ouderling te worden aangesteld. Het „lichaam van ouderlingen” heeft de taak zo iemand als ouderling en opziener in de gemeente aan te bevelen. Als lid van het „lichaam van ouderlingen” zal hij dan te zamen met alle andere leden van het „lichaam van ouderlingen” het werk van een herder op zich nemen en wanneer het zijn beurt is als voorzitter optreden.
Hoe staat het met gemeenten waar de Koninkrijksverkondigers voor het merendeel uit zusters bestaan? Kunnen zij ouderlingen zijn? Neen, zij zouden niet als ouderlingen en ook niet als dienaren in de bediening aangesteld kunnen worden. Het besturende lichaam zou echter bepaalde rijpe, nederige zusters kunnen vragen de broeders in de gemeente te assisteren of te vervangen bij het zorg dragen voor het werk totdat er een bekwame broeder beschikbaar is.
Waarom hoeven de comptabiliteits-, lectuur- en tijdschrift- en gebiedsdienaren geen ouderlingen te zijn? Deze posities in de gemeente houden verband met het werk dat hoofdzakelijk mechanisch van aard is of met administratie te maken heeft. Het „lichaam van ouderlingen” moet de kudde weiden of zorg dragen voor het geestelijke welzijn van alle afzonderlijke personen, terwijl de comptabiliteits-, lectuur- en tijdschrift- en gebiedsdienaren zorg dragen voor de boekhouding, inventaris en voorraden die de broeders en zusters nodig hebben. Deze posities worden daarom bekleed door dienaren in de bediening of diakonoi. Wanneer er natuurlijk voldoende broeders zijn die aan de vereisten voor ouderlingen voldoen, is er geen bezwaar tegen dat ouderlingen deze posities bekleden, maar louter omdat personen dit werk doen, zijn zij nog geen ouderlingen.
Dienen de boekstudieleiders geen ouderlingen te zijn omdat zij onderwijzen? Het zou prachtig zijn als er voldoende „oudere mannen” in de gemeente zouden zijn om alle boekstudieposities te bekleden. In de meeste gemeenten is dit echter niet het geval gebleken. Daarom moesten er dienaren in de bediening gebruikt worden totdat het lichaam van ouderlingen groot genoeg is om deze posities over te nemen. Daarom werd er gezegd dat waar er voldoende ouderlingen in de gemeente zijn, ouderlingen stellig gemeenteboekstudieleiders dienen te zijn, omdat er heel veel goeds gedaan kan worden bij het weiden van dit gedeelte van de kudde dat aan hun zorg is toevertrouwd. Iemand die een opziener of ouderling is, draagt een zeer zware verantwoordelijkheid, zoals in Handelingen 20:28 wordt uiteengezet: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente Gods te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht.” De opziener moet een intense belangstelling hebben voor hun geestelijke welzijn omdat, zoals in 20 vers 29 wordt uiteengezet, Paulus eveneens zei: „Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet teder zullen behandelen.” De opziener of ouderling moet werkelijk vast staan in de waarheid. Hij moet de schapen helpen en bereid zijn verantwoordelijkheid op zich te nemen.
DIENSTCOMITÉ OF RECHTERLIJK COMITÉ
Zal er nog steeds een comité van drie zijn om in het algemeen voor sommige problemen te zorgen of om als een rechterlijk comité in de gemeente op te treden? Ja, en dit rechterlijke comité zal nog steeds worden gevormd door de voorzitter of gemeentedienaar, de assistent-gemeentedienaar en de bijbelstudiedienaar. Soms kan het echter zijn dat een van hen wegens verwantschap of omdat hij er op de een of andere wijze bij betrokken is, niet bevoegd is in deze hoedanigheid op te treden. Dan zou dit comité natuurlijk iemand van de andere ouderlingen kunnen uitkiezen om een comité te vormen ten einde een zaak te horen. Als een broeder, om welke reden dan ook, niet bevoegd is om in een rechterlijk comité op te treden, dient hij zich terug te trekken en het „lichaam van ouderlingen” een andere ouderling of ouderlingen laten uitkiezen om zitting te nemen in het comité en de feiten in de zaak aan te horen. Het is niet nodig dat alle ouderlingen bij een verhoor aanwezig zijn, maar de broeders die deze drie posities bekleden, zouden in de meeste gevallen degenen kunnen zijn die de grote problemen gedurende het jaar behandelen, vooral wanneer er een rechterlijk comité vereist wordt.
In verband met het eigendomsrecht en de exploitatie van enkele van de Koninkrijkszalen zijn er stichtingen gevormd. [In andere landen zijn misschien andere wettelijke regelingen getroffen.] Is de rouleringsregeling ook op zulke stichtingen van toepassing? Neen. Wat wij hier bespreken, heeft alleen betrekking op posities in de gemeenten waarvoor personen door het besturende lichaam op het hoofdbureau worden aangesteld.
OFFICIËLE AANSTELLING VAN OUDERLINGEN
Hoe zal het „lichaam van ouderlingen” gedurende de komende maanden voor 1 oktober 1972 in elke gemeente worden uitgekozen? Het besturende lichaam zal door middel van het Wachttorengenootschap een brief uitsturen waarin het comité dat thans voor de activiteit van elke gemeente zorgt, wordt gevraagd om, nadat er verdere inlichtingen over dit onderwerp in de kolommen van De Wachttoren zijn gepubliceerd en geestelijk zijn verwerkt, rustig te gaan zitten en onder gebed te beschouwen wie in hun gemeente werkelijk aan de vereisten voor een ouderling of opziener voldoet. Natuurlijk zullen zij zorgvuldig 1 Timótheüs 3:2-7, Titus 1:5-9 en 1 Petrus 5:1-5 doorlezen. Degenen die ervoor in aanmerking schijnen te komen, zullen met deze vereisten uit Gods Woord worden vergeleken. Dan zullen er aanbevelingen aan het besturende lichaam worden gedaan. Het zou echter kunnen zijn dat dit comité van drie een aantal broeders in de gemeente kent die definitief de bekwaamheid van ouderlingen bezitten en indien zij dit willen, mogen zij hen erbij halen om samen met hen alle broeders in de gemeente te beschouwen.
In plaats dat dan de drie beslissen wie voor ouderlingen in aanmerking komen, zou het goed zijn met vijf, zes, zeven of acht broeders, als er zoveel oudere broeders zijn die reeds in de loop der jaren bewezen hebben aan deze vereisten te voldoen, te gaan zitten en te beslissen wie onder hen schriftuurlijk bevoegd is de positie van ouderling te bekleden. In grotere gemeenten zouden zij zelfs wel acht, negen of tien ouderlingen kunnen aanbevelen omdat deze broeders de gewenste hoedanigheden bezitten. Terzelfder tijd zullen zij misschien willen beslissen wie ervoor in aanmerking komen dienaren in de bediening te zijn. Stellig zal niet iedereen in de gemeente ervoor in aanmerking komen een ouderling of dienaar in de bediening te zijn, want er komen nieuwelingen in de gemeente en er zijn personen die geen goede vorderingen maken. Of iemand een ouderling is, wordt niet noodzakelijkerwijs bepaald door het aantal uren dat hij aan de velddienst besteedt. Van het grootste belang zijn zijn geestelijke hoedanigheden, zijn liefde voor Jehovah God, zijn belangstelling voor zijn medewerkers in de gemeente, en zijn bekwaamheid als een onderwijzer en als iemand die kan terechtwijzen en vermanen. Natuurlijk moet hij ook enthousiast zijn voor de prediking van het goede nieuws, maar hij moet voornamelijk iemand zijn die degenen die zich reeds in de kudde Gods bevinden, zal weiden, terwijl hij hen tevens zal leiden in het veld.
Zeer waarschijnlijk zal het besturende lichaam vragen om (1) de aanbeveling van de gemeente voor ouderlingen en vervolgens hun aanbeveling met betrekking tot wie van degenen die als ouderlingen zijn aanbevolen het ambt van gemeentedienaar of voorzitter van het „lichaam van ouderlingen” dient te vervullen gedurende het jaar dat op 1 oktober 1972 begint, en tevens wie de andere genoemde sleutelposities, vijf in getal, dienen te bekleden, (2) alsook hun aanbeveling van dienaren in de bediening; elk van hen zou de positie van comptabiliteits-, lectuur- of tijdschrift- en gebiedsdienaar kunnen bekleden, naargelang het „lichaam van ouderlingen” het goeddunkt hen te gebruiken. Natuurlijk kunnen ook „oudere mannen” deze posities bekleden, maar hun voornaamste werk is om herders en onderwijzers te zijn.
Nadat het besturende lichaam de aanbevelingen van de gemeente heeft ontvangen, zullen er juiste aanstellingen worden gedaan.Het besturende lichaam zal de ouderlingen in elke gemeente aanstellen en deze inlichtingen zullen door het besturende lichaam via de diverse kantoren van het Genootschap over de gehele wereld worden uitgezonden.
OUDERLINGEN AANGESTELD OM GEMEENTEN TE BEZOEKEN
Hoe staat het dan met kring- en districtsdienaren? Zullen zij ook rouleren? Ja, het Genootschap verwacht dat ook zij zullen rouleren zodat zij elke twee jaar een nieuwe toewijzing zullen ontvangen. Soms kunnen kringdienaren zelfs voor een periode van twee jaar als districtsdienaar worden aangesteld en vervolgens, nadat zij districtsdienaar zijn geweest, kunnen zij weer als kringdienaar worden aangesteld, hetgeen ervan afhangt wat men in het belang van het werk in het algemeen in het hele land het beste acht.
Deze broeders voldoen natuurlijk aan de vereisten voor ouderlingen; daarom bekleden zij deze posities. Bij het bezoeken van gemeenten zullen zij volledig met het „lichaam van ouderlingen” van elke gemeente samenwerken en een aandeel hebben aan hun activiteiten in het veld en aan het geestelijk opbouwen van de gehele gemeente. Nadat er echter gedurende het jaar dienaren zijn aangesteld of zij het jaar daarop rouleren, zal de kringdienaar geen aanbeveling hoeven te doen voor wijzigingen, tenzij de kringdienaar te zamen met het hele „lichaam van ouderlingen” ziet dat er een dringende noodzaak voor een verandering bestaat.
Heeft een kringdienaar, wanneer hij een gemeente bezoekt, meer autoriteit dan de ouderlingen van de gemeente en kan hij dingen in de gemeente veranderen, zoals vergadertijden, de regeling van de zaal, of het veranderen van broeders in de diverse posities van opzicht? Neen! Een kringdienaar heeft die autoriteit niet. Een kringdienaar is gewoon een ouderling die door het Genootschap is aangesteld om gemeenten te bezoeken ten einde die geestelijk op te bouwen en de leiding te nemen in de velddienst. Het feit dat hij kringdienaar is, wil niet zeggen dat hij bekwamer is dan de plaatselijke ouderlingen. Dikwijls gebruikt het Genootschap gemeentedienaren om op weekeinden kringdienaren te zijn en andere gemeenten in de omgeving te bedienen. Deze gemeentedienaren of andere dienaren worden gebruikt omdat zij bekwaam zijn om geestelijke raad en steun te geven. De kringdienaar of districtsdienaar dient nooit te denken dat hij superieur is aan het „lichaam van ouderlingen” in de gemeente. Hij dient zichzelf te beschouwen als een ouderling die door het Genootschap naar de gemeente is gezonden om alle mogelijke hulp en bijstand te verlenen en de hele gemeente aan te moedigen voorwaarts te gaan in hun grootse werk. Het „lichaam van ouderlingen” in de gemeente dient twee maal per jaar naar het bezoek van de kringdienaar, die ook een ouderling is, uit te zien in de wetenschap dat hij goede geestelijke raad uit Gods Woord zal verschaffen en dat hij zelf de juiste leiding zal geven in de velddienst.
Natuurlijk zal het besturende lichaam hier in de komende tijd nog heel wat meer over te zeggen hebben in de publikaties van het Genootschap. Ondertussen zullen de gemeenten net zo blijven functioneren met de aangestelde dienaren als altijd en wanneer het september 1972 wordt, zullen de gemeenten, die inmiddels hun aanstellingen van dienaren zullen hebben ontvangen, het werk gedurende de maand september aan de nieuwe dienaren beginnen over te dragen en op 1 oktober zal de nieuwe presiderende dienaar van de gemeente de voorzitter worden van het „lichaam van ouderlingen” of oudere mannen, terwijl een ieder zich kwijt van zijn taak als opziener. Elk jaar zullen de broeders in de gemeente in hun respectieve posities rouleren en als een lichaam samenwerken terwijl zij slechts een belang in gedachten zullen hebben, namelijk het welzijn van de gemeente zelf, en zij zullen samenwerken en de kudde Gods die aan hun zorg is toevertrouwd, weiden.
Deze organisatorische wijzigingen zullen ertoe bijdragen de werkzaamheid van de gemeenten nog meer in overeenstemming te brengen met Gods Woord en dit zal stellig nog meer zegeningen van Jehovah tot gevolg hebben. Hierdoor zal de lading werk in de gemeenten meer worden verdeeld en dit zal het mogelijk maken dat de „oudere mannen” meer aandacht aan het werkelijke onderwijzen van Gods Woord en het weiden van de kudde kunnen besteden ten einde een ieder te helpen sterk in het geloof te blijven. En wanneer wij een duidelijker inzicht in de kwestie van opzieners krijgen, zal dit ons ook helpen onze aandacht scherper op Jehovah God, onze Voornaamste Opziener, te richten en op degene die door Jehovah als het Hoofd van Zijn gemeente is aangesteld, namelijk de Heer Jezus Christus, die thans actief als koning regeert. Wanneer wij dit doen, zal het onze waardering voor de wijze waarop Jehovah zijn volk leidt, ten zeerste sterken.